Hoofdstuk soera 17 Al-Isrā’– De Nachtreis Deel Guz 15
312
gebracht, waarvan Wij de omgeving gezegend hebben
opdat Wij hem Onze Tekenen kunnen laten zien.
Waarlijk, Hij is de Alhorende, de Alziende. (2) En Wij
gaven Mozes het Boek en maakten het tot een Leiding
voor de Kinderen van Israël (zeggende): “Neem niet
een ander dan Mij tot jullie beschermheer.” (3) O
Nageslacht van degenen die Wij (in de ark) van Noah
hebben gedragen! Waarlijk, hij was een dankbare slaaf.
(4) En Wij hebben voor de Kinderen van Israël in het
Boek bepaald: “Jullie zullen inderdaad twee maal
ellende verrichten op aarde en jullie zullen je zeker
hoogmoedig gedragen!” (5) Dus toen de belofte van de
eerste van de twee in vervulling kwam, stuurden Wij tot
jullie Onze slaven die jullie een verschrikkelijke oorlog
gaven. Zij kwamen in het allerbinnenste van jullie
huizen. En het was een belofte die vervuld werd. (6)
Toen gaven Wij jullie opnieuw een overwinning over
hen. En Wij hielpen jullie met welvaart en kinderen en
maakten jullie talrijker in mankracht. (7) Zeggende:
“Als jullie goed doen, doen jullie goed voor jullie zelf,
en als jullie kwaad doen (doen jullie dat) tegen jezelf.”
Toen de tweede belofte kwam voor de vervulling,
(zonden Wij andere volkeren) om jullie met schande te
treffen en de Moskee binnen te treden, zoals zij het
reeds eerder binnentraden, en om alles wat zij veroverd
hadden te verwoesten.” (8) “Het kan zijn dat jullie Heer
jullie genadig is, maar als jullie terugkeren, dan zullen
Wij (tot Onze bestraffing) terugkeren. En Wij hebben
de Hel tot een gevangenis van de ongelovigen gemaakt.
(9) Waarlijk, deze Koran leidt tot datgene wat
rechtvaardig is en geeft goed nieuws voor de gelovigen
die goede werken verrichten, dat er voor hen een grote
beloning is. (10) En voor degenen die niet in het
Hoofdstuk soera 17 Al-Isrā’– De Nachtreis Deel Guz 15
313
Hiernamaals geloven, voor hen hebben Wij een
pijnlijke bestraffing voorbereid. (11) En de mens
smeekt om het kwade, net zoals hij voor het goede
smeekt. En de mens is haastig. (12) En Wij hebben de
nacht en de dag tot twee Tekenen gemaakt. Toen
hebben Wij het teken van de nacht donker gemaakt en
het Teken van de dag hebben Wij helder gemaakt,
opdat jullie de overvloed van jullie Heer zoeken en het
aantal jaren kennen en de berekening daarvan. En Wij
hebben alles volledig uitgelegd. (13) En Wij hebben de
daden van iedereen aan zijn nek vastgemaakt, en op de
Dag der Opstanding zullen Wij een boek voor hem
tevoorschijn brengen, wat hij opengeslagen zal
aantreffen. (14) (Er zal tegen hem gezegd worden):
“Lees jouw boek. Op deze Dag is jouw eigen ziel
voldoende als berekenaar tegen jou.” (15) Iedereen die
recht gaat, gaat slechts recht ten bate van zichzelf. En
iedereen die dwaalt, dwaalt slechts voor zijn eigen
verlies. Niemand kan de last van een ander dragen. En
Wij bestraffen nooit (iemand van jullie) tot Wij een
Boodschapper hebben gezonden (die verduidelijkt wat
er van jullie wordt verwacht). (16) En als Wij besluiten
om een stad te vernietigen, bevelen Wij hen die daarin
in weelde leven (Allah te gehoorzamen); zij begaan
daarin dan zware zonden, dan is het woord (van de
bestraffing) terecht. Dan vernietigen Wij het volledig.
(17) En hoeveel generaties hebben Wij niet na Noah
vernietigd! En jullie Heer is voldoende als Alwetende
en Alziende van de zonden van Zijn slaven. (18) Voor
iedereen die het vergankelijke (van de wereld) wenst:
voor hem zullen Wij wat Wij wensen daarin
verhaasten, voor wie Wij willen. Vervolgens maken
Wij voor hem de Hel, hij gaat daar binnen, vernederd
Hoofdstuk soera 17 Al-Isrā’– De Nachtreis Deel Guz 15
314
en verjaagd. (19) En iedereen die het Hiernamaals
wenst en daarvoor streeft terwijl hij een gelovige is, zij
zullen degenen zijn wiens streven gewaardeerd en
beloond wordt. (20) Beide groepen, voornoemde en
laatstgenoemde, geven Wij de ondersteuning van jouw
Heer. En de ondersteuning van jouw Heer is
onafwendbaar. (21) Zie hoe Wij aan de ene boven de
ander de voorkeur geven. En waarlijk, het Hiernamaals
zal hoger in rang en in waardering zijn. (22) Ken aan
Allah geen andere god toe, anders zit jij daar met
verwijten en verlaten. (23) En jullie Heer heeft bepaald
dat jullie niets dan alleen Hem aanbidden, en dat jullie
plichtsgetrouw (en gehoorzaam) zullen zijn aan jullie
ouders. En als één van hen of beiden in jouw
aanwezigheid een hoge ouderdom bereiken, zeg dan
nooit een oneerbiedig woord tegen hen (en vooral niet
als zij in nood zijn aan jouw hulp, verzorging of
ondersteuning). En snauw hen niet af (door jouw stem
tegen hen te verheffen), maar spreek hen aan met
respectvolle woorden. *8F
9 (24) En wees zachtmoedig
voor beiden, en nederig en liefdevol en zeg: “Onze
Heer! Geef hen Uw Genade, want zij hebben mij
opgevoed toen ik klein was.” (25) Jullie Heer weet het
beste wat in jullie innerlijk aanwezig is. Als jullie
rechtvaardig zijn dan, waarlijk, is Hij altijd de meest
vergevende voor degenen die zich steeds opnieuw in
gehoorzaamheid en berouw tot Hem keren. (26) En
geef aan de verwanten, de armen en de reizigers hun
recht. En verspil niet door meer uit te geven (om zo
anderen dan Allah te behagen). (27) Waarlijk,
*9 In dit vers komt het erop neer dat wij onze ouders behandelen zoals zij ons van
kinds af aan hebben behandeld, verzorgd en ondersteund.
