Gelovigen Deel Guz 18
374
Wij de druppel tot een bloedklonter, daarna maakten
Wij van de klonter een kleine vleesklomp, waarna Wij
die kleine vleesklomp voorzagen van beenderen,
vervolgens bekleedden Wij die beenderen met vlees en
later brachten Wij het voort als een andere schepping.
Gezegend dus is Allah, de Beste der Scheppers. (15) En
vervolgens zullen jullie zeker daarna sterven. (16)
Daarna zullen jullie op de Dag der Opstanding
herrijzen. (17) En voorwaar, Wij hebben boven jullie
zeven hemelen geschapen, en Wij veronachtzamen de
schepping niet. (18) En Wij stuurden uit de hemel water
neer in (afgemeten) hoeveelheid, waarna Wij het
blijvend in de grond vasthouden. En waarlijk, Wij zijn
in staat om het weg te nemen. (19) Daarna brachtenWij
voor jullie daarmee tuinen van dadelpalmen en druiven
voort, waarin er veel fruit voor jullie is en waarvan
jullie eten. (20) En een boom die groeit op de Berg
Sinai, die olie en een gerecht voor hen die eten levert.
(21) En waarlijk! In het vee is er zeker een les voor
jullie. Wij geven jullie te drinken van wat in hun buiken
is, En daarin zijn vele voordelen voor jullie en daarvan
eten jullie. (22) En op hen en op de schepen worden
jullie gedragen. (23) En voorwaar, Wij hebben Noah
naar zijn volk gestuurd en hij zei: “O mijn volk!
Aanbidt Allah! Jullie hebben geen andere God behalve
Hem. Zijn jullie dan niet bang?” (24) Maar de
stamhoofden van degenen die onder zijn volk
ongelovig waren, zeiden: “Hij is niet meer dan een
mens zoals jullie, hij probeert zichzelf boven jullie te
stellen. Als Allah het gewild had, dan had Hij beslist
Engelen neergezonden; nog nooit hebben wij zoiets
gehoord van de voorvaders. (25) Hij is slechts een man
Hoofdstuk soera 23 Al-Moe’minōen – De
Gelovigen Deel Guz 18
375
die krankzinnig is, wacht dus een tijdje op hem.” (26)
(Noah) zei: “O mijn Heer! Help mij want zij ontkennen
mij.” (27) toen openbaarden Wij aan hem (zeggende):
“Bouw een schip onder Onze ogen en volgens Onze
openbaring. En als Ons bevel komt, en de oven
overkookt, neem dan aan boord van elk soort twee en
jouw familie, behalve degenen waar het Woord al tegen
is uitgevaardigd. En spreek Mij niet aan om gunsten te
verlenen voor degenen die gezondigd hebben. Waarlijk,
zij zullen verdrinken. (28) En als jullie ingescheept zijn,
jij en iedereen die met jouw is, zeg dan: “Alle
lofbetuigingen en dank zijn voor Allah, Die ons van het
volk dat onrechtvaardig is, gered heeft.” (29) En zeg:
“Mijn Heer! Laat mij op een gezegende plaats
aankomen, want U bent de Beste van degenen Die
plaatsen geven.” (30) Waarlijk, hierin zijn er zeker
Tekenen voor mensen van begrip, want zeker Wij
hebben (de mens) aan een beproeving onderworpen.
(31) Vervolgens brengen Wij na hen een andere
generatie voort. (32) En Wij hebben hen een
Boodschapper gestuurd (zeggende): “Aanbidt Allah!
Jullie hebben geen andere God dan Hij. Zijn jullie dan
niet bang?” (33) En de stamhoofden van zijn volk, die
ongelovig waren en de ontmoeting in het Hiernamaals
ontkenden en die Wij de weelde en het gemak van dit
leven hadden gegeven, zeiden: “Hij is niets meer dan
een mens zoals jullie, hij eet wat jullie eten en drinkt
wat jullie drinken. (34) Als jullie een mens moeten
gehoorzamen zoals jullie zelf, dan waarlijk! Jullie
zouden zeker verliezers zijn. (35) Belooft hij jullie dat
wanneer jullie gestorven zijn en tot stof en botten
geworden zijn, jullie weer levend zullen worden? (36)
Hoofdstuk soera 23 Al-Moe’minōen – De
Gelovigen Deel Guz 18
376
Ver, ver weg is wat aan jullie beloofd is. (37) Er is niets
dan ons leven in deze wereld! Wij sterven en wij leven!
En wij zullen niet herrijzen! (38) Hij is slechts een man
die een leugen over Allah bedacht heeft, maar wij
zullen hem niet geloven.” (39) Hij zei: “O mijn Heer!
Help mij want zij ontkennen mij.” (40) (Allah) zei:
“Over een poosje zullen zij zeker spijt hebben.”
