‘Imrān Deel Guz 4
101
dat voor de mensheid werd aangewezen, is dat in het
gezegende Bakka (Mekka), als leiding voor de
werelden. (97) Daarin zijn duidelijke Tekenen
(bijvoorbeeld) de plaats van Ibrahim. Wie daar ook
binnengaat, is veilig. En de Haddj naar het Huis is door
Allah aan de mensen opgelegd, voor degenen die het
zich kunnen veroorloven. En degene die ongelovig is
(in Allah of Zijn bevel omtrent de Haddj), (moet
beseffen) dat Allah geen behoefte heeft aan de
werelden (de mensen, de Djinn en de Engelen). (98)
Zeg: “O, mensen van het Boek. Waarom verwerpen
jullie de Tekenen van Allah, terwijl Allah Getuige is
van alles wat jullie doen?” (99) Zeg: “O mensen van
het Boek. Waarom houden jullie de mensen af van het
(rechte) Pad van Allah en wensen jullie het krom te
maken, terwijl jullie (zelf) getuigen? En Allah is zich
bewust van wat jullie doen.” (100) O, jullie die
geloven! Als jullie een groep gehoorzamen van
degenen aan wie het Boek gegeven is: zij zullen jullie
(zeker) tot ongeloof doen terugkeren, nadat jullie
geloofd hebben! (101) En hoe kunnen jullie ongelovig
zijn, terwijl de Verzen van Allah aan jullie gereciteerd
worden en Zijn Boodschapper onder jullie is? En
iedereen die zich ferm aan Allah vasthoudt, wordt zeker
naar het rechte Pad geleid. (102) O jullie die geloven!
Vrees Allah zoals Hij gevreesd behoort te worden en
sterf niet, behalve als oprechte moslims (in volledige
onderwerping aan Allah’s éénheid). (103) En houdt
jullie allen (stevig) vast aan het (godsdienstige) touw
van Allah (Koran & Soennah), en laat er geen
verdeeldheid onder jullie heersen (nadat de islam jullie
heeft bereikt). Gedenk Allah’s gunst, want jullie waren
Hoofdstuk soera 3 Āli ‘Imrān – De familie van
‘Imrān Deel Guz 4
102
vijanden en Hij heeft jullie harten met elkaar verenigd,
zodat jullie door Zijn genade broeders werden, en jullie
waren op de rand van de afgrond van het Vuur en Hij
heeft jullie daarvan gered. Dus Allah heeft jullie Zijn
tekenen duidelijk gemaakt, dat jullie geleid mogen
worden. (104) Laat er uit jullie een groep mensen
opstaan die tot goedheid aanspoort en tot
rechtvaardigheid maant en het verwerpelijke verbiedt.
En dat zijn degenen die zullen slagen. (105) En wees
niet zoals degenen die (onderling) verdeeld zijn en met
elkaar van mening verschillen, nadat er duidelijke
Bewijzen tot hen zijn gekomen. Voor hen is er een
vreselijke bestraffing. (106) Op de Dag zullen er
sommige gezichten wit worden en andere gezichten
zwart worden. Tegen degenen wiens gezichten zwart
worden (zal gezegd worden): “Hebben jullie het geloof
verworpen nadat jullie ertoe zijn over gegaan? Proef
dan de bestraffing voor het verwerpen van het geloof.”
(107) En voor degenen wiens gezichten wit worden, zij
zullen in Allah’s Genade verkeren en daarin zullen zij
voor altijd verblijven. (108) Dit zijn de Verzen van
Allah: “Wij reciteren ze voor jou in Waarheid en Allah
wil geen onrechtvaardigheid voor de werelden.” (109)
En aan Allah behoort alles wat in de hemelen en de
aarde is. En alle zaken keren terug tot Allah. (110)
Jullie (moslims) zijn het beste volk wat ooit onder de
mensheid verscheen, jullie bevelen het goede aan en
verbieden het verwerpelijke en jullie geloven in Allah.
En hadden de mensen van het Boek geloofd, dan zou
dat beter voor hen geweest zijn, onder hen zijn er die
geloofd hebben maar de meesten zijn verdorvenen.
(111) Zij zullen jullie geen kwaad doen, behalve een
Hoofdstuk soera 3 Āli ‘Imrān – De familie van
‘Imrān Deel Guz 4
103
kleine ergernis en als zij tegen jullie vechten, zullen zij
jullie de rug toekeren, daarna zullen zij niet geholpen
worden. (112) Schande wordt over hen uitgeworpen,
waar zij ook zijn, behalve als zij een verbond met Allah
en een verbond met andere mensen hadden. Zij hebben
over zichzelf de toorn van Allah afgeroepen en zij
werden met vernedering geslagen. Dit is omdat zij
ongelovig waren in de Tekenen van Allah en de
Profeten onrechtvaardig gedood hebben. Dit was omdat
zij ongehoorzaam waren en de grenzen overtraden die
Allah gesteld heeft. (113) Zij zijn niet allen gelijk; een
deel van de mensen van het Boek is rechtvaardig, zij
reciteren de Verzen van Allah in de uren van de nacht
en knielen neer in gebed. (114) Zij geloven in Allah en
de Laatste Dag, zij roepen op tot het goede en
verbieden het verwerpelijke en zij haasten zich om de
goede werken te verrichten; en zij zijn onder de
rechtvaardigen. (115) En van het goede wat zij doen zal
er niets verworpen worden, want Allah kent degenen
die godvrezend zijn goed. (116) Degenen die het geloof
verwerpen, voor hen zullen noch hun eigendommen,
noch hun nageslacht bij Allah op geen enkele manier
baten. Zij zijn de bewoners van het Vuur, daarin zullen
zij verblijven. (117) De gelijkenis van wat zij in deze
wereld besteden is als die van de wind, die een hevige
kou meenam en de oogst trof van een volk wat zichzelf
kwaad heeft aangedaan en die (oogst) vernielde. Allah
doet hen geen kwaad, maar zij doen zichzelf kwaad.