Hoofdstuk soera 17 Al-Isrā’– De Nachtreis Deel Guz 15
315
verspillers zijn de broeders (en de fans) van Sjaitaan, en
de duivel is altijd ondankbaar aan zijn Heer. (28) En als
jij je afkeert van hen en jullie wachten op een gunst van
jullie Heer waarop jullie hopen, spreek dan met zachte
vriendelijke stem tot hen. (29) En houd jullie hand niet
op jullie zak, noch open haar al te wijd, anders komen
jullie tot schande en in diepe armoede. (30) Waarlijk,
jullie Heer vergroot de voorziening voor wie Hij wil en
Hij beperkt (voor wie Hij wil). Waarlijk. Hij is altijd
Alwetend, Alziend over Zijn slaven. (31) En doodt
jullie kinderen niet uit angst voor armoede (en ellende).
Wij voorzien hun en jullie van levensonderhoud..
Voorzeker, hen doden is een grote (en onmenselijke)
zonde. (32) En nader niet de ontucht. Waarlijk, het is
een zedeloosheid en een kwade weg (die uitmondt in de
Hel). (33) En doodt niet iemand waarover Allah een
verbod heeft uitgesproken, behalve voor een
gerechtelijke zaak. En ieder die onrechtvaardig is
gedood daarvoor hebben Wij de erfgenamen het gezag
gegeven. Maar laat hen niet de grenzen van het nemen
van een leven overtreden. Waarlijk, hij wordt geholpen.
(34) En nader de bezittingen van de wees niet, behalve
dan om het te vermeerderen, tot hij de leeftijd van de
volle wasdom bereikt heeft. En vervul elk verbond.
Waarlijk! Over het verbond zal gevraagd worden(op de
Dag der Opstanding). (35) En geef de volle maat
wanneer jullie afwegen en weeg met een geijkte balans.
Dat is goed en uiteindelijk het beste. (36) En volg niet
dat waarvan je geen kennis hebt. Waarlijk! Het gehoor,
het gezichtsvermogen en de harten van ieder van jullie
zullen ondervraagd worden. (37) En loop niet
hoogmoedig op de aarde. Waarlijk, jullie kunnen de
aarde niet doen splijten en niet de hoogte van een berg
Hoofdstuk soera 17 Al-Isrā’– De Nachtreis Deel Guz 15
316
bereiken. (38) Alle slechte eigenschappen zijn
verwerpelijk in de ogen van jullie Heer. (39) Dit is (een
deel) van Wijsheid die Allah aan jou openbaarde. En
ken aan Allah geen andere god toe, anders zullen jullie
in de Hel terechtkomen, vol verwijten en verworpen.
(40) Heeft jullie Heer de voorkeur aan jullie zonen
gegeven en voor zichzelf van de Engelen dochters
genomen? Waarlijk! Jullie zeggen zeker iets vreselijks.
(41) En zeker, Wij hebben in deze Koran uitgelegd
opdat zij (de ongelovigen) vermaand worden, maar het
doet hen slechts hun tegenzin vermeerderen. (42) Zeg
(O Mohammed): “Als er anderen goden bij Hem
geweest zouden zijn, zoals zij zeggen, dan zouden zij
zeker een weg naar de Heer van de Troon hebben
gezocht.” (43) Verheerlijkt en verheven is Hij boven
wat zij in grote trots zeggen. (44) De zeven hemelen en
de aarde en alles wat daarin is verheerlijken Hem en er
is niets dat Hem niet verheerlijkt om Zijn lofprijzingen.
Maar jullie begrijpen hun verheerlijking niet. Waarlijk,
Hij is Verdraagzaam,Vergevingsgezind. (45) En als jij
de Koran reciteert dan plaatsen Wij tussen jou en
degenen die niet geloven in het Hiernamaals, een
onzichtbare sluier, zodat zij het niet zullen horen. (46)
En Wij hebben beddekingen over hun harten gelegd,
zodat zij het niet zullen begrijpen, en in hun oren
doofheid. En wanneer jij alleen jouw Heer in de Koran
noemt, keren zij hun rug toe, zich afwendend. (47) Wij
weten beter waar zij naar luisteren, als zij naar jou
(lijken te) luisteren. En wanneer zij in het geheim
beraadslagen, zeggen de onrechtvaardigen: “Jullie
volgen niemand anders dan een behekste man.” (48)
Zie wat voor vergelijkenissen zij met jou maken: Zij
dwalen dus af en nooit zullen zij de Weg vinden. (49)
Hoofdstuk soera 17 Al-Isrā’– De Nachtreis Deel Guz 15
317
En zij zeggen: “Als wij (tot) botten en stof (zijn
geworden) zullen wij dan echt als een nieuwe
schepping herrijzen?” (50) Zeg: “Wees stenen of
ijzer...” (en jullie worden zelfs dan opgewekt) (51) Of
een schepping waarvan het in jullie harten het
moeilijkst lijkt.” Dan zullen zij zeggen: “Wie zal ons
weer (tot leven) brengen?” Zeg: “Hij Die jullie al
eerder heeft geschapen!” Dan zullen zij tot jou met hun
hoofd schudden en zeggen: “Wanneer zal dat zijn?”