(41)Terecht trof de bliksemslag hen toen, en Wij
maakten hen als afval van dode planten. Weg dus met
het volk dat onrechtvaardig is. (42) Vervolgens hebben
Wij een andere generatie geschapen. (43) Geen volk
kan de vastgestelde tijd overschrijden, noch kunnen zij
het vertragen. (44) Vervolgens stuurden Wij in
opeenvolging Onze Boodschappers.Telkens wanneer
een Boodschapper tot een volk kwam, werd hij
ontkend.Toen deden Wij hen elkaar opvolgen (in hun
vernietiging), en Wij maakten hen tot onderwerp van
verhalen. Ten onder gaat het volk dat niet gelooft! (45)
Toen stuurden Wij Mozes en zijn broeder Haaron met
Onze Tekenen en een duidelijk Bewijs. (46) Naar de
Farao en zijn gezagdragers, maar zij gedroegen zich
beledigend en zij waren een aanmatigend volk. (47) Zij
zeiden: “Zullen wij in twee mensen zoals onszelf
geloven, terwijl hun volk voor dienaren is?” (48) Dus
zij ontkenden hen beiden en behoorden toen tot
degenen die vernietigd werden. (49) En voorwaar, Wij
gaven Mozes het Boek, opdat (de Kinderen Israëls)
leiding mochten volgen. (50) En Wij hebben de zoon
van Maryam en zijn moeder als een Teken gemaakt, en
Wij gaven hen een toevluchtsoord op hoge gronden,
een rustplaats, zekerheid en stromende rivieren. (51) O
Boodschappers! Eet van het wettige en goede voedsel,
Hoofdstuk soera 23 Al-Moe’minōen – De
Gelovigen Deel Guz 18
377
en verricht goede daden (zowel de verplichte als de
vrijwillige). Waarlijk! Ik ben Welbekend met datgene
wat jullie doen. (52) En waarlijk! Dit is jullie
godsdienst en is de enige godsdienst. En Ik ben jullie
Heer, wees dus plichtsgetrouw tot Mij. (53) Maar zij
hebben hun godsdienst in sekten opgebroken, iedere
groep verheugend in zijn geloof. (54) Laat hen dus in
dwaling tot een bepaald tijdstip. (55) Denken zij dat
omdat Wij hen rijkdom en kinderen hebben gegeven,
(56) Wij Ons bespoedigen tot hen met goede zaken?
Nee, maar zij zien dat niet. (57) Waarlijk! Degenen die
in ontzag en vrees voor hun Heer leven. (58) En
degenen die in de Tekenen van hun Heer geloven, (59)
En degenen die geen deelgenoten aan hun Heer
toekennen. (60) En degenen die geven met hun harten
vol vrees omdat zij er zeker van zijn dat zij tot hun
Heer terugkeren. (61) Zij zijn het die wedijveren om de
goede daden en zij zijn er de eersten in. (62) En Wij
belasten niemand behalve volgens zijn vermogen en
met Ons is een rapport wat de Waarheid spreekt en hen
zal geen onrecht worden aangedaan. (63) Nee, maar
hun harten zijn onverschillig jegens dit Boek. En
bovendien hebben zij andere (slechte) daden naast wat
zij doen. (64) Totdat, wanneer Wij degenen onder hen
die in weelde leven leiden met de bestraffing treffen; zij
om hulp schreeuwen. (65) Schreeuw Die Dag niet (om
hulp): jullie zullen door Ons niet geholpen worden. (66)
Voorwaar, Mijn Verzen worden al voor jullie
gereciteerd, maar jullie draaien je op je hielen terug.
(67) Trots spreken zij er ’s nachts kwaad over. (68)
Hebben zij niet over het Woord nagedacht of is er iets
tot hen gekomen wat niet tot hun voorvaderen is
Hoofdstuk soera 23 Al-Moe’minōen – De
Gelovigen Deel Guz 18
378
gekomen? (69) Of is het dat zij hun Boodschapper niet
erkennen zodat zij hem verloochenen? (70) Of zeggen
zij dat “er krankzinnigheid in hem is?” Integendeel, hij
heeft hun de Waarheid gebracht maar de meesten van
hen zijn afkerig van de Waarheid. (71) En als de
Waarheid in overeenstemming met hun wensen was,
waarlijk, de hemelen en de aarde en alles wat daarop is
zou ten onder gaan. Nee, Wij hebben hun een
Overdenking gebracht, maar zij keren zich van de
Overdenking af. (72) Of is het zo dat jij (O
Mohammed) hen om een beloning vroeg? Maar de
beloning van jouw Heer is beter en Hij is de Beste van
de Voorzieners. (73) En zeker, jij roept hen op tot een
recht Pad. (74) En waarlijk, degenen die niet in het
Hiernamaals geloven, dwalen zeker af van het rechte
Pad. (75) En als Wij genade met hen zouden hebben en
hun ellende die zij ondergaan van hen zouden
verwijderen, dan zouden zij blijven doorgaan met hun
dwalingen. (76) En voorwaar, Wij grepen hen met
bestraffing, toch werden zij niet nederig voor hun Heer
noch werden zij ootmoedig. (77) Totdat Wij een poort
van zware bestraffing voor hen openden en zie! Zij
worden in de vernietiging gestort met diepe spijt,
berouw en wanhoop. (78) Hij is het, Die voor jullie het
gehoor, gezichtsvermogen en het hart geschapen heeft.