(118) O, jullie die geloven! Neem niet degenen die
buiten jullie godsdienst staan tot boezemvrienden want
zij zullen niet stoppen met pogingen om jullie kwaad te
doen. Zij wensen slechts dat jullie lijden. Haat is al uit
Hoofdstuk soera 3 Āli ‘Imrān – De familie van
‘Imrān Deel Guz 4
104
hun monden gekomen, maar wat hun harten verbergen
is veel erger. Zeker, Wij hebben de Tekenen voor jullie
duidelijk gemaakt, als jullie (maar) begrijpen. (119)
Zie! Jullie zijn degenen die van hen houden, maar zij
houden niet van jullie, en jullie geloven in het gehele
Boek. En als zij jullie ontmoeten, zeggen zij: “Wij
geloven”. Maar als zij alleen zijn, bijten zij op hun
vingertoppen in woede voor jullie. Zeg: “Sterf in jullie
woede.” Zeker, Allah weet wat in de harten is.” (120)
Als jullie iets goeds overkomt, hebben zij daar verdriet
over, maar als jullie iets kwaads overkomt, verheugen
zij zich daar over. Maar als jullie geduldig blijven en
godvrezend worden, kan het geringste kwaad jullie niet
treffen. Waarlijk, Allah omringt alles wat zij doen.
(121) En (gedenk) wanneer jij (O Mohammed) je huis
in de ochtend verliet om de gelovigen hun plaats voor
het gevecht te wijzen. En Allah is Alhorend, Alwetend.
(122) Toen twee groepen van jullie naar lafheid
neigden, was Allah hun beschermer. En in Allah
moeten de gelovigen hun vertrouwen leggen. (123) En
Allah heeft jullie al in Badr overwinnaars gemaakt,
toen jullie een zwak leger waren. Vrees Allah dus diep
en dat jullie dankbaar mogen zijn. (124) (Gedenk) toen
jij tegen de gelovigen zei: “Is het voor jullie niet
voldoende dat jullie Heer jullie helpt met drieduizend
neergezonden Engelen?” (125) “Ja, als jullie geduldig
blijven en vroom en de vijand op jullie af komt
stormen, zal jullie Heer jullie helpen met vijfduizend
neergezonden Engelen.” (126) Allah heeft jullie alleen
maar goed nieuws willen geven en jullie harten
daarmee gerust willen stellen. De overwinning wordt
slechts met Allah’s verlof behaald (en niet zozeer door
Hoofdstuk soera 3 Āli ‘Imrān – De familie van
‘Imrān Deel Guz 4
105
een troepenovermacht); want Hij is de Almachtige, de
Alwijze. (127) Dat Hij een deel van degenen die
ongelovig zijn kon afsnijden, of hen aan schande
blootstellen zodat zij onverrichterzake terugkeren.
(128) Niet aan jou, maar aan Allah is de beslissing. Of
Hij hen genadig is om hen (te vergeven) of te
bestraffen, waarlijk, zij zijn de onrechtvaardigen. (129)
En aan Allah behoort alles wat in de hemelen en wat op
aarde is. Hij vergeeft wie Hij wil en straft wie Hij wil.
En Allah is de Genadevolle, de Barmhartige. (130) O
jullie die geloven! Neem geen rente, daar (deze)
aanleiding geeft tot eindeloze vermeerdering (van bezit)
en vrees Allah, hopelijk zullen jullie welslagen! (131)
En vrees het Vuur wat voor de ongelovigen is
voorbereid. (132) En gehoorzaam Allah en de
Boodschapper en dat jullie genade moge verkrijgen.
(133) Wedijver met elkaar in het vragen om vergiffenis
van jullie Heer en om het Paradijs, dat zo wijd is als de
hemelen en de aarde, bereid voor de godvrezenden.
