Artikelen




Hoofdstuk soera 2 Al-Baqarah – De Koe Deel Guz 3


82


de aarde, en al wat er zich in bevindt. Wie kan bij Hem


bemiddelen zonder Zijn toestemming? Hij kent wat er


voor hen is en wat er achter hen is. Zij kunnen niets van


Zijn kennis onthullen, tenzij Hij dat wil. Zijn troon


strekt zich uit (ver) over de Hemelen en de Aarde,


(maar) het waken hierover vermoeit Hem helemaal niet.


Hij is de meest Verhevene, de Almachtige. (256) Er is


geen dwang in de godsdienst. Waarlijk, het rechte Pad


is duidelijk te onderscheiden van het pad dat doet


afdwalen. Iedereen die niet in afgoden gelooft, en in


Allah gelooft heeft een sterk houvast gegrepen dat nooit


zal afbreken. En Allah is de Alhorende, de Alwetende.


(257) Allah is de Behoeder van degenen die geloven.


Hij brengt hen uit de duisternis in het licht. (En voor)


de ongelovigen zijn er bondgenoten van de Thaghōets.


Zij leiden hen van het licht naar de duisternis (zoals de


Joden, die Mohammed niet erkenden). Zij zijn de


bewoners van het Hellevuur, waarin zij eeuwig en altijd


zullen verblijven. (258) Heb jij niet nagedacht over


degene die met Abraham redetwistte over zijn Heer,


omdat Allah hem het koninkrijk gegeven had? Toen


Abraham tegen hem zei: “Mijn Heer is Degene Die het


leven geeft en doet sterven.” Hij zei: “Ik doe leven en


sterven.” Abraham zei: “Waarlijk! Allah laat de zon in


het Oosten opkomen, laat u hem dan van het Westen


opkomen.” De ongelovige zweeg toen van verbazing.


En Allah leidt niet de mensen die onrechtvaardig zijn.


(259) Of (gedenk) degene die langs een (verlaten) stad


kwam die volledig uit ruïnes bestond. Hij zei: “Oh! Hoe


zal Allah (deze stad) doen herleven na haar


vernietiging?” Daarop liet Allah hem sterven voor


honderd jaar, waarna Hij hem deed herleven.


Vervolgens vroeg Hij: “Hoe lang heb je hier


Hoofdstuk soera 2 Al-Baqarah – De Koe Deel Guz 3


83


doorgebracht?” Hij antwoordde: “Misschien was ik hier


een dag of een deel van de dag.” Hij zei: “Nee, jij hebt


hier honderd jaar doorgebracht. Kijk nu naar je eten en


drinken (nl. een mand vijgen en wat druivensap) zij zijn


(na een volle eeuw) niet bedorven (noch van kleur


veranderd). En kijk naar je ezel (waarvan enkel nog het


geraamte rest)! (Een duidelijk bewijs van het wonder)


En zo hebben Wij van jou een teken (van de


heropstanding) gemaakt voor de mensen. Kijk naar de


beenderen (van jouw ezel), hoe Wij ze (terug)


samenbrengen en met vlees bedekken.” Zodra hem


alles duidelijk werd, zei hij: “(Nu) ben ik vast en zeker


overtuigd dat Allah tot alle dingen in staat is.” (260) En


(gedenk) toen Ibrahim (zonder argwaan of twijfels) zei:


“Mijn Heer! Toon mij (in levenden lijve) hoe U de


doden weer tot leven wekt.” Hij zei: “Geloof je dan niet


(met je hart)?” Hij zei: “Jawel, maar opdat mijn hart tot


rust komt.” Hij zei: “Neem vier (verschillende) vogels:


slacht ze, snijdt ze in stukken, (haal ze door elkaar en


maak er vier porties van). Verdeel hen vervolgens over


(vier verschillende) bergen. Roep hen op (met de


vogelkoppen in de hand), en ze (de verschillende


stukken) zullen zich haasten en naar jou toekomen (om


zich aan de kop te hechten en weer een volledige


levende vogel te vormen). En weet dat Allah Almachtig


is, Alwijs. (261) De gelijkenis van degenen die van zijn


rijkdommen uitgeeft op het Pad van Allah is als de


gelijkenis van een graankorrel; het groeit in zeven aren


en iedere aar heeft honderd korrels. Allah geeft het


veelvoudige aan degenen waarover Hij tevreden is. En


Allah is voldoende voor de noden van Zijn schepselen,


Alwetend. (262) Degenen die hun rijkdommen uitgeven


voor Allah en hun giften niet laten opvolgen door de


Hoofdstuk soera 2 Al-Baqarah – De Koe Deel Guz 3


84


herinnering van hun vrijgevendheid of door kwetsen,


hun beloning is bij hun Heer. Zij zullen geen vrees


hebben, noch zullen zij bedroefd zijn. (263)


Vriendelijke woorden en de vergeving van zonden zijn


beter dan een liefdadigheid die door kwetsen gevolgd


wordt. En Allah is Behoefteloos, Zachtmoedig. (264) O


jullie die geloven. Overhandig niet in verwaandheid


jullie liefdadigheid door jullie vrijgevendheid te


gedenken of door te kwetsen, zoals degenen die zijn


weelde uitgeeft om door de mensen gezien te worden.


En hij gelooft niet in Allah, noch in de Laatste Dag. En


de gelijkenis met hem is als met een gladde rots bedekt


met aarde, waarop een zware regenbui valt, die hem


kaal achterlaat. Zij zijn niet in staat om iets te doen met


wat zij verdiend hebben. En Allah leidt de ongelovige


mensen niet. (265) En de gelijkenis van degenen die


hun welvaart besteden om Allah’s genoegen te zoeken


en de versterking van hun ziel, is als de gelijkenis van


een tuin op een hoge en vruchtbare plaats, waar zware


regen op valt en (die) dan dubbel vrucht draagt. En als


er geen zware regen valt, is lichte dauw voldoende. En


Allah is Alziende over wat jullie doen. (266) Wenst één


van jullie een dadeltuin te bezitten en druivenstokken,


met rivieren die daar onderdoor stromen, en met allerlei


soorten fruit voor hem daarin, terwijl hij een hoge


leeftijd heeft behaald en zijn kinderen zwak zijn, terwijl


het (de tuin) dan door een vurige wervelwind wordt


getroffen, zodat het verbrandt? Zo maakt Allah Zijn


Tekenen duidelijk aan jullie. Hopelijk zullen jullie


nadenken! (267) O, jullie die geloven! Geef van de


goede dingen die jullie eerlijk verdiend hebben en van


wat Wij voor jullie uit de aarde hebben voortgebracht


en neem jullie niet voor om van het slechte te besteden,


Hoofdstuk soera 2 Al-Baqarah – De Koe Deel Guz 3


85


waarvan jullie slechts met gesloten zouden nemen. En


weet dat Allah Behoefteloos, Prijzenswaardig is. (268)


Satan dreigt jullie met armoede (tijdens het geven van


liefdadigheid) en spoort jullie aan tot gierigheid (door


de zakaat achter te houden). Terwijl Allah jullie


(vanwege jullie uitgaven) vergeving (voor jullie


zonden) en overvloed belooft. En Allah is


Alomvattend, Alwetend. (269) Hij geeft Wijsheid aan


wie Hij wil en degene die de wijsheid heeft gekregen,


heeft zeker een overvloedig goed gekregen. En


niemand laat zich vermanen dan de mensen van begrip.


(270) En alles wat jullie ook in liefdadigheid uitgeven


of welke eed jullie ook afleggen, wees er zeker van dat


Allah alles weet. En voor de onrechtvaardigen zijn geen


helpers. (271) Als jullie de liefdadigheid openlijk laten


zien, is dat goed, maar als jullie het in stilte aan de


armen geven, is dat beter voor jullie. (Allah) zal jullie


je zonden vergeven. En Allah is Alwetend over wat


jullie doen. (272) Het is niet aan jou hen te leiden,


maar Allah leidt wie Hij wil. En al het goede dat je


besteedt is voor jezelf, als je het omwille voor het


zoeken van Allah’s welbehagen doet. En al het goede


wat je besteedt zal jullie beloond worden en jullie


zullen niet onrechtvaardig behandeld worden. (273)


(Liefdadigheid is) voor de armen, die door Allah


beperkt zijn en zich niet door het land kunnen bewegen.