Jullie danken slechts weinig. (79) En Hij is het Die
jullie deed groeien op aarde en tot Hem zullen jullie
verzameld worden. (80) En Hij is het Die het leven
geeft en de dood veroorzaakt, en aan Hem behoort de
afwisseling van de nacht en de dag. Zullen jullie het
dan niet begrijpen? (81) Nee, maar zij zeggen hetzelfde
als wat de vroegeren zeiden. (82) Zij zeiden: “Als wij
Hoofdstuk soera 23 Al-Moe’minōen – De
Gelovigen Deel Guz 18
379
dood zijn en tot stof en beenderen geworden zijn, zullen
wij dan echt herrezen worden? (83) Waarlijk, dit is ons
beloofd, ons en onze vaders voor (ons)! Dit zijn slechts
de verhalen van de vroegeren.” (84) Zeg: “Aan wie
behoort de aarde en alles wat zich daarop bevindt? Als
jullie het maar weten!” (85) Zij zullen zeggen: “Het is
van Allah!” Zeg: “Zullen jullie daar dan niet aan
denken?” (86) Zeg: “Wie is (de) Heer van de zeven
hemelen en (de ) Heer van de Grote Troon?” (87) Zij
zullen zeggen: ”Allah.” Zeg: “Zullen jullie Allah dan
niet vrezen?” (88) Zeg: “In wiens handen is de
soevereiniteit van alles? En Hij beschermt (alles)
terwijl er tegen Hem geen beschermer is als jullie
weten.” (89) Zij zullen zeggen: “(Alles behoort) aan
Allah.” Zeg: “Waarom zijn jullie dan misleid?” (90)
Maar Wij hebben de Waarheid gebracht en waarlijk, zij
zijn leugenaars. (91) Geen zoon heeft Allah gekregen
noch is er een god naast Hem; zie, iedere god zou
weggenomen hebben wat hij geschapen had en
sommigen zouden geprobeerd hebben anderen te
overwinnen! Verheerlijkt is Allah boven al wat zij Hem
hebben toegekend! (92) Alwetende van het onzichtbare
en het zichtbare! Uitmuntend is Hij boven wat zij Hem
toekennen. (93) Zeg: “Mijn Heer! Als U mij laat zien
waarmee zij bedreigd worden. (94) Mijn Heer! Plaats
mij niet tussen de mensen die onrechtvaardig zijn!”
(95) En voorwaar, Wij zijn in staat om jou te laten zien
waarmee Wij hen bedreigd hebben. (96) Weer het
kwaad af met dat wat beter is. Wij zijn welbekend met
de dingen die zij uiten. (97) En zeg: “Mijn Heer, ik
zoek mijn toevlucht bij U tegen de influisteringen van
de Duivels. (98) En ik zoek toevlucht bij U, mijn Heer!
Hoofdstuk soera 23 Al-Moe’minōen – De
Gelovigen Deel Guz 18
380
Opdat zij mij niet (met hun slechtheden) zullen naderen
(tijdens mijn handelingen).” (99) Maar wanneer de
dood tot één van hen komt, zegt hij: “Mijn Heer! Stuur
mij terug, (100) Zodat ik goed kan doen in datgene wat
ik heb achtergelaten!” Nee! Het is slechts een woord
dat hij spreekt, en achter hem een scheiding tot de Dag
dat zij zullen herrijzen. (101) Dan, als de trompet
geblazen wordt, zal er geen verwantschap meer zijn
onder hen op die Dag, noch zullen zij elkander vragen.
(102) Degenen wiens weegschalen zwaar wegen: zij
zijn degenen die de welslagenden zijn. (103) En
degenen wiens weegschalen licht wegen: zij zijn
degenen die zichzelf verloren hebben, in de Hel zullen
zij verblijven. (104) Het Vuur zal hun gezichten
verbranden en daarin zullen zij verschrompelen. (105)
Werden niet Mijn Verzen aan jullie gereciteerd, en
hebben jullie die niet verloochend? (106) Zij zullen
zeggen: “Onze Heer! Onze tegenspoed overkwam ons
en wij waren een dwalend volk. (107) Onze Heer!
Breng ons hier uit; als wij het herhalen, dan zijn wij
zeker onrechtvaardigen.” (108) Hij zal zeggen: “Blijf
daarin en lijdt. En spreek niet tot Mij!” (109) Waarlijk!
Er was een deel van Mijn slaven die plachten te zeggen:
“Onze Heer! Wij geloven, vergeef ons dus en heb
medelijden met ons, want U bent de Beste der
Barmhartigen.” (110) Maar jullie hielden hen voor de
gek, en wel zo, dat jullie Mijn Overdenking vergaten
terwijl jullie om hen lachten! (111) Waarlijk! Deze Dag
heb Ik hun geduld beloond, zij zijn zeker degenen die
geslaagd zijn.” (112) Hij (Allah) zei: “Hoeveel jaren
brachten jullie op de aarde door?” (113) (Vertwijfeld)
zullen zij zeggen: “Wij verbleven (daar) een dag. Of
Hoofdstuk soera 23 Al-Moe’minōen – De
Gelovigen Deel Guz 18
381
was het een gedeelte van de dag? Vraag het aan (de
Engelen) die (onze daden tot in het kleinste detail)
bijhielden.” (114) Hij (Allah) zal zeggen: “(In
verhouding tot jullie verblijf in de Hel) was jullie
verblijf (op en in de aarde) maar van korte duur, als
jullie het weten. (115) Denken jullie dat Wij jullie
(zomaar) hebben geschapen zodat (jullie jezelf in
onachtzaamheid) kunnen vermaken (met de geneugten
des levens), zonder dat jullie bij Ons worden
geroepen?” (116) Uitmuntend en Verheven is Allah
(boven deze misvatting), de Ware Koning. Er is geen
god dan Hij, de Heer van de Verheven Troon! (117) En
ieder die een andere god naast Allah aanroept waarvoor
hij geen bewijs heeft: zijn afrekening is slechts bij zijn
Heer. Zeker! De ongelovigen zullen niet welslagen.