(134) Degenen die in voorspoed en tegenspoed
besteden, die de woede onderdrukken en die de mensen
vergeven, waarlijk, Allah houdt van degenen die het
goede doen. (135) En degenen die, als zij een
zedeloosheid begaan hebben, of zichzelf kwaad hebben
aangedaan, daarna Allah gedenken en om vergeving
voor hun zonden vragen – en wie kan zonden vergeven
behalve Allah? En zij volharden niet in wat zij deden,
terwijl zij (het) weten. (136) Hiervoor is de beloning
vergeving van hun Heer en Tuinen (het Paradijs) waar
rivieren onderdoor stromen, waarin zij voor altijd
zullen verblijven. Hoe uitmuntend is de beloning voor
degenen die goede daden verrichten in
Hoofdstuk soera 3 Āli ‘Imrān – De familie van
‘Imrān Deel Guz 4
106
overeenstemming met de geboden van Allah. (137) Er
zijn er waarlijk vόόr jullie geweest die op de (voor
Allah) gebruikelijke wijze behandeld werden; reis dus
over de aarde en zie wat het einde van de ongelovigen
is geweest. (138) Dit is een duidelijke uitspraak voor de
mensheid, een leiding en een aanwijzing voor degenen
die godvrezend zijn. (139) Verzwak niet (in jullie strijd
tegen de ongelovigen) en treur niet (over het voorval te
Oehoed want) jullie zullen (hen) zeker overwinnen,
indien jullie (oprechte) gelovigen zijn. (140) Als jullie
gewond raken (Slag bij Oehoed), wees er dan zeker van
dat een zelfde wond de (ongelovigen) word toegebracht
(Slag bij Badr). En zo verlopen de dagen, die Wij aan
de mens bij toerbeurt geven, opdat Allah de gelovigen
moge testen (in hun oprechtheid), en jullie moge
begunstigen met het martelaarschap. En Allah houdt
niet van de onrechtplegers. (141) En dat Allah de
gelovigen moge zuiveren (van hun begane zonden) , en
de ongelovigen moge vernietigen. (142) Denken jullie
dat jullie het Paradijs zullen binnentreden, voordat
Allah jullie heeft getest: (zowel) degenen die (voor Zijn
zaak) hebben gestreden, als degenen die geduldig
bleven (in tijden van ontbering)? (143) Jullie hebben
naar de dood verlangd, voordat jullie hem (de dood)
tegenkwamen. En waarlijk, jullie hebben hem gezien en
jullie waren getuigen. (144) Mohammed is niet meer
dan een Boodschapper en voor hem zijn zeker (vele)
Boodschappers overleden. Als hij sterft of gedood
wordt, zullen jullie dan op jullie stappen terugkeren?
(terugvallen in ongeloof) En degenen die op zijn
stappen terugkeert, zal nog de minste schade aan Allah
toebrengen. En Allah zal de dankbaren belonen. (145)
Hoofdstuk soera 3 Āli ‘Imrān – De familie van
‘Imrān Deel Guz 4
107
En geen mens kan sterven behalve met Allah’s
toestemming en op de aangewezen tijd. En iedereen die
in deze wereld een beloning wenst, Wij zullen hem dat
geven; en iedereen die een beloning van het
Hiernamaals wenst, zullen Wij dat geven. En Wij
zullen de dankbaren belonen. (146) En vele Profeten
vochten en met hen (vochten) grote groepen van
religieus geleerden mannen. Maar zij verloren nooit de
moed door datgene wat hen op Allah’s Pad overkwam,
noch verzwakten of vernederden zij zichzelf. En Allah
houdt van de geduldigen. (147) En zij zeiden niets
anders dan: “Onze Heer! Vergeef ons onze zonden en
onze overdrijvingen met betrekking tot onze zaak,
maak ons standvastig en geef ons de overwinning over
het ongelovige volk.” (148) Dus gaf Allah hun de
beloning van deze wereld en een uitmuntende beloning
in het Hiernamaals. En Allah houdt van de weldoeners.
(149) O, jullie die geloven! Als jullie de ongelovigen
gehoorzamen, zullen zij jullie doen omkeren en jullie
keren je als verliezers van het geloof af. (150) Nee,
Allah is jullie Beschermer en Hij is de Beste der
Helpers. (151) Wij zullen angst veroorzaken in de
harten van de ongelovigen, omdat zij anderen in de
aanbidding tot Allah hebben verenigd, hiervoor heeft
Hij hen geen gezag neergezonden Hun verblijfplaats is
het Vuur en hoe slecht is de verblijfplaats van de
onrechtvaardigen! (152) En Allah heeft zeer zeker Zijn
belofte (van hulp) tegenover jullie waargemaakt, zodat
jullie hen (jullie vijanden) hebben kunnen doden met
Zijn toestemming. Totdat jullie (door zwakheid en
liefde voor het wereldse) de moed zijn gaan verliezen
en over het (doorslaggevende) bevel (om op de berg te
Hoofdstuk soera 3 Āli ‘Imrān – De familie van
‘Imrān Deel Guz 4
108
blijven) gingen discussiëren en (vervolgens)
ongehoorzaam waren (aan dit Profetisch bevel), nadat
Hij jullie (de beloofde hulp) heeft laten zien, waar jullie
zo op gebrand waren. Onder jullie zijn er (dienaren) die
van deze wereld houden (ten koste van de