Zeg: “Misschien is het nabij!” (52) Op de Dag dat Hij
jullie zal oproepen en jullie Zijn oproep zullen
beantwoorden met lofprijzing en gehoorzaamheid. En
jullie zullen denken dat jullie (in deze wereld) maar een
korte tijd hebben verbleven! (53) (O Mohammed), zeg
tegen Mijn (gelovige) dienaren dat zij (de koeffaar)
enkel met goede woorden aanspreken. Want voorzeker,
Satan probeert slechts hun onderlinge relaties te
vergallen. Zeker, Satan is voor de mens een duidelijke
vijand. (54) Jullie Heer kent jullie het beste, als Hij wil
dan is Hij genadig voor jullie, en als Hij wil dan
bestraft Hij jullie. En Wij hebben jou (O Mohammed)
niet gestuurd als een hoeder over hen. (55) En jullie
Heer weet beter over wie er in de hemelen en op de
aarde is. En voorwaar, Wij hebben sommige Profeten
de voorkeur gegeven boven andere Profeten, en aan
Dawoed gaven Wij de psalmen. (56) Zeg (O
Mohammed): “Roep degenen die jullie naast Allah (als
god) veronderstellen maar aan, Zij zij niet bij machte
het kwade bij jullie te verwijderen of het te
veranderen.” (57) Degenen die zij oproepen verlangen
middelen om toegang tot hun Heer te verkrijgen. Wie
van hen het dichtst bij (hun Heer) zijn hopen op Zijn
genade en vrezen Zijn bestraffing. Waarlijk, de
Hoofdstuk soera 17 Al-Isrā’– De Nachtreis Deel Guz 15
318
bestraffing van jullie Heer is iets om bang voor te zijn.
(58) En er is geen stad of Wij zullen het vόόr de Dag
der Opstanding vernietigen of het met een zware
bestraffing straffen. Dit is geschreven in het Boek (van
de besluiten). (59) En niets verhinderde Ons om de
Tekenen neer te zenden behalve dan dat de vroegere
volken. En Wij stuurden een vrouwtjeskameel naar de
Thamoed als een duidelijk Teken, maar zij deden haar
onrecht aan. En Wij stuurden de Tekenen niet anders
dan als waarschuwing en om hen bang te maken. (60)
En (gedenk) dat toen Wij jullie vertelden: “Waarlijk!
Jullie Heer heeft de mensheid omringd.” En Wij gaven
het visioen dat Wij u toonden slechts als een
beproeving voor de mensen, evenals de vervloekte
boom in de Koran. Wij waarschuwden en maakten hen
bang maar het deed hen slechts toenemen in slechtheid,
groot ongeloof, onderdrukking en ongehoorzaamheid
aan Allah. (61) En (gedenk) toen Wij tot de Engelen
zeiden: “Kniel neer voor Adam.” Zij knielden neer
behalve Iblies. Hij zei: “Zal ik neer knielen voor
iemand die U uit klei geschapen heeft?” (62) (Iblies)
zei: “Ziet U? Dat is de persoon die U boven mij heeft
geëerd (door mij te vragen voor hem te buigen). Als U
mij uitstel geeft tot aan de Dag der Opstanding dan zal
ik zeker zijn nageslacht grijpen en misleiden, op een
paar enkelingen na.” (63) (Allah) zei: “Ga heen: wie
van hen jou volgt, zeker! De Hel zal voorwaar een
ruime vergelding voor jullie allen zijn.” (64) En rui van
hen op wie jij kan met jouw stem (d.m.v. muziek,
gezang en valsheden), en val hen aan met jouw
(zondige) cavalerie en infanterie! En deel gezamenlijk
je welvaart en je kinderen met hen en beloof hen
zaken.” Maar Sheitan belooft hen niets anders dan
Hoofdstuk soera 17 Al-Isrā’– De Nachtreis Deel Guz 15
319
bedrog. (65) Waarlijk! Jij hebt geen gezag noch
autoriteit over Mijn (gelovige) dienaren. En voldoende
is jouw Heer als Hoeder (tegen Satan). (66) Jullie Heer
is Degene Die de schepen voor jullie over de zee stuurt
zodat jullie Zijn overvloed zoeken. Waarlijk! Hij is
altijd de Meest Genadige voor jullie. (67) En als iets op
zee jullie schaadt, dan zullen degenen die jullie naast
Hem zullen aanroepen verdwijnen, behalve Hij. Maar
als Hij jullie in veiligheid aan land brengt, keren jullie
je (van Hem) af. En de mens is altijd ondankbaar. (68)
Voelen jullie je dan zo zeker, dat Hij jullie niet in de
aarde weg doet zinken wanneer jullie op het land zijn,
of stenen over jullie zendt? Vervolgens zullen jullie
geen beschermheer vinden. (69) Of voelen jullie je zo
zeker, dat Hij jullie niet een tweede keer op zee stuurt
en dan een orkaan naar jullie toestuurt die jullie laat
verdrinken vanwege jullie ongeloof, en dat jullie daarin
geen helper tegen Ons vinden. (70) Voorzeker, Wij
hebben de kinderen van Adam geëerd (met Onze
gunsten waaronder kennis, spraak, gematigdheid, enz.),
en Wij hebben hen over land gedragen (op rijdieren) en
over zee (in boten). Wij gaven hun levensonderhoud
van het goede en Wij bevoorrechten hen met een
privilege boven vele andere schepselen (nl. het vee en
de dieren) die Wij hebben geschapen. (71) (En gedenk)
de Dag wanneer Wij alle mensen met hun leider zullen
oproepen. Wie dan zijn geschrift in zijn rechterhand
krijgt, van hen worden de geschriften gelezen en zij
zullen niet in het minste onrechtvaardig behandeld
worden. (72) En iedereen die in deze wereld blind (van
hart) is in deze wereld, zal in het Hiernamaals ook blind
zijn en verder van het pad afdwalen. (73) Waarlijk, zij
stonden op het punt om je van datgene wat Wij aan jou
Hoofdstuk soera 17 Al-Isrā’– De Nachtreis Deel Guz 15
320
geopenbaard hebben af te leiden, om iets anders dan dat
tegen Ons te verzinnen en zij zouden jou beslist als
vriend hebben aangenomen! (74) En als Wij jou niet
ferm hadden gemaakt was jij daar toe een beetje
geneigd. (75) In dat geval zouden Wij jou een dubbele
portie (van de bestraffing) hebben laten proeven in dit
leven en een dubbele portie na de dood. En dan zou jij
niemand gevonden hebben die jou tegen Ons kon
helpen. (76) En waarlijk, zij wilden jou zo bang maken
dat zij jou uit het land zouden verdrijven. Maar in dat
geval zouden zij er na jou slechts een korte tijd in rust
blijven. (77) (Dit was) de handelwijze van de
Boodschappers die Wij vόόr jou hebben gestuurd, en jij
zult geen verandering in Onze handelwijze vinden. (78)
Verricht de gebeden van de middag tot de duisternis
van de nacht en reciteer de Koran in de vroege ochtend.