(118) En zeg: “Mijn Heer! Vergeef en heb medelijden,
want U bent de Beste van de Barmhartigen.”
Soerah 24 – An-Nōer (Medinisch)
Het Licht
In de naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.
(1) (Dit is) een Soerah die Wij neer hebben gezonden
en die Wij verplicht hebben gesteld en hierin hebben
Wij duidelijke Tekenen geopenbaard. Dat jullie daaraan
mogen denken. (2) De ontuchtige vrouw en de
ontuchtige man moeten ieder met honderd zweepslagen
geslagen worden. Laat medelijden jullie daarvan niet
weerhouden in de godsdienst van Allah, als jullie in
Allah en de Laatste Dag geloven. En laat een deel van
de gelovigen getuigen zijn van de bestraffing. (3) De
overspelige man trouwt niet anders dan de overspelige
Hoofdstuk soera 24 An-Nōer – Het Licht Deel Guz 18
382
vrouw of een afgodaanbidster. En geen trouwt haar
behalve een overspelige man of een afgodenaanbidder.
En dat is verboden voor de gelovigen. (4) En degenen
die kuise vrouwen beschuldigen (van ontucht) en geen
vier getuigen kunnen leveren, straf hen met tachtig
zweepslagen en verwerp voor altijd hun getuigenis, zij
zijn zeker de verdorvenen. (5) Behalve degenen die
daarna berouw tonen en goede daden verrichten (voor
hen) waarlijk, is Allah Vergevingsgezind, Genadevol.
(6) En degenen die hun echtgenotes beschuldigen, maar
geen andere getuigen hebben dan zichzelf, laat ieder
van hen vier maal in de naam van Allah zweren, dat hij
degene is die de waarheid spreekt. (7) En de vijfde
(getuigenis) (moet) de oproeping van de vloek van
Allah over hem zijn, als hij een leugen (over haar)
verteld heeft. (8) Maar het zal de bestraffing van haar
afwenden, als zij vier maal voor Allah getuigt (zweert)
dat hij een leugen vertelt. (9) En haar vijfde
(getuigenis) moet zijn, dat zij de wraak van Allah op
haar roept als hij de waarheid spreekt. (10) En als de
gunst van Allah en Zijn genade er voor jullie niet was,
en als Hij niet de Vergever, de Alwijze was.....(dan
zouden jullie snel ten onder gaan). (11) Waarlijk!
Degenen die de laster zijn begonnen zijn een groep
onder jullie. Beschouw het niet als iets slechts voor
jullie. Integendeel, het is goed voor jullie. Een iedere
van hen wordt belast voor de zonde die hij gepleegd
heeft. En degene van hen die grootste aandeel had: voor
hem zal er een grotere bestraffing zijn. (12) Hadden,
toen jullie het hoorden, de gelovige mannen en de
gelovige vrouwen maar goed over hun eigen mensen
nagedacht en gezegd: “Deze (beschuldiging) is een
duidelijke leugen.” (13) Waarom hebben zij niet vier
Hoofdstuk soera 24 An-Nōer – Het Licht Deel Guz 18
383
getuigen geleverd? Omdat zij geen getuigen leveren
zijn zij duidelijke leugenaars in het Aangezicht van
Allah. (14) Als het niet vanwege de gunst van Allah en
Zijn genade er niet geweest was voor jullie in deze
wereld en het Hiernamaals, dan zou een grote
bestraffing jullie zeker treffen vanwege wat jullie
gedaan hebben. (15) Toen jullie het (de laster) met
jullie tongen overnamen en het met jullie monden
uitspraken, waarover jullie geen kennis hadden. En
jullie dachten dat het iets kleins was, terwijl het in het
Aangezicht van Allah heel groot was. (16) En hadden
jullie maar, toen jullie het hoorden, gezegd: “Het is niet
goed als wij hierover spreken. Heilig bent U (O Allah),
dit is een grote leugen.” (17) Allah verbiedt jullie dit en
waarschuwt jullie zoiets nooit meer te doen; als jullie
gelovigen zijn. (18) En Allah maakt de Tekenen voor
jullie duidelijk, Allah is Alwetend, Alwijs. (19)
Waarlijk, degenen die er van houden dat de gruweldaad
zich verspreidt onder de gelovigen, zullen in deze
wereld en in het Hiernamaals een pijnlijke bestraffing
hebben. En Allah weet en jullie weten niet. (20) En als
het niet vanwege de Gunst en Zijn genade voor jullie
was geweest (dan zou Allah zich gehaast hebben jullie
te bestraffen). En Allah is vol Vriendelijkheid,
Genadig. (21) O jullie die geloven! Volg de
voetstappen van Sheitan niet. En ieder die de
voetstappen van Sheitan volgt, die beveelt dan waarlijk
het onfatsoenlijke en het slechte. En als de Gunst en
Zijn genade er voor jullie niet geweest zou zijn, dan
zou geen van jullie ooit van zijn zonden gezuiverd
worden. Maar Allah reinigt wie Hij wil en Allah is
Alhorend, Alwetend. (22) En laat degenen onder jullie
die gezegend zijn met gunsten en welvaart niet zweren
Hoofdstuk soera 24 An-Nōer – Het Licht Deel Guz 18
384
het niet weg te geven aan de verwanten, de armen die
bedelen en degenen die in hun huizen voor de Zaak van
Allah zijn achtergelaten. Laat hen vergeven en
lankmoedig zijn. Houden jullie er niet van dat Allah
jullie zou vergeven? En Allah is Vergevingsgezind,
Genadevol. (23) Waarlijk, degenen die kuise,
onschuldige vrouwen beschuldigen (van ontucht) en
goede gelovigen zijn, zijn in dit leven en in het
Hiernamaals vervloekt en voor hen zal er een grote
bestraffing zijn. (24) Op de Dag dat hun tongen, hun
handen en hun benen of voeten tegen hen zullen
getuigen over wat zij gewend zijn te doen. (25) Op die
Dag zal Allah hun daden volledig belonen, en zij zullen
weten dat Allah de Duidelijke Waarheid is. (26) Slechte
uitspraken zijn voor slechte mensen (of slechte
vrouwen voor slechte mannen) en slechte mensen zijn
voor slechte uitspraken (of slechte mannen voor slechte
vrouwen). Goede uitspraken zijn voor goede mensen
(of goede vrouwen voor goede mannen) en goede
mensen zijn voor goede uitspraken (of goede mannen
voor goede vrouwen) zulke (goede mensen) zijn
onschuldig (van iedere) slechte uitspraak die zij uiten,
voor hen is er Vergeving en een geweldige voorziening.