gehoorzaamheid), en onder jullie zijn er die (ondanks
hun rechtmatig deel van de buit) van het Hiernamaals
houden. En zodra hun (omsingeling jullie te benauwd
werd) liet Hij jullie (in wanorde van het strijdtoneel)
vluchten, waardoor Hij jullie heeft mogen testen (op
jullie oprechtheid en geduld). Maar voorzeker, Hij
vergaf jullie (en stelde jullie zelfs veilig van de totale
afslachting) want Allah is de (ware) gelovigen gunstig
gezind (en dus altijd bereid om hen te vergeven). (153)
(En gedenk) Toen jullie wegrenden zonder maar op
iemand een blik te werpen en de Boodschapper jullie
van verre nariep. Daar gaf Allah jullie het ene leed na
het andere, om jullie te onderwijzen niet bedroefd te
zijn over wat voorbij is, noch voor datgene wat jullie
overkomen is. En Allah is zich welbewust van wat
jullie doen. (154) Na de moeilijkheden stuurde Hij een
vreedzame sluimer over jullie neder. De sluimer heeft
een deel van jullie getroffen terwijl een ander deel aan
zichzelf dacht en verkeerde gedachten over Allah
hadden – de gedachten van de onwetendheid. Zij
zeiden: “Treft deze zaak ons ook?” Zeg (O
Mohammed): “Waarlijk, deze zaak behoort geheel aan
Allah toe.” Zij verbergen in hun zielen wat zij niet aan
jou durven te openbaren, zij zeggen: “Als wij iets met
deze zaak te maken hadden dan zou niemand van ons
hier gedood worden.” (O Mohammed), zeg: “Zelfs als
jullie (huichelaars) in jullie huizen waren gebleven, dan
Hoofdstuk soera 3 Āli ‘Imrān – De familie van
‘Imrān Deel Guz 4
109
nog zouden degenen (de achterblijvers) voor wie de
dood bepaald was naar hun rustplaatsen vertrokken zijn
– al was het in hun ‘veilige’ slaapverblijven.” Opdat
Allah moge testen wat in jullie harten is en om te
verwijderen wat in jullie harten is en Allah is Alwetend
wat in jullie harten is. (155) Degenen van jullie die zich
omkeerden op de dag dat de twee legers elkaar
ontmoetten: voorwaar, Sheitan was degene die ervoor
zorgde dat zij afgleden vanwege de zonden die zij
gepleegd hadden. Maar Allah heeft hen waarlijk
vergeven. Zeker, Allah is de Vergevingsgezinde, de
Genadevolle. (156) O, jullie die geloven! Wees niet
zoals degenen die ongelovig zijn en die over hun
broeders zeggen, wanneer deze over de aarde reizen of
voor een gevecht erop uit trekken: “Als zij bij ons
gebleven waren, dan waren zij niet gestorven of
gedood. Opdat Allah het tot reden van spijt in hun
harten maakt. Het is Allah Die het leven geeft en de
dood veroorzaakt. En Allah is Alziende over wat jullie
doen. (157) En als jullie gedood worden op de weg van
Allah, of sterven: dan zijn vergeving en genade van
Allah veel beter dan alles wat zij verzamelen. (158) En
als jullie sterven of als jullie gedood worden: waarlijk,
tot Allah zullen jullie allen verzameld worden. (159) En
door de Genade van Allah ging jij vriendelijk (en
liefdevol) met hen om. (Maar) als je streng en
hardvochtig tegen hen was geweest, dan hadden zij zich
(ongetwijfeld in groepjes) van je afgekeerd. Vergeef
hen dus (hun fouten op basis van dit verheven karakter)
en vraag (Allah vervolgens om) vergiffenis voor hen
zodat je hen kunt raadplegen bij het nemen van
beslissingen. En als je een besluit hebt genomen, stel
Hoofdstuk soera 3 Āli ‘Imrān – De familie van
‘Imrān Deel Guz 4
110
dan je vertrouwen in Allah. (Want) voorzeker, Allah
houdt van degenen die (onbeperkt) vertrouwen hebben
(in Hem alléén). (160) Als Allah jullie helpt, kan
niemand jullie overwinnen en als Hij jullie aan jullie lot
overlaat, wie is er na Hem die jullie kan helpen? En
(alleen) in Allah hebben de gelovigen hun vertrouwen.
(161) Geen enkele Profeet mag –onwettig- een deel van
de oorlogsbuit nemen en iedereen die zijn metgezellen
bedriegt als het over de oorlogsbuit gaat, zal op de Dag
der Opstanding datgene wat hij nam, meebrengen. Dan
zal iedere ziel vergoed krijgen wat hij verricht heeft en
zij zullen niet onrechtvaardig behandeld worden. (162)
Is dan degene die de tevredenheid van Allah volgt,
gelijk aan degene die de toorn van Allah over zichzelf
uitroept – en wiens verblijfplaats de Hel is? En dat is
zeker de slechtste bestemming! (163) Zij hebben bij
Allah (verschillende) graden en Allah is de Alziende
over wat zij doen. (164) Voorzeker, Allah heeft de
gelovigen een grote gunst gegeven toen Hij tot hen een
Boodschapper uit hun midden stuurde die hun Zijn
verzen reciteerde, hen reinigde en hen het Boek en de
Wijsheid onderwees, terwijl zij hiervoor in
onwetendheid verkeerden. (165) (Wat scheelt jullie?)