Waarlijk de recitatie van de Koran in de vroege ochtend
wordt altijd gadegeslagen (door Engelen). (79) Reciteer
je gebeden (ook) tijdens bepaalde delen van de
nacht.(Want o Mohammed), het zou (best) kunnen zijn
dat jouw Heer jou (hierdoor op de Dag der Opstanding)
in status zal verheffen (waardoor jij wél als
bemiddelaar mag optreden voor jouw volgelingen).
(80) En zeg: “Mijn Heer! Laat mij binnenkomst goed
zijn, en zo ook mijn vertrek goed zijn. En geef mij van
U een gezag om mij te helpen.” (81) En zeg: “De
Waarheid is gekomen en de valsheid is ten onder
gegaan. Want voorzeker, de valsheid gaat ten onder.”
(82) En Wij zenden datgene van de Koran neer wat
genezing voor de gelovigen is. En het vermeerdert voor
de onrechtvaardigen slechts verlies. (83) En wanneer
Wij Onze gratie over de mens geven, keert hij zich af
en wordt hij arrogant. En als het kwaad hem raakt is hij
Hoofdstuk soera 17 Al-Isrā’– De Nachtreis Deel Guz 15
321
in grote wanhoop. (84) Zeg: “Iedereen handelt volgens
zijn eigen bedoeling en jullie Heer weet het beste wiens
pad het juiste is.” (85) En (de Joden) vragen jou over de
ziel (die het lichaam in leven houd). Zeg: “De kennis
over de ziel is bij mijn Heer. En van (Allah’s verheven)
kennis wordt jullie maar weinig gegeven.” (86) En als
Wij gewild hadden dan hadden Wij zeker datgene wat
Wij aan jou geopenbaard hadden kunnen laten
verdwijnen. Dan zou je geen beschermer voor jou tegen
Ons kunnen vinden. (87) Behalve als een Genade van
jouw Heer. Waarlijk! Zijn gunsten voor jou zijn altijd
groot. (88) (O Mohammed) zeg: “Als (alle) mensen en
Djinn waren samengekomen om het gelijke van deze
Koran te maken: (m.b.t. de welsprekendheid en het
waarheidsgehalte), dan kunnen zij niet met het daaraan
gelijke komen. Zelfs al zouden zij elkaar daarbij te hulp
schieten.” *9F
10 (89) En voorwaar, Wij hebben voor de
mensen in deze Koran nauwkeurig elk soort gelijkenis
uitgelegd, maar het grootste gedeelte van de mensheid
weigert het (de waarheid en nemen niets anders aan)
dan ongeloof.” (90) En zij zeggen (tegen Mohammed):
“Wij zullen niet in jou geloven tot jij een bron uit de
aarde voor ons laat ontspringen. (91) Of tenzij jij een
tuin van dadelpalmen en druivenstokken hebt en een
rivier overvloedig daartussen laat vloeien. (92) Of
tenzij jij de hemel in stukken op ons laat vallen, zoals
jij ons beweert, of dat jij Allah en de Engelen vόόr ons
brengt.” (93) Of tenzij jij een huis van goud hebt, of je
naar de hemel opstijgt en zelfs dan zullen wij geen
*10 Deze aayah werd geopenbaard als weerlegging van enkelen die de moed
hadden om te zeggen: “Als wij (echt) willen dan bedenken wij uitspraken van
hetzelfde niveau!”
Hoofdstuk soera 17 Al-Isrā’– De Nachtreis Deel Guz 15
322
geloof hechten aan je opstijging tot jij voor ons een
boek neerzendt wat wij kunnen lezen.” Zeg:
“Verheerlijkt is mijn Heer boven alle kwaad dat zij met
Hem verenigen! Ben ik niet slechts een mens die als
Boodschapper is gestuurd?” (94) En niets weerhoudt de
mens van het geloven als de leiding tot hen komt,
behalve dat zij zeggen: “Heeft Allah een mens als
Boodschapper gestuurd?” (95) Zeg: “Als er op aarde
Engelen waren die in vrede en veiligheid rondliepen,
dan zouden Wij zeker voor hen een Engel uit de hemel
als Boodschapper hebben gestuurd.” (96) Zeg: “Allah is
als getuige tussen ons voldoende. Waarlijk! Hij is de
Alwetende, de Alziende van Zijn dienaren.” (97) En
wie door Allah geleid wordt, hij is de welgeleide, maar
wie door Hem tot dwaling gebracht is, voor hem
kunnen jullie geen helpers naast Hem vinden. En Wij
zullen hen op de Dag der Opstanding verzamelen met
hun blinde, stomme en dove gezichten. Hun
verblijfplaats zal de Hel zijn en als het Vuur afneemt
zullen Wij voor hen de felheid van het vuur doen
toenemen. (98) Dat is hun beloning, omdat zij Onze
Tekenen ontkenden en zeiden: “Als wij tot botten en
stof vergaan zijn, zullen wij dan werkelijk als een
nieuwe schepping herrijzen?” (99) Zien zij dan niet dat
Allah, Die de hemelen en de aarde geschapen heeft, in
staat is om hun evenbeeld te scheppen? En dat Hij voor
hen een vastgestelde termijn heeft besloten, waar geen
twijfel over is? Maar de onrechtvaardigen weigeren (de
waarheid en accepteren niets anders) dan ongeloof.