Degene die hen niet kent, denkt dat zij rijk zijn


vanwege hun bescheidenheid. Je herkent hen aan hun


tekens; zij vragen niet van de mensen op opdringende


wijze. En al het goede dat jullie uitgeven, waarlijk


Allah weet ervan. . (274) Degenen die ’s nachts en


overdag van hun rijkdommen uitgeven, heimelijk en in


het openbaar, hebben hun beloning bij hun Heer. Voor


Hoofdstuk soera 2 Al-Baqarah – De Koe Deel Guz 3


86


hen zal er geen vrees zijn, noch zullen zij bedroefd zijn.


(275) Degenen die rente verteren zullen op geen andere


wijze (uit hun graven) herrijzen dan als iemand die


door de duivel werd bezeten, die hen in waanzin leidt.


Dat is omdat zij zeggen: “Handel is als rente,” maar


Allah heeft de handel toegestaan en de rente verboden.


Iedereen die dus een vermaning van zijn Heer ontvangt


en stopt met het verteren van rente, zal niet voor het


verleden gestraft worden; zijn zaak ligt voor Allah,


maar iedereen die terugkeert, zijn de bewoners van het


Vuur: zij zullen daarin altijd verblijven. (276) Allah zal


de rente verwoesten en zal daden van liefdadigheid


doen toenemen. En Allah houdt niet van de ongelovige


zondaren. (277) Waarlijk degenen die geloven en goede


daden verrichten en hun gebeden perfect verrichten en


zakaat geven, zij zullen hun beloning bij hun Heer


hebben. En zij zullen niet vrezen, noch zullen zij


bedroefd zijn. (278) O, jullie die geloven. Vrees Allah


en geef op wat er van (het vragen van) van rente


overblijft, als jullie ware gelovigen zijn! (279) En als


jullie dat niet doen, hoedt jullie dan voor de


aankondiging van oorlog van Allah en Zijn


boodschapper, maar als jullie berouw hebben, zullen


jullie je geldelijke som behouden. Handel niet


onrechtmatig en jullie zullen niet onrechtvaardig


behandeld worden. (280) En als de schuldenaar in


moeilijkheden verkeert, geef hem dan uitstel van


betaling totdat hij wél kan betalen. Maar als jullie het


als liefdadigheid kwijtschelden is dat beter voor jullie,


als jullie dat maar weten. (281) En vrees de dag waarop


jullie tot Allah worden teruggebracht. Dan zal elke ziel


beloond worden voor wat hij heeft verdiend en zij


zullen niet onrechtvaardig behandeld worden. (282) O,


Hoofdstuk soera 2 Al-Baqarah – De Koe Deel Guz 3


87


jullie die geloven! Als jullie een overeenkomst van een


schuld voor een bepaalde tijd vastleggen, schrijf het


dan op. Laat een schrijver het op een rechtvaardige


manier tussen jullie opschrijven. Laat de schrijver niet


weigeren het te noteren zoals Allah hem onderwezen


heeft, laat het hem dus noteren. Laat degene die de


schuld aangaat dicteren, en laat hem Allah, zijn Heer


vrezen en laat hem niets (van wat hij schuldig is) in


mindering brengen. Maar als de schuldenaar zwak van


begrip is, of dwaas, of niet in staat is om het zelf te


dicteren, laat dan zijn voogd het in rechtvaardigheid


dicteren. En jullie nemen twee getuigen van jullie eigen


mannen. En als er geen twee mannen (beschikbaar zijn)


neem dan één man en twee vrouwen, die jullie als


getuigen goedkeuren. Zodat als één (van de twee


vrouwen) zich vergist de ander haar kan corrigeren. En


de getuigen mogen niet weigeren wanneer zij worden


opgeroepen. En wordt het schrijven niet moe, of het nu


klein of groot is, betreffende de vervaltijd, dat is in


Allah’s ogen eerder rechtvaardig: een beter bewijs, en


passender om twijfel onder jullie te voorkomen.