Als een enkele ramp jullie treft, terwijl jullie (jullie
vijanden) met een dubbele ramp treffen, zeggen jullie:
“Waar vandaan kwam dit tot ons?” Zeg: “Het komt van
jullie zelf.” En Allah heeft macht over alle zaken. (166)
En het lijden op de dag toen de twee legers elkaar
troffen, kwam met de toestemming van Allah, opdat Hij
de gelovigen moge testen. (167) En opdat Hij de
hypocrieten moge testen, en tegen hen werd gezegd:
“Kom, vecht voor de zaak van Allah of verdedig jullie
Hoofdstuk soera 3 Āli ‘Imrān – De familie van
‘Imrān Deel Guz 4
111
zelf (tenminste).” Zij zeiden: “Als we geweten hadden
dat er gevochten zou worden, dan waren we je zeker
gevolgd.” Op die dag stonden zij dichter bij het
ongeloof dan bij het geloof, met hun mond zeggend wat
niet in hun harten was. En Allah heeft alle kennis over
datgene wat zij verbergen. (168) (Zij zijn) degenen die
over hun vermoorde broeder zeggen terwijl zij (thuis)
zaten: “Als zij maar naar ons geluisterd hadden, dan
waren zij niet gedood.” Zeg: “Weer de dood van jullie
zelf af, als jullie de waarheid spreken.” (169) Denk
maar niet dat degenen die om het leven kwamen op het
Pad van Allah (omwille van hun godsdienst),
daadwerkelijk zijn gestorven. Zeker niet! Hun zielen
zijn springlevend bij hun Heer en zij worden voorzien
(van hemelse vruchten). (170) Zij verheugen zich met
wat Allah voor hen voorzien heeft van Zijn overvloed.
En zij zijn verheugd over degenen die zich nog niet bij
hen hebben gevoegd, maar achter zijn gebleven, dat zij
geen vrees zullen hebben, noch dat zij bedroefd zullen
zijn. (171) Zij verheugen zich in de gratie en de
overvloed van Allah en dat Allah de beloning voor de
gelovigen niet verspilt. (172) Degenen die (de oproep
van) Allah en de Boodschapper beantwoordden nadat
zij gewond zijn geraakt; voor degenen die goede daden
verrichten en Allah vrezen is er een grote beloning.
(173) Degenen (hypocrieten) die tegen de mensen
zeggen: “Waarlijk, de mensen hebben zich tegen jullie
verzameld, vrees hen daarom.” Maar het deed hen
(slechts) vermeerderen in het geloof en zij zeiden:
“Allah (alleen) is ons voldoende en Hij is de beste
Beschermer.” (174) Dus kwamen ze met gratie en
overvloed van Allah terug. Geen kwaad was hen
Hoofdstuk soera 3 Āli ‘Imrān – De familie van
‘Imrān Deel Guz 4
112
gedaan en zij volgden het genoegen van Allah. En
Allah is de Eigenaar van een grote overvloed. (175) Het
is slechts Satan die jullie vrees inboezemt met zijn
‘awliyaa’ (dit zijn niet alleen zijn trawanten en
handlangers maar ook de polytheïsten en ongelovigen).
Dus vrees hen niet (want dat leidt tot overtreding van
Mijn geboden), maar vrees (alléen) Mij als jullie (ware)
gelovigen zijn. (176) En laat degenen die zich in haast
tot het ongeloof wenden, jou (O Mohammed) niet
bedroeven; zij zullen Allah niet de minste schade
kunnen berokkenen. En het is Allah’s wil, dat Hij ze
geen deel in het Hiernamaals geeft. Voor hen is er een
grote bestraffing. (177) Waarlijk degenen die het
ongeloof tegen de prijs van het geloof kopen, kunnen
Allah niet het minste kwaad doen. Voor hen is er een
pijnlijke bestraffing. (178) En laat de ongelovigen niet
denken dat Ons uitstel van hun bestraffing goed voor
hen is. Wij stellen de bestraffing slechts uit opdat hun
zonden zullen toenemen. En voor hen is er een
vernederende bestraffing. (179) En Allah zal de
gelovigen niet in deze (gemengde) toestand laten
waarin jullie nu verkeren, totdat Hij de goeden (en de
oprechte gelovigen) van de slechten (en de huichelaars)
heeft onderscheiden. Noch zal Allah jullie op de hoogte
brengen van het onwaarneembare, maar Allah kiest tot
Zijn Boodschappers wie Hij wil. Geloof dus in Allah en
Zijn Boodschappers. En als jullie geloven en Allah
vrezen, dan is er voor jullie een grote beloning. (180)
En laat degenen die begerig achterhouden wat Allah
hen van Zijn overvloed heeft gegeven, niet denken dat
dit goed voor hen is. Nee, het is slecht voor hen. De
dingen die zij begerig achterhouden zullen aan hun
Hoofdstuk soera 3 Āli ‘Imrān – De familie van
‘Imrān Deel Guz 4
113
nekken vastgebonden worden als een ketting op de Dag
der Opstanding. En aan Allah behoort de erfenis van de
hemelen en de aarde, en Allah is zich welbewust van
alles wat jullie doen. (181) Waarlijk, Allah heeft de
uitspraak van degenen (Joden) gehoord die zeggen:
“Waarlijk Allah is arm en wij zijn rijk!”. Wij zullen
noteren wat zij zeggen en ook het het onrechtmatig
doden van de Profeten en Wij zullen (tegen hen)
zeggen: “Jullie kunnen de bestraffing van het
brandende (vuur) proeven.” (182) Dat is voor het
(slechte) wat jullie handen deden. En zeker, Allah is
nooit onrechtvaardig voor Zijn dienaren. (183)
(Hetzelfde zijn) degenen (Joden) die zeggen: “Waarlijk,
Allah heeft ons opgedragen om in geen enkele
Boodschapper te geloven tenzij hij ons een offer brengt
dat door het vuur (uit de hemel) verzwolgen wordt.”