(100) Zeg: “Als jullie de schatten van de Genade van
mijn Heer bezaten, dan zouden jullie hen vasthouden
uit vrees voor de uitgave (ervan).” En de mens is altijd
gierig! (101) En voorwaar, Wij gaven Mozes negen
Hoofdstuk soera 17 Al-Isrā’– De Nachtreis Deel Guz 15
323
duidelijke Tekenen. Vraag dan de Kinderen van Israël
(O Mohammed) toen hij (Mozes) tot hen kwam, en de
Farao tegen hem zei: “O Mozes! Ik denk inderdaad dat
jij betoverd bent.” (102) (Mozes) zei: “Waarlijk, u weet
dat deze Tekenen door niemand anders dan door de
Heer van de hemelen en de aarde, als duidelijk Bewijs
naar beneden zijn gestuurd. En ik denk zeker O Farao
dat u tot de vernietiging gedoemd bent!” (103) Dus liet
hij hen uit het land verwijderen. Maar Wij verdronken
hem en allen die met hem waren. (104) En na hem
zeiden Wij tot de Kinderen van Israël: “Woon in het
land, en als de uiteindelijke en laatste belofte (de Dag
der Opstanding) nadert op aarde, dan brengen Wij jullie
op als een gemengde menigte.” (105) En met Waarheid
hebben Wij het (de Koran) neergezonden, en met
Waarheid is het neergedaald. En Wij hebben jou
gestuurd als niets anders dan drager van goed nieuws
en als waarschuwer. (106) En (het is) een Koran die
Wij in delen hebben onderverdeeld zodat jullie het voor
de mensen met tussenpozen zullen reciteren. En Wij
hebben het in gedeelten gezonden. (107) Zeg (O
Mohammed): “Geloof erin of geloof er niet in.
Waarlijk! Degenen die daarvόόr kennis hebben
gekregen, werpen zich met hun aangezicht nederig op
de aarde als het voor hen gereciteerd wordt.” (108) En
zij zeggen: “Verheerlijkt is onze Heer! Waarlijk de
belofte van onze Heer moet vervuld worden.” (109) En
zij werpen zich wenend op hun aangezicht en dat draagt
bij aan hun nederigheid. (110) (O Boodschapper), zeg
(tegen de ongelovigen die jouw aanroeping ontkennen):
“Roep Hem aan met ‘Allah’ of met ‘de meest
Genadevolle,’ maar met welke naam jullie Hem ook
aanroepen, aan Hem behoren de Schone Namen. En
Hoofdstuk soera 17 Al-Isrā’– De Nachtreis Deel Guz 15
324
reciteer (de Koranische verzen in ) jullie gebeden niet
te luid (zodat de ongelovigen niet de kans krijgen om
onderling Allah’s Boek te beledigen), maar ook niet te
zacht (waardoor de sahaabah jou nauwelijks kunnen
verstaan). Zoek dus naar de gulden middenweg. (111)
En zeg: “Alle lof en dank is aan Allah, Die voor Zich
geen deelgenoten in (Zijn) Rijk heeft, en Hij is niet
vernederd, daarom heeft Hij hij geen helper nodig. En
verheerlijk Hem met een grote verheerlijking.”
Soerah 18 – Al-Kahf (Mekkaans)
De Grot
In de naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.
(1) Alle lof zij Allah, Die aan Zijn dienaar het Boek
heeft gezonden, gaaf en volmaakt. (2) (Hij heeft het)
rechtgeleid gemaakt, om te waarschuwen voor een
strenge bestraffing van Hem en om goed nieuws te
geven aan de gelovigen, die goede daden verrichten, dat
zij een eerlijke beloning zullen krijgen. (3) Zij zullen
daarin voor altijd verblijven. (4) En diegenen te
waarschuwen die zeggen: “Allah heeft Zich een zoon
genomen.” (5) Zij hebben geen kennis over zulke
zaken, noch hun vaderen. Slecht zijn de
(godslasterlijke) woorden die zij in hun monden durven
nemen! Zij vertellen niets anders dan leugens. (6)
Misschien zou jij (O Mohammed) je uit droefheid over
hun voetstappen vernietigen uit verdriet want zij
geloven niet in deze vertelling. (7) Waarlijk! Wij
hebben datgene wat er zich op aarde bevindt (zoals
dieren, planten, bomen, waterbronnen) als haar
versiering gemaakt, opdat Wij kunnen testen wie van
Hoofdstuk soera 18 Al-Kahf – De Grot Deel Guz 15
325
hen uitblinkt in goede daden. (8) En waarlijk! Wij
zullen alles wat daarop is tot droge naakte aarde maken.
(9) Of denk jij (O Mohammed) dat de mensen van de
Grot en de inscriptie een wonder onder Onze Tekenen
waren? (10) (Gedenk) toen de jonge mannen voor
bescherming naar de Grot vluchtten, zij zeiden: “Onze
Heer! Geef ons genade van U en mogelijkheden om
onze zaak op de juiste manier te regelen!” (11) En toen
brachten Wij in de grot een sluier over hen aan (zodat
zij sliepen), voor een bepaald aantal jaren. (12) Toen
lieten Wij hen herrijzen, zodat Wij hen konden testen
wie van de twee partijen het beste was in het berekenen
van de tijd die zij hadden verbleven. (13) Wij vertellen
aan jou in Waarheid hun verhaal: Waarlijk! Zij waren
jonge mannen die in hun Heer geloofden, en Wij
vermeerderden de Leiding voor hen. (14) En Wij
maakten hun harten standvastig en sterk, toen zij
opstonden en zeiden: “Onze Heer is de Heer van de
hemelen en de aarde, nooit zullen wij een andere god
behalve Hem aanroepen; als wij dat deden zouden wij
zeker een enorm ongeloof uitspreken. (15) Dit volk van
ons heeft anderen goden in de aanbidding genomen dan
Hij. Waarom brengen zij voor hen geen duidelijk
beewijs? En wie maakt een grotere fout dan degene die
leugens over Allah verzint? (16) “En als jullie je van
hen (de ongelovigen) terugtrekken en van dat wat zij
anders dan Allah aanbidden, zoek dan de toevlucht in
de Grot, jullie Heer zal jullie een mogelijkheid geven
uit Zijn genade en voor jullie in jullie zaak gemak
brengen.” (17) En wellicht heb je de zon gezien, toen
die opkwam rechts van de Grot en als zij ondergaat,
keert zij zich af van hen naar de linkerkant, terwijl zij in
het midden van de Grot lagen. Dat is (één) van de
Hoofdstuk soera 18 Al-Kahf – De Grot Deel Guz 15
326
Tekenen van Allah. Degene die Allah Leidt is
rechtgeleid maar degene die Hij laat dwalen – voor hem
vinden jullie geen gids om hem (op het rechte pad) te
leiden. (18) En (als je hen had gezien) dan zou je
hebben gedacht dat zij wakker waren, maar (in
werkelijkheid) sliepen zij (met hun ogen wijd geopend).