(27) O jullie die geloven! Gaan niet de huizen anders
dan je eigen huizen binnen totdat jullie toestemming
hebben gekregen en groet degenen die daar zijn. Dat is
beter voor jullie, zodat jullie je dat zullen herinneren.
(28) En als er niemand thuis is, ga dan niet zonder
toestemming naar binnen. En als jullie gevraagd wordt
weg te gaan, ga dan weg, want dat is zuiverder voor
jullie en Allah is Alwetend over wat jullie doen. (29) Er
is voor jullie geen zonde als jullie onbewoonde huizen,
waarin jullie goederen staan (zonder toestemming)
Hoofdstuk soera 24 An-Nōer – Het Licht Deel Guz 18
385
binnengaan. En Allah heeft kennis van wat jullie in
openlijk doen en wat jullie in het verborgene doen. (30)
Zeg (O Mohammed) de gelovigen mannen hun blikken
neer te slaan en dat zij hun passie beheersen. Dat is
zuiverder voor hen. Waarlijk Allah is zich welbewust
over wat zij doen. (31) En zeg de gelovige vrouwen
hun blikken neer te slaan en hun kuisheid te bewaken
en hun schoonheid niet te tonen dan hetgeen ervan
zichtbaar moet zijn. En zij moeten de sluiers volledig
over hun boezems dragen en hun schoonheid niet
openlijk tonen behalve voor hun echtgenoten, hun
vaders, hun schoonvaders, hun zonen, of de zonen van
haar echtgenoot, hun broeders en de zonen van hun
broeders of de zonen van hun zusters of hun (moslim)
vrouwen of de (vrouwelijke) slaven die hun
rechterhanden bezitten of de oude mannelijke
bedienden die geen begeerte meer hebben of kleine
kinderen die geen besef van de geslachtsdaad hebben.
En laat hun niet met hun voeten stampen om zo hun
verborgen sieraden te onthullen. En keer jullie allen in
berouw tot Allah (door dingen te vermijden die Zijn
toorn opwekken), O gelovige (mannen en vrouwen),
opdat jullie zullen slagen (en gered zullen worden van
de verschrikkingen). (32) En trouw met (de
alleenstaanden) in jullie (moslimgemeenschap) en met
de vrome (dienaren) onder jullie slaven en slavinnen.
(Laat het jullie niet weerhouden hen te huwen) als zij
arm zijn, want Allah zal hen van Zijn overvloedige
gunsten voorzien. En Allah is Alomvattend, Alwetend.
(33) En laat degenen die geen (mogelijkheid) vinden
om te trouwen kuis blijven, tot Allah hen uit Zijn
overvloed verrijkt. En die slaven die een geschreven
(vrijheidsbrief) verlangen, geef het hem op schrift als
Hoofdstuk soera 24 An-Nōer – Het Licht Deel Guz 18
386
jullie weten dat zij goed en betrouwbaar zijn. En geef
hen van de rijkdom die Allah jullie geschonken heeft.
En dwing jullie slavinnen niet tot prostitutie als zij
kuisheid wensen, omdat jullie de vergankelijkheden
van dit wereldse leven begeren. Maar als iemand hen
(tot prostitutie) dwingt, dan is Allah na hun dwang
(voor deze vrouwen) Vergevingsgezind, Genadevol.
(34) En voorwaar, Wij hebben duidelijke Tekenen
neergezonden en voorbeelden voor degenen die jullie
vroeger vooraf gegaan zijn en een waarschuwing voor
degenen die godvrezend zijn. (35) Allah (voorziet) de
hemelen en de aarde van licht (d.m.v. de zon en de
maan). De gelijkenis van Zijn licht (in het hart van de
gelovige) is zoals een nis waarin een lantaarn staat: de
lamp bevindt zich in een glas. Het (licht in dit) glas is
zoals dat van een stralende ster die werd aangestoken
(met olie) van een gezegende olijfboom – die niet van
het Oosten, noch van het Westen is. Haar olie lijkt uit
zichzelf te willen ontvlammen, hoewel geen vuur het
heeft aangeraakt. Licht op licht! Allah leidt naar Zijn
licht wie Hij wil. En Allah geeft de mensheid
gelijkenissen, en Allah is Alwetend over alle zaken.