Zeg (O Mohammed): “Waarlijk, vόόr mij kwamen er
Boodschappers tot jullie met duidelijke Tekenen en
zelfs met datgene waarover jullie spreken; waarom
hebben jullie hen gedood als jullie waarachtig zijn?”
(184) Als zij jou dan verwerpen, weet dan, dat zij ook
Boodschappers verworpen hebben die vόόr jou
kwamen met duidelijke tekenen, de geschriften en het
Boek van de verlichting. (185) (Het is een universele
belofte dat) iedereen (en zonder uitzondering) – (of het
nu om een mens, Engel, Djinn of dier gaat) zal de dood
(willens of onwillens) proeven. En (omdat niemand
onrecht zal worden aangedaan) zullen jullie het
(volledige eind)resultaat, (dat aan jullie daden is
gekoppeld) pas ondervinden op de Dag der
Opstanding. En al wie van het (angstaanjagende en
allesverterende) vuur wordt weggehouden en (de
Hoofdstuk soera 3 Āli ‘Imrān – De familie van
‘Imrān Deel Guz 4
114
begeerlijke tuinen van) het Paradijs wordt toegewezen,
zal (met absoluut succes) slagen. (Want het
schijnsucces van) het (vergankelijke) wereldse leven is
slechts de (kortstondige) genieting van een
(verliesgevend) waandenkbeeld. (186) Jullie zullen
zeker beproefd worden met jullie welvaart,
eigendommen en in jullie persoonlijke situatie. En jullie
zullen zeker veel pijnlijke dingen horen van degenen die
het boek vόόr jullie hebben gekregen en van degenen
die deelgenoten aan Allah toekennen. Maar als jullie
volharden in het geduld en godvrezend worden,
voorwaar, dat behoort tot de aanbevolen daden. (187)
(En gedenk) toen Allah een verbond afsloot met
degenen die het Boek was gegeven om het nieuws te
verkondigen, Hij zei: “Opdat jullie het aan de mensheid
duidelijk zouden maken en opdat jullie het niet zouden
verbergen.” Maar zij gooiden het weg achter hun
ruggen en verkochten het tegen een ellendige winst! En
dat is zeker het slechtste wat zij kochten. (188) Denk
niet dat degenen die zich verheugen in wat zij gedaan
hebben en er van houden om geprezen te worden voor
wat zij niet hebben gedaan, denken jullie maar niet dat
zij gered zijn van de bestraffing en voor hen is er een
pijnlijke bestraffing. (189) En aan Allah behoort het
Koninkrijk van de hemelen en de aarde en Allah heeft
macht over alle zaken. (190) Waarlijk! In de schepping
van de hemelen en de aarde en in de afwisseling van de
nacht en de dag zijn er waarlijk Tekenen voor mensen
van begrip. (191) Degenen die Allah gedenken, terwijl
zij staan, zitten en liggen op hun zij en diep over de
schepping van de hemelen en de aarde nadenken
(zeggende): “Onze Heer! U hebt dit alles niet zonder
Hoofdstuk soera 3 Āli ‘Imrān – De familie van
‘Imrān Deel Guz 4
115
doel geschapen, Glorie zij U. Bescherm ons tegen de
bestraffing van het Vuur. (192) Onze Heer! Waarlijk,
degenen die U naar het Vuur verwijst, heeft U waarlijk
vernederd en nooit zullen de onrechtvaardigen helpers
vinden. (193) Onze Heer! Waarlijk, wij hebben de roep
van één gehoord, roepend tot het geloof: “Geloof in
jullie Heer” en wij hebben geloofd. Onze Heer!
Vergeef ons onze zonden en scheld ons onze kwade
daden kwijt en laat ons in een toestand van
rechtvaardigheid sterven tezamen met degenen die
gehoorzaam zijn aan Allah en nauwgezet Zijn bevelen
volgen. (194) Onze Heer! Geef ons wat U ons aan Uw
Boodschappers beloofd heeft en verneder ons niet op de
Dag der Opstanding, want U breekt nooit (Uw) belofte.
(195) Dus hun Heer heeft hun (smeekbeden) verhoord
(en antwoordde hen): “Nooit zal Ik het toestaan dat (de
goede) werken van iemand van jullie verloren zal gaan,
of het nu om een man of een vrouw gaat. Jullie komen
uit elkaar voort. Zij die emigreren en uit hun huizen
zijn gedreven, en zij die vanwege Mijn zaak zijn
vervolgd, en zij die vochten en voor Mijn zaak gedood
zijn, waarlijk Ik zal hun fouten zeker uitwissen en hen
naar de Tuinen verwijzen, waar rivieren onderdoor
stromen als een beloning van Allah. En bij Allah zijn
de beste beloningen.” (196) Laat niet de vrije
afhandeling van de ongelovigen in het land jullie
bedriegen. (197) Het is slechts een kort plezier, daarna
zal hun uiteindelijke verblijfplaats de Hel zijn, en dat is
zeker de slechtste rustplaats. (198) Maar voor degenen
die hun Heer vrezen, zijn er Tuinen waar rivieren
onderdoor stromen, zij zijn daarin de eeuwig levenden,
een ontvangst van Allah. En datgene wat bij Allah is, is
Hoofdstuk soera 3 Āli ‘Imrān – De familie van
‘Imrān Deel Guz 4
116
het beste voor degenen die Allah gehoorzamen. (199)
En er zijn er onder de mensen van het Boek, die zeker
in Allah geloven en in wat aan jou geopenbaard is en in
wat aan hen geopenbaard is, zichzelf voor Allah
vernederend. Zij verkopen de verzen van Allah niet
voor een kleine prijs, voor hen is er een beloning van
hun Heer. Zeker Allah is snel in de verrekening. (200)
O, jullie die geloven! Heb geduld en wees standvastig
(in de gevechtslinies bij het trotseren van de vijand).