En Wij draaiden hen op hun rechterkant en (dan weer)
op hun linkerkant (om decubitus tegen te gaan), en hun
(jacht) hond lag daar op de binnenplaats van de grot
met gestrekte voorpoten in (de richting van) de ingang.
Als je hen had had zien liggen (met hun wijd gesperde
ogen), dan was je in volle afkeer van hen weggevlucht,
en (bovendien) zou je (hart zich) voor hen zeker met
een gevoel van angst (hebben gevuld). (19) Dus deden
Wij hen ontwaken zodat zij elkaar konden ondervragen.
Eén van hen zei: “Hoe lang zijn jullie (hier) geweest)?”
Zij zeiden: “Wij zijn hier misschien een dag geweest of
een deel van een dag.” Zij zeiden: “(Alleen) jullie Heer
weet beter hoe lang jullie hier geweest zijn. Stuur dus
één van jullie met een zilveren munt naar de stad en
laat hem zien welk voedsel het beste is en laat hem
daarvan wat naar jullie brengen. En laat hem
voorzichtig zijn en laat niemand hem omtrent ons
inlichten.” (20) Want als zij er achter komen wie jullie
zijn, zullen zij jullie stenigen, of jullie terug doen keren
tot hun godsdienst en op die manier zullen jullie nooit
slagen.” (21) En dit hebben Wij hun bekend gemaakt,
opdat zij weten dat de belofte van Allah waar is en dat
er geen twijfel over het Uur kan bestaan. (Gedenk)
wanneer zij (de mensen in de stad) onder elkander
redetwisten over het geval, zij zeiden: “Richt een
gedenkteken voor hen op.”Hun Heer weet beter over
hen. Degenen die het gelijk hadden gekregen zeiden:
Hoofdstuk soera 18 Al-Kahf – De Grot Deel Guz 15
327
“Wij zullen zeker een plaats van aanbidding over hen
heen bouwen.” (22) (Sommigen) zullen zeggen dat het
er drie waren, en de hond onder hen de vierde was;
(anderen) zullen zeggen dat het er vijf waren en dat de
hond de zesde was– radend naar het onzichtbare; (en
weer anderen) zullen zeggen dat het er zeven waren en
dat de hond de achtste was. Zeg: “Mijn Heer kent het
aantal beter; niemand behalve slechts een paar weet
over hen.” Redetwist dus niet behalve met duidelijke
bewijzen. En raadpleeg geen van hen over de mensen
van de Grot. (23) En zeg nooit over iets: “Ik zal het
zeker morgen doen.” (24) Behalve (met de uitspraak):
“Als Allah het wil! En gedenk jullie Heer wanneer
jullie (het zijn) vergeten (maar het jullie weer te binnen
schiet) en zeg: “Het kan zo zijn dat mijn Heer mij leidt
naar een weg die dichter bij de waarheid is dan deze.”
(25) En zij verbleven driehonderd (zonne)jaar in hun
Grot en voeg daar nog (negen) jaar aan toe. (26) Zeg (O
Mohammed): “Allah weet beter hoe lang zij daar
verbleven. Bij Hem is (de kennis van) het onzichtbare
van de hemelen en de aarde. Hoe duidelijk ziet en hoort
Hij (alles)! Zij hebben geen helper naast Hem en Hij
laat niet één deelgenoot in Zijn Oordeel toe.” (27) En
reciteer wat aan jou geopenbaard is van het Boek van
jouw Heer. Niemand kan Zijn Woorden veranderen, en
niemand kan een andere toevlucht vinden dan bij Hem.
(28) En wees zelf geduldig zoals degenen die hun Heer
in de ochtend en de avond aanroepen, zodoende
(slechts) Zijn aangezicht zoekend. En wend jouw ogen
niet van hen af, omdat je de pracht en praal van het
leven op aarde verlangt. Gehoorzaam niet degenen
wiens harten Wij achteloos voor Onze overdenking
hebben gemaakt. Hij, die zijn eigen lusten volgt in
Hoofdstuk soera 18 Al-Kahf – De Grot Deel Guz 15
328
buitensporige zaken. (29) En zeg: “De Waarheid is van
jullie Heer.” Ieder die wil, laat hem geloven en ieder
die niet wil, laat hem ongelovig zijn. Waarlijk, Wij
hebben voor de onrechtvaardigen een vuur voorbereid
waarvan de muren hen zullen omringen. En als zij om
hulp vragen dan zullen zij water krijgen als kokende
olie, dat hun gezichten zal branden. Vreselijk om te
drinken en een kwade rustplaats. (30) Waarlijk! Voor
degenen die geloven en goede daden verrichten –
zeker! Wij zullen de beloning van iedereen die (goede)
daden op de beste manier verricht niet verloren laten
gaan. (31) Zij! Voor hen zullen er eeuwig durende
Tuinen zijn; daar stromen rivieren onder door, daarin
zullen zij versierd worden met gouden armbanden en
zij zullen groene kleding dragen van fijne zijde en
zwaar brocaat. Zij zullen daarin rusten op verheven
sofa’s. Hoe goed is de beloning en wat een uitmuntende
rustplaats! (32) En geef hen het voorbeeld van de twee
mannen; aan één van hen hadden Wij twee tuinen met
druivenstokken gegeven en Wij omringden die met
dadelpalmen; en hadden daartussen bewerkte velden
geplaatst. (33) Elk van deze twee tuinen bracht haar
vruchten voort, en deed niet in het minst daarin tekort
en Wij zorgden voor een rivier die tussen hen
doorstroomde. (34) En hij had fruit en hij zei tegen zijn
(gelovige) gesprekspartner: “Ik heb meer welvaart en
dan jij en wordt meer door de mensen gerespecteerd.”