(36) (Zo’n licht brandt) in huizen waarvoor Allah
gebood (Hem) erin te eren en Zijn naam te noemen, zij
prijzen Zijn Glorie daarin in de ochtenden en de
avonden. (37) (Door) mannen die niet door handel en
niet door verkoop worden afgeleid van de Overdenking
van Allah en (ook niet van) het onderhouden van de
gebeden en van het geven van Zakat. Zij vrezen voor
een Dag waarop hun harten en hun ogen zich omkeren.
(38) Opdat Allah hen beloont in overeenstemming met
het beste van hun daden. En Hij vermeerdert voor hen
Zijn gunst. En Allah voorziet zonder maatneming aan
Hoofdstuk soera 24 An-Nōer – Het Licht Deel Guz 18
387
wie Hij wil. (39) En degenen die ongelovig zijn: hun
daden zijn als een luchtspiegeling op de woestijnvlakte.
De dorstige denkt dat er water is, maar als hij het
nadert, vindt hij niets, maar hij vindt Allah bij zich, Die
hem zijn rekening ten volle vereffent. En Allah is snel
in de afrekening. (40) Of (de toestand van de
ongelovigen) is als de duisternis van een grote diepe
zee, overweldigt door een grote golf, met een grote golf
aan haar top en daarboven donkere wolken, duisternis
op duisternis.Als iemand zijn hand uitsteekt, kan hij die
nauwelijks zien! En hij waarvoor Allah niet het licht
heeft aangewezen, voor hem is er geen licht. (41) Zie jij
dan niet dat alles in de hemelen en op de aarde Allah
prijst en ook de vogels met uitgespreide vleugels. Ieder
kent waarlijk zijn gebed en zijn verheerlijkingen, en
Allah is Alwetend over wat zij doen. (42) En aan Allah
behoort de soevereiniteit van de hemelen en de aarde,
en tot Allah zullen (allen) terugkeren. (43) Zie jij niet
dat Allah de wolken zachtjes voortduwt, en hen dan
samenvoegt, en vervolgens hen tot een hoop met lagen
maakt. En zie je niet dat de regen tussen hen voortkomt.
En Hij laat uit de lucht wolken (zoals) bergen neerdalen
waarin hagel is. Hij treft daarmee wie Hij wil en Hij
wendt het af van wie Hij wil. De levendige flits van de
bliksem verblindt bijna het gezichtsvermogen. (44)
Allah zorgt er voor dat de nacht en de dag elkaar
opvolgen. Waarlijk, in deze zaken is zeker een les voor
degenen die inzicht hebben. (45) Allah schiep ieder
levend wezen uit water. Onder hen zijn er die op hun
buiken voortkruipen, er zijn er die op twee (benen)
lopen en sommigen lopen op vier (poten). Allah schept
wat Hij wil. Waarlijk! Allah is tot alle dingen in staat.
(46) Wij hebben zeker (in deze Koran) duidelijke
Hoofdstuk soera 24 An-Nōer – Het Licht Deel Guz 18
388
Tekenen neergezonden. En Allah leidt hij wie Hij wil
naar het rechte Pad. (47) Zij zeggen: “Wij geloven in
Allah, in Zijn Boodschapper en wij gehoorzamen,”
vervolgens keert een deel van hen zich daarvan af. En
zij zijn geen gelovigen. (48) En als zij tot Allah en Zijn
Boodschapper opgeroepen worden, opdat hij onder hen
oordeelt, dan is er een groep onder hen die zich
afwendt. (49) Maar indien het recht aan hun kant is dan
komen zij gewillig in onderwerping tot Hem. (50) Is er
een ziekte in hun harten? Of twijfelen zij en zijn zij
bang dat Allah en Zijn Boodschapper hen zullen
benadelen in de beoordeling. Integendeel, zij zijn
degenen die de onrechtvaardigen zijn. (51) De woorden
van de trouwe gelovigen, wanneer zij naar Allah en
Zijn Boodschapper opgeroepen worden om tussen hen
te oordelen, is dat zij zeggen: “Wij horen en
gehoorzamen.” En dat zijn de geslaagden. (52) En ieder
die Allah en Zijn Boodschapper gehoorzaamt, en bang
voor Allah is en Hem vreest: zij zijn de geslaagden.
(53) Zij zweren bij Allah hun grootste eden, dat als jij
hen zou bevelen, zij (hun huizen) zouden verlaten (om
voor Allah te vechten). Zeg: “Zweer niet; (deze)
gehoorzaamheid (van jullie) is bekend. Waarlijk, Allah
is Alwetend over wat jullie doen.” (54) Zeg:
“Gehoorzaam Allah en gehoorzaam de Boodschapper!
En als jullie je afkeren is hij slechts verantwoordelijk
voor de taak die hem gesteld is en jullie zijn
verantwoordelijk voor waar jullie mee belast zijn. Als
jullie hem gehoorzamen, zullen jullie rechtgeleid zijn.