Behalve wanneer het contante handel is die jullie op de


plaats tussen elkaar afsluiten, dan begaan jullie geen


zonden als jullie het niet noteren. Maar neem getuigen


als jullie een handelscontract afsluiten. Laat noch de


schrijver, noch de getuigen benadeeld worden, wanneer


jullie hen (toch) schaden, dan zou dat een zware zonde


van jullie zijn. Vrees Allah dus; en het is Allah Die


jullie onderwijst. En Allah is de Kenner van alle zaken.


(283) En als jullie op reis zijn en geen schrijver kunnen


vinden, laat er dan een eed worden afgelegd met een


onderpand, als jullie elkaar dan iets toevertrouwen, laat


dan degene aan wie iets toevertrouwd is, het


Hoofdstuk soera 2 Al-Baqarah – De Koe Deel Guz 3


88


toevertrouwde teruggeven en laat hem Allah, Zijn Heer,


vrezen. En bedek het bewijs niet, want degene die het


verbergt, heeft waarlijk een zondig hart. En Allah is


Alwetend van wat jullie doen. (284) Aan Allah behoort


alles wat in de hemelen is en wat op aarde is. En of


jullie nu openlijk laten zien wat jullie denken of jullie


verbergen het; Allah zal jullie daarvoor ter


verantwoording roepen. Hij vergeeft wie Hij wil en Hij


bestraft wie Hij wil. En Allah is tot alle zaken in staat.


(285) De Boodschapper Mohammed (bevestigt) en


gelooft in (de Koran) die naar hem werd gezonden door


zijn Heer. En dit doen de gelovigen ook. Ieder van hen


gelooft in Allah, Zijn Engelen, Zijn Boeken en Zijn


Boodschappers. Zij zeggen: “Wij maken geen


onderscheid tussen Zijn Boodschappers (i.t.t. de Joden


en de Christenen).” En zij zeggen: “Wij luisteren (naar


hun bevelen) en gehoorzamen. Wij vragen om Uw


vergeving, onze Heer. En tot U zullen allen


terugkeren.” (na de Wederopstanding) (286) Allah


belast niemand boven zijn vermogen. Hij ontvangt


beloning voor (het goede) wat hij verricht heeft en


(alléén) voor hem is de bestraffing voor wat hij doet.


“Onze Heer! Straf ons niet voor wat wij (onopzettelijk)


vergeten of wat wij fout doen. Onze Heer! Leg ons


geen last op zoals U wel hebt gedaan bij diegenen die


ons zijn voorgegaan. Onze Heer! Leg ons geen lasten


(en beproevingen) op die wij niet kunnen dragen. Wis


onze zonden en schenk ons vergiffenis op basis van Uw


barmhartigheid. U bent onze Beschermer en Behoeder.


Laat ons (daarom) de overwinning behalen op de


ongelovigen, (in woord en daad).”


Hoofdstuk soera 3 Āli ‘Imrān – De familie van


‘Imrān Deel Guz 3


89


Soerah 3 – Āli ‘Imrān (Medinisch)


De familie van ‘Imrān


In de naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.


(1) Alif, lām, mīm. (2) Allah! Er is geen god dan Hij,


de Levende, de Eeuwig Bestaande. (3) Hij is Degene


die het Boek met de Waarheid aan jou heeft


neergezonden, bevestigend wat hiervoor kwam. En Hij


heeft de Thora en de Bijbel neergezonden. (4)


Hiervoor, als Leiding voor de mensheid, en Hij heeft


het onderscheid (de Foerqan) neergezonden. Waarlijk,


degenen die niet in de Tekenen van Allah geloven, voor


hen is er een zware bestraffing en Allah is Almachtig,


Bezitter van de Vergelding. (5) Waarlijk, niets is voor


Allah op de aarde of in de hemelen verborgen. (6) Hij is


Degene die jullie in de baarmoeder gevormd heeft zoals


Hij wil. Er is geen god dan Hij, de Almachtige, de


Alwijze. (7) Hij is het Die aan jou het Boek heeft


neergezonden. Daarin zijn Verzen die volkomen


duidelijk zijn, zij zijn de grondslag van het Boek;


andere Verzen zijn voor meer uitleg vatbaar. Maar


degenen in wiens harten dwaling (van