(35) En hij keerde terug naar zijn tuin en hij deed
zichzelf onrecht aan. Hij zei: “Ik denk niet dat dit (de
tuinen) ooit zal verdwijnen.” (36) En ik denk niet dat
het Uur ooit zal aanbreken. En als ik daadwerkelijk tot
mijn Heer wordt teruggebracht (op de Dag der
Opstanding), dan zal mijn terugkeer tot Hem (zelfs)
Hoofdstuk soera 18 Al-Kahf – De Grot Deel Guz 15
329
beter zijn dan het huidige.” (37) Zijn (gelovige)
gesprekspartner zei: “Ben jij ongelovig aan Hem die
jou uit stof geschapen heeft, daarna uit gemengde
zaaddruppels van de mannelijke en vrouwelijke
afscheiding en Die je daarna als een mens gemodelleerd
heeft?” (38) “Maar in mijn geval (geloof ik) dat Hij
Allah is, mijn Heer en ik zal niemand met Hem als
deelgenoot verenigen.” (39) Het was beter voor jouw
geweest om te zeggen toen jij je tuin binnenging:
“Datgene wat Allah wil (zal gebeuren)! Er is geen
macht buiten Allah! Indien jij van mij ziet, dat ik
minder dan jou ben, op het gebied van bezit en
kinderen.” (40) Het zou kunnen zijn dat mijn Heer mij
iets beters geeft dan jouw tuin, en een bestraffing uit de
hemel daarover stuurt, dan zal het modder zijn. (41) Of
het water daarvan verdwijnt diep in de aarde zodat je
het nooit meer zal kunnen vinden.” (42) En zijn fruit
werd vernietigd. En hij begon zijn handen te wringen
wegens hetgeen hij aan de tuin had besteed en dat de
tuinen nu tot de bodem toe geruїneerd waren. En hij
zei: “Had ik maar geen deelgenoten aan mijn Heer
toegeschreven.” (43) En er was geen groep mensen die
hem tegen Allah kon helpen, noch kon hij zichzelf
verdedigen of redden. (44) Daar, de beschermende
macht, het gezag en het koninkrijk is voor Allah
(alleen) de ware god. Hij (Allah) is beter als (gever
van) een beloning en beter (als gever) van een
bestemming. (45) En geef aan hen het voorbeeld van
het leven in deze wereld: het is als water wat Wij van
de hemel naar beneden sturen en de plantengroei van de
aarde mengt zich daarmee en wordt fris en groen. Maar
(later) wordt het droog en breekt in stukken wanneer de
wind het verspreid. En Allah is tot alles in staat. (46)
Hoofdstuk soera 18 Al-Kahf – De Grot Deel Guz 15
330
Welvaart en kinderen zijn een sieraad van het leven van
deze wereld. Maar goede oprechte daden in het
Aangezicht van jullie Heer zijn beter wat betreft de
beloning en wat betreft hoop. (47) En (gedenk) de Dag
waarop Wij de bergen zullen verzetten en jullie de
aarde zullen zien als een opgeheven vlakte. Wij zullen
hen allen verzamelen en niet één van hen achterlaten.
(48) En zij zullen voor jullie Heer in rijen neer worden
gezet (en Allah zal zeggen): “Nu zijn jullie zeker tot
Ons gekomen op de manier waarop Wij jullie het eerste
geschapen hadden. Nee, maar jullie hadden gedacht dat
Wij geen ontmoeting met jullie hadden vastgesteld.”
(49) En het Boek zal geplaatst worden en jullie zullen
de misdadigers angstig zien vanwege wat daarin is
opgeschreven. Zij zullen zeggen: “Wee voor ons! Wat
voor soort boek is dit, dat niets kleins of niets groots
verzwijgt maar het zelfs berekend!” En zij zullen
ontdekken dat al hun daden vόόr hen worden geplaatst
en jullie Heer behandelt niemand onrechtvaardig. (50)
En gedenk, toen Wij tegen de Engelen zeiden: “Buig
(jullie hoofden) voor Adam (uit respect).” Dus bogen
zij (het hoofd), behalve Iblies. Hij behoorde tot de
Djinn en weigerde gehoor te geven aan het bevel van
zijn Heer. Zullen jullie hem en zijn nageslacht als
bondgenoten verkiezen boven Mij, terwijl zij jullie
(aarts)vijanden zijn? Wat slecht is deze ruil voor de
onrechtvaardigen (nl. van gehoorzaamheid aan Allah
naar gehoorzaamheid aan de duivel). (51) Ik roep hen
niet op om te getuigen van de schepping van de
hemelen en de aarde en (zelfs) niet van de schepping
van henzelf, noch zou Ik de misleiders als helpers
nemen. (52) En (gedenk) de Dag waarop Hij zegt:
“Roep de deelgenoten op die jullie hebben bedacht.”
Hoofdstuk soera 18 Al-Kahf – De Grot Deel Guz 15
331
Dan zullen zij hen aanroepen, maar zij zullen hen niet
antwoorden en Wij zullen een barrière tussen hen
plaatsen. (53) En de misdadigers zullen het Vuur zien
en vrezen dat zij daar in zullen vallen. En zij zullen
geen ontsnappingsweg voor zichzelf kunnen vinden.