De plicht van de Boodschapper is slechts de duidelijke
verkondiging. (55) En Allah heeft degenen onder jullie
die geloven en goede daden doen beloofd, dat Hij hen
zeker de opvolging van (de huidige leiders) van de
Hoofdstuk soera 24 An-Nōer – Het Licht Deel Guz 18
389
aarde zal geven, zoals Hij het aan degenen vόόr hen
had gegeven, en Hij zal hen het gezag geven om haar
godsdienst uit te voeren, dat wat Hij voor hen gekozen
heeft. En dat Hij voor hen hun vrees door veiligheid
vervangt. Zij (gelovigen) aanbidden Mij en zij kennen
Mij geen deelgenoten toe. Maar wie hierna ongelovig
zijn, behoren tot de verdorvenen. (56) En verricht de
gebeden perfect en geef Zakat en gehoorzaam de
Boodschapper. Dat jullie genade moge ontvangen. (57)
Denk niet dat de ongelovigen op de aarde kunnen
vluchten (van de bestraffing). Hun verblijfplaats zal het
Vuur zijn - en hun bestemming is zeker slecht! (58) O
jullie die geloven! Laat jullie wettige slaven en
slavinnen en degenen onder jullie die de volwassenheid
nog niet bereikt hebben, jullie in drie gevallen om
toestemming vragen (om tot jullie te komen); voor het
ochtendgebed, en voor de middagrust, en na het ‘Isjaa’-
gebed; de drie (gelegenheden) waarbij jullie je
ontkleden. Buiten deze tijden is er geen overtreding
voor jullie en voor hen om te naderen, met de bedoeling
elkaar te helpen. Zo maakt Allah de Tekenen voor jullie
duidelijk. En Allah is Alwetend, Alwijs. (59) En als de
kinderen onder jullie de volwassenheidheid bereiken,
laat hen dan (ook) om toestemming vragen zoals de
ouderen (in leeftijd) onder hen. Zo maakt Allah Zijn
Tekenen voor jullie duidelijk. En Allah is Alwetend,
Alwijs. (60) En wat de vrouwen betreft die hun
vruchtbare jaren gehad hebben, en niet op een huwelijk
hopen, is het geen zonde als zij hun (buitenste) kleding
afleggen, maar wel op zo’n manier dat zij hun sieraden
niet tonen. Maar om hiervan af te zien is beter voor
hen. En Allah is Alhorend, Alwetend. (61) Het is geen
zonde voor de blinde, en niet een zonde voor de lamme,
Hoofdstuk soera 24 An-Nōer – Het Licht Deel Guz 18
390
en niet een zonde voor de zieke en niet voor julliezelf,
dat jullie in jullie huizen eten, of in de huizen van jullie
vaders of in de huizen van jullie moeders, of in de
huizen van jullie broeders, of in de huizen van jullie
zusters, of in de huizen de jullie vaders broeders, of in
de huizen van jullie vaders zusters, of in de huizen van
jullie moeders broeders of in de huizen van jullie
moeders zusters, of (in die) waarvan jullie een sleutel
hebben of (in het huis) van jullie vrienden. Het is geen
overtreding voor jullie om apart of gezamenlijk te eten.
Maar als jullie een huis binnentreden, groet elkaar met
de begroeting van Allah, gezegend en goed. Allah
maakt de Tekenen voor jullie duidelijk, zodat jullie het
begrijpen mogen. (62) De ware gelovigen zijn slechts
degenen die in Allah en Zijn Boodschapper geloven. En
als zij met hem (de Profeet) zijn bij een gezamelijke
zaak, dan vragen zij toestemming om te vertrekken.
Waarlijk! Degenen die jou (O Mohammed)
toestemming vragen zijn zij, die (echt) in Allah en Zijn
Boodschapper geloven. Als zij voor eigen zaken jouw
toestemming vragen, geef dan toestemming aan wie je
wilt, en vraag Allah om vergiffenis. Waarlijk, Allah is
Vergevingsgezind, Genadevol. (63) Behandel de
uitnodiging van de Boodschapper onder jullie niet zoals
je de uitnodiging van elkaar behandelt. Allah kent
degenen onder jullie die in het geheim wegglippen. En
laat degenen die tegen de bevelen van de Boodschapper
zijn oppassen, want anders kan een beproeving of een
pijnlijke bestraffing hen treffen. (64) Zeker, aan Allah
behoort wat in de hemelen en op aarde is. Zeker, Hij
kent jullie toestand en (Hij kent) de Dag waarop zij tot
Hem worden teruggebracht, dan zal Hij hen vertellen
wat zij gedaan hebben. En Allah is van alles Alwetend.
Hoofdstuk soera 25 Al-Foerqān – Het
Onderscheid Deel Guz 18
391
Soerah 25 – Al-Foerqān (Mekkaans)
Het Onderscheid
In de naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.
(1) Gezegend is Hij Die het onderscheid heeft
neergezonden aan Zijn slaaf, zodat hij een waarschuwer
voor de werelden zal zijn. (2) Hij is Degene aan Wie
het Koninkrijk van de hemelen en de aarde toebehoort.