Sluit de rijen (niet alleen door legereenheden op
strategisch zwakke plaatsen te stationeren, maar ook
door de moskeeën te vullen tijdens de dagelijkse
gebeden). En vrees Allah, opdat jullie zullen slagen.
Soerah 4 – An-Nisā’ (Medinisch)
De vrouwen
In de naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.
(1) O mensheid! Wees plichtsgetrouw ten aanzien van
jullie Heer, die jullie uit één enkele ziel heeft geschapen
en (vervolgens) daaruit zijn vrouwelijke wederhelft
schiep. En uit hun beide heeft Hij vele mannen en
vrouwen voortgebracht. En vrees Allah in wiens Naam
jullie elkaar (om hulp) vragen en (verbreek) de
familiebanden niet. Voorzeker, Allah is altijd en overal
oplettend over jullie (daden). (2) En geef de wezen hun
bezittingen en vervang (jullie) slechte zaken niet door
(hun) goede zaken, en verslind hun spullen niet door
het bij jullie spullen te voegen. Zeker, dit is een grote
zonde. (3) En als jullie vrezen, dat jullie niet
rechtvaardig met de (vrouwelijke) wezen kunnen
handelen (in hun recht op een bruidsschat), trouw dan
Hoofdstuk soera 4 An-Nisā’ – De vrouwen Deel Guz 4
117
(andere) vrouwen naar keuze, twee of drie of vier, maar
als jullie vrezen dat jullie niet rechtvaardig (met hen)
kunnen handelen dan slechts één of wat jullie
rechterhanden bezitten. Zo kunnen jullie beter
voorkomen onrechtvaardig te handelen. (4) En geef de
vrouwen (die jullie trouwen) hun bruidschat met een
goed hart, maar als zij voor hun eigen genoegen, jou
daar een deel van kwijtschelden, neem het dan en
geniet er zonder vrees of kwaad van. (5) En geef jullie
eigendommen, die Allah als middel van bestaan heeft
gegeven niet aan degenen die zwak van geest zijn, maar
voedt en kleedt hen daarmee en spreek vriendelijke en
rechtvaardige woorden tot hen. (6) Beproef de wezen
als zij de huwbare leeftijd hebben bereikt en als jullie
ontdekken dat zij goed kunnen oordelen, geef hen dan
hun eigendommen, maar verspil het niet in haast, opdat
zij op zullen groeien. En wie onder hun voogden rijk is,
moet geen loon nemen, maar als hij arm is, moet hij
voor zichzelf nemen wat rechtvaardig en redelijk is. En
als jullie hun eigendommen aan hen teruggeven, zorg
dan dat er getuigen bij zijn. En Allah is voldoende in
het vereffenen van de rekening. (7) Er is een deel voor
de mannen en een deel voor de vrouwen van wat door
de ouders en degenen die het naast verwant zijn worden
achtergelaten, of hun eigendommen nu groot of klein
zijn, een wettig deel. (8) En als de verwanten (zonder
erfrecht) en de wezen en de armen aanwezig zijn ten
tijden van de verdeling, geef hun van de eigendommen
en spreek vriendelijke en rechtvaardige woorden tegen
hen. (9) En laat degenen die een zwak nageslacht
zouden achterlaten bevreesd en bezorgd zijn. Laat hen
dus Allah vrezen en rechtvaardig spreken. (10)
Waarlijk, degenen die onrechtmatig de eigendommen
Hoofdstuk soera 4 An-Nisā’ – De vrouwen Deel Guz 4
118
van de wezen eten, eten slechts tot er vuur in hun
buiken komt en zij zullen verbrand worden in een
laaiend vuur! (11) Allah beveelt jullie met betrekking
tot (de erfenis van) de kinderen, voor een man een deel
dat gelijk is aan dat van twee vrouwen; als er slechts
dochters zijn, twee of meer, dan delen zij tweederde
van de erfenis; als er slechts één is dan is haar deel de
helft. Voor de ouders is er voor elk één-zesde deel van
de erfenis van de kinderen; als er geen kinderen zijn en
de ouders zijn (de enige) erfgenamen dan krijgt de
moeder één-derde; als de overledene broers of (zusters)
nalaat, krijgt de moeder één-zesde. (De verdeling is in
alle gevallen) na het uitbetalen van legaten die hij bezit
of van (niet vereffende) schulden. Jullie weten niet wie
van hen, of jullie ouders of jullie kinderen jullie tot
meer nut zijn; (deze vastgestelde bedragen) zijn door
Allah bevolen. En Allah is voor altijd Alwetend,
Alwijs. (12) Datgene wat jullie echtgenotes achterlaten,
jullie deel is de helft, als zij geen kinderen achterlaten;
maar als zij een kind heeft is jullie deel één-vierde van
wat zij achterlaten na het betalen van legaten die zij
bezitten of van schulden. En voor hen (vrouwen) is er
één-vierde van wat jullie nalaten, indien jullie geen
kinderen achterlaten, maar als jullie kinderen hebben,
krijgen zij (vrouwen) één-achtste van wat jij achterlaat
na betaling van legaten en schulden. Als de man of
vrouw over wiens erfenis we het hebben geen ouders of
kinderen nalaat, maar een broeder of een zuster nalaat,
dan krijgt ieder van hen één-zesde, maar als het er meer
dan twee zijn dan delen zij één-derde, na de betaling
van legaten die hij (of zij) heeft en de schulden, zodat
niemand enig verlies lijdt. Dit is een bevel van Allah;
en Allah is voor altijd Alwetend, Genadevol. (13) Dit
Hoofdstuk soera 4 An-Nisā’ – De vrouwen Deel Guz 4
119
zijn de door Allah vastgestelde bepalingen en iedereen
die Allah en Zijn boodschapper gehoorzaamt: Hij
(Allah) zal hem het Paradijs binnenleiden, waar rivieren
onderdoor stromen. Daar zullen zijn in verblijven en
dat zal een groot succes zijn. (14) En iedereen die
ongehoorzaam is aan Allah en Zijn Boodschapper en
Zijn grenzen overtreedt, zal naar het vuur verbannen
worden, om daarin te verblijven; en hij zal een
vernederende bestraffing hebben. (15) En degenen van
jullie vrouwen die overspel spelen, neem voor het
bewijs vier getuigen onder jullie tegen hen; en als zij
hen schuldig verklaren, sluit hen dan in hun huizen op
tot de dood tot hen komt of Allah voor hen een (andere)
weg bevolen heeft. (16) En de twee personen onder
jullie die overspel plegen, straf hen beiden. En als zij
berouw tonen en goede daden verrichten, laat hen dan
alleen. Waarlijk, Allah is altijd degene Die berouw
accepteert (en Hij is) de Barmhartigste. (17) En Allah
accepteert slechts het berouw van degenen die in
onwetendheid of in dwaasheid zondigen en snel daarna
berouw tonen; hen zal Allah vergeven, en Allah is voor
altijd de Alwetende, de Alwijze. (18) En geen resultaat
heeft het berouw van degenen die doorgaan met
zondigen tot één van hen de dood in de ogen kijkt en
zegt: “Nu heb ik berouw” noch van degenen die sterven
terwijl zij ongelovig zijn. Voor hen hebben Wij een
pijnlijke bestraffing voorbereid. (19) O, jullie die
geloven! Jullie is het verboden om vrouwen tegen hun
wil te erven en jullie mogen hen niet wreed behandelen,
dat jullie een deel van de bruidschat wegnemen, die
jullie hun zelf gegeven hebt, tenzij zij openlijk overspel
plegen. En leef eerbaar met hen. En wanneer jullie een
afkeer van hen hebben, dan kan het zijn dat jullie een
Hoofdstuk soera 4 An-Nisā’ – De vrouwen Deel Guz 4
120
afkeer hebben van iets, terwijl Allah daarin veel goeds
heeft gelegd. (20) Maar als jullie een vrouw door een
andere vrouw willen vervangen en jullie geven haar een
groot bedrag als bruidschat, neem daar niet het minste
van terug; Zullen jullie het onrechtmatig nemen en een
grote zonde plegen? (21) En hoe kunnen jullie het
terugnemen, terwijl jullie al tot elkaar zijn gekomen en
zij een sterk verbond met jullie hebben gesloten? (22)
En trouw niet de vrouwen die jullie vaders getrouwd
hebben, behalve wat reeds (voor deze openbaring)
gebeurd is; waarlijk het is een schande en iets wat het
meest gehaat is en een kwade weg. (23) Verboden
(voor een huwelijk) voor jullie zijn: jullie moeders,
jullie dochters, jullie zusters, jullie vaders zusters, jullie
moeders zusters en dochters van jullie broeders en
dochters van jullie zusters, en de zoogmoeders van
jullie en jullie zusters van (dezelfde) zoogmoeder, jullie
schoonmoeders, jullie stiefdochters die onder jullie
voogdij staan van vrouwen waarmee jullie
gesachtsgemeenschap hadden. Wanneer jullie nog geen
geslachtsgemeenschap met hen hadden er is geen
overtreding (om met hen te trouwen), en de vrouwen
van zonen die uit jullie voortkomen (zijn ook verboden)
en het tegelijkertijd huwen van twee zusters, behalve
als dit reeds gebeurd is; waarlijk, Allah is de
Vergevingsgezinde, de Genadevolle. ۞
(24) En (ook verboden zijn) vrouwen die reeds gehuwd
zijn, behalve die, die uw rechterhand bezitten. Zo heeft
Allah het voor jullie bepaald. Alle anderen zijn wettig,
mits jullie hen met de bruidschat uit jullie bezittingen
ten huwelijk vragen, kuisheid wensen en geen
onwettige geslachtsgemeenschap hebben. Dus degenen
met wie jullie geslachtsgemeenschap hebben genoten,