(54) En voorwaar, Wij hebben in deze Koran alle
soorten voorbeelden voor de mensheid gegeven. Maar
de mens is in vele dingen zeer twistziek. (55) En niets
weerhoudt de mens van het geloven als de Leiding tot
hen gekomen is, en van het vragen van vergiffenis van
hun Heer, behalve de manieren die de vroegeren trof, of
de bestraffing die zichtbaar tot hen kwam. (56) En Wij
hebben de Boodschappers slechts gezonden als
brengers van goed nieuws en waarschuwers. Maar
degenen die niet geloven redetwisten met valse
argumenten om daarmee de Waarheid te weerleggen.
En zij nemen Mijn Tekenen en dat waarvoor
gewaarschuwd werd, ter bespotting. (57) En wie maakt
een grotere fout dan degene die aan de Tekenen van
zijn Heer herinnerd wordt, maar zich daarvan afkeert en
vergeet welke (daden) zijn handen vooruit hebben
gestuurd. Waarlijk, Wij hebben sluiers over hun harten
geplaatst zodat zij dit niet zouden begrijpen en in hun
oren doofheid. En als jij hen tot de Leiding oproept,
zelfs dan zullen zij nooit geleid worden. (58) En jullie
Heer is de Meest Vergevingsgezinde, Eigenaar van
Genade. Als Hij hen ter verantwoording roept voor wat
zij verdiend hebben, dan zeker, zou Hij zich met hun
bestraffing haasten. Maar zij hebben hun vastgestelde
termijn waarna zij geen ontsnapping hebben. (59) En
deze steden hebben Wij vernietigd toen zij zondigden.
En Wij hebben een bepaalde termijn voor hun
vernietiging vastgesteld. (60) (En gedenk) toen Mozes
Hoofdstuk soera 18 Al-Kahf – De Grot Deel Guz 15
332
tegen zijn jonge knecht zei: “Ik zal het (reizen) niet
opgeven tot ik de samenvloeiing van de twee zeeën
bereik, al moet ik eeuwenlang doorgaan.” (61) Maar
toen zij de samenvloeiing van de twee zeeën bereikten,
vergaten zij hun vis en deze zwom snel weg in de zee.
(62) En toen zij verder waren gegaan, zei Mozes tegen
zijn jonge knecht: “Breng ons eten, (de vis) waarlijk,
wij zijn erg moe geworden van deze zware reis.” (63)
Hij zei: “Weet je nog dat wij onszelf bij die rots hebben
neergelegd? Waarlijk, ik was de vis beslist vergeten en
niemand anders dan Satan heeft mij doen vergeten te
herinneren. Het heeft zijn weg op een vreemde (manier)
naar de zee gevonden!” (64) (Mozes) zei: “Dat is waar
wij naar gezocht hebben.” Dus keerden zij in hun
voetstappen terug. (65) Toen vonden zij één van Onze
slaven, die Wij Onze genade hadden gegeven, en die
Wij in Onze kennis onderwezen hadden. (66) Mozes
zei tegen hem (Khidhr): “Mag ik je volgen, zodat jij mij
iets kunt leren van die kennis die jou onderwezen is?”
(67) Hij (Khidr) zei: “Waarlijk! Jij zult niet in staat zijn
om geduld met mij te hebben! (68) En hoe kun je nu
geduld hebben over iets waar je geen kennis van hebt?”
(69) Mozes zei: “Als Allah het wil zult je mij geduldig
vinden en ik zal jou niet in het minste ongehoorzaam
zijn.” (70) Hij zei: “Volg mij dan, maar vraag mij niet
tot ik het zelf bij jou ter berde breng.” (71) Dus gingen
zij beiden verder tot zij in het schip waren en hij liet het
zinken. Mozes zei: “Heb je het laten zinken zodat haar
bemanning zou verdrinken?” Waarlijk, jij hebt iets
kwaads verricht. (72) Hij zei: “Heb ik je niet verteld dat
je geen geduld met mij zou kunnen hebben?” (73)
(Mozes) zei: “Roep mij niet ter verantwoording voor
wat ik vergeten ben, en maak het mij niet moeilijk.”
Hoofdstuk soera 18 Al-Kahf – De Grot Deel Guz 15
333
(74) Toen gingen zij beiden verder, tot zij een jongen
tegenkwamen, en hij hem doodde. Mozes zei: “Heeft u
een onschuldig persoon gedood die niemand vermoord
heeft? Waarlijk, u heeft een vreselijke daad verricht.”
۞
(75) (Khidr) zei: “Heb ik je niet verteld dat je geen
geduld met mij zou hebben?” (76) (Mozes) zei: “Als ik
je hierna over iets vraag, houdt mij dan niet in jouw
gezelschap, je hebt al een verontschuldiging van mij
gekregen.” (77) Toen gingen zij beiden verder tot zij bij
de inwoners van een stad kwamen. Zij vroegen hen om
eten, maar zij weigerden hen gastvrijheid te verlenen.
Toen vonden zij een muur die bijna omviel en hij
(Khidr) repareerde hem. (Mozes) zei: “Als jij gewild
had, waarlijk je had daar loon voor kunnen vragen!”
(78) (Khidr) zei: “Dit is het moment tussen mij en jou
om afscheid te nemen en het moment waarop ik je de
uitleg van (die) zaken geef waarmee jij niet in staat was
geduld te hebben. (79) Wat het schip betreft: die
behoorde aan arme mensen die op zee hun brood
verdienden. Ik wilde haar onbruikbaar maken, want hun
koning komt alle schepen met geweld in beslag nemen.
(80) Wat de (vermoorde) jongen betreft, zijn ouders
waren gelovigen en wij waren bang dat hij (op latere
leeftijd door zijn onwetendheid) hen (vanwege hun
kinderliefde) zou overhalen tot opstandigheid en
ongeloof. (81) Onze bedoeling (voor zijn moord) was
dat hun Heer hem zou vervangen door een betere zoon,
die rechtvaardiger en godvrezender is, en (daarmee)
onder Onze genade valt (ten gunste van zijn ouders).
(82) Wat de muur betreft: deze behoorde toe aan de
twee weesjongens (Asram & Sariem woonachtig) in de
stad. Onder (deze muur) bevond zich een (verborgen)