En Hij neemt Zich nooit een zoon en Hij heeft geen
deelgenoot in het Koninkrijk. Hij heeft alles geschapen
en heeft het precies de juiste maat gegeven. (3) Toch
namen zij naast Hem goden die niets schiepen en die
niet bij machte zijn zelf kwaad (af te wenden) en goed
(te doen) en geen macht hebben over leven en niet over
de dood en over het opwekken. (4) Degenen die
ongelovig zijn zeggen: “Dit is niets anders dan een
leugen dat hij bedacht heeft, en anderen hebben hem
daarmee geholpen.” Waarlijk, zij kwamen met onrecht
en leugens. (5) En zij zeggen: “Dit zijn fabels van de
ouderen die hij heeft laten opschrijven en zij worden
hem in de ochtend en de middag voorgelezen.” (6) Zeg
(O Mohammed): “Hij heeft hem (de Koran)
neergezonden, Degene Die de geheimen van de
hemelen en de aarde kent. Waarlijk! Hij is
Vergevingsgezind, Genadevol. (7) En zij zeggen: “Wat
is dat voor Boodschapper, die voedsel eet en over
markten loopt? Waarom wordt er voor hem geen Engel
naar beneden gestuurd om samen met hem een
waarschuwer te zijn?” (8) Of is hem geen schat
gegeven, of heeft hij geen tuin waarvan kan mag eten?”
En de onrechtvaardigen zeggen: “Jullie volgen niemand
Hoofdstuk soera 25 Al-Foerqān – Het
Onderscheid Deel Guz 18
392
anders dan een behekste man.” (9) Zie hoe zij voor
jullie een vergelijking verzinnen, zij dwalen en zij
kunnen het goede Pad niet vinden. (10) Gezegend is Hij
Die, als Hij dat wil, jou beter dan dat schenkt: tuinen
waar rivieren onder door stromen en Hij schenkt jou
paleizen. (11) Nee, zij ontkennen het Uur en voor
degenen die het Uur ontkennen hebben Wij een
vlammend vuur voorbereid. (12) Wanneer de Hel hen
van verre ziet, horen zij haar brullen en bulderen. (13)
En als zij in een nauwe plaats daarvan gegooid worden,
aan elkaar geketend, dan zullen zij daar om hun
vernietiging roepen. (14) Roep op die Dag niet om één
vernietiging maar roep om vele vernietigingen. (15)
Zeg: “Is die (bestraffing) beter of de eeuwige tuinen
wat aan de godvrezenden beloofd is? Aan hen zal de
beloning zijn en de uiteindelijke bestemming. (16)
Voor hen zal daar alles zijn wat zij wensen en zij zullen
(daar) verblijven. Het is een belofte waardoor jullie
Heer gebonden is en die vervuld moet worden. (17) En
op de Dag waarop Hij hen, en dat wat zij naast Allah
aanbidden verzamelt, zal Hij zeggen: “Waren jullie het,
die Mijn slaven deden dwalen of zijn zij zelf van het
(juiste) Pad afgedwaald?” (18) Zij zullen zeggen:
“Verheerlijkt bent U! Het was niet aan ons om een
helper naast U te nemen, maar U hebt hen en hun
vaderen laten genieten tot zij de waarschuwing
vergaten en een verloren volk werden.” (19) (Allah zal
zeggen:) “Waarlijk, zij hebben jullie van leugens
beticht over wat jullie zeiden. Jullie kunnen noch (de
bestraffing) ontwijken, noch hulp krijgen. En ieder
onder jullie die zondigt: die zullen Wij een zware
bestraffing laten proeven.” (20) En Wij zonden geen
Hoofdstuk soera 25 Al-Foerqān – Het
Onderscheid Deel Guz 18
393
Boodschappers vόόr jou, of zij aten voedsel of liepen
over de markt. En Wij maakten enkelen van jullie tot
een beproeving voor anderen; zullen jullie geduldig
zijn? En jullie Heer is Alziende. ۞
(21) En degenen die geen ontmoeting met Ons
verwachten zeggen: “Waarom zijn er geen Engelen
voor ons naar beneden gestuurd, of waarom kunnen wij
onze Heer niet zien?” Voorwaar, zij achten zichzelf te
hoog en zij overtreden met grote overtreding. (22) Op
de Dag waarop zij Engelen zullen zien, op die Dag zal
er geen goed nieuws voor de misdadigers zijn. En zij
zullen zeggen: “Ware er slechts een grote afscheiding.”
(tussen ons) (23) En Wij keren Ons tot de daden die zij
hebben verricht en Wij maken die als verspreide
zwevende stofdeeltjes. (24) De bewoners van het
Paradijs zullen op die Dag de beste plaats hebben en
een betere rustplaats. (25) En (gedenk) de Dag waarop
de hemel met de wolken uiteen zal splijten en de
Engelen neerdalen. (26) De ware soevereiniteit van die
Dag zal toebehoren aan de Barmhartige en het zal een
zware dag zijn voor de ongelovigen. (27) En (gedenk)
de dag waarop de onrechtvaardige op zijn handen zal
bijten en zal zeggen: “Oh! Had ik maar het Pad met de
Boodschapper genomen! (28) Ah! Wee mij! Had ik
maar niet zo’n ongelovige tot boezemvriend genomen!
(29) Hij heeft mij zeker doen afdwalen van de
Overdenking nadat die tot mij gekomen was. En Satan
laat de mens in de steek.” (30) En de Boodschapper zei:
“O mijn Heer! Waarlijk, mijn volk heeft deze Koran
verlaten.” (31) En zo hebben Wij voor iedere Profeet
een vijand gemaakt onder de misdadigers. Maar jouw
Heer is voldoende als Gids en Helper. (32) En degenen
Hoofdstuk soera 25 Al-Foerqān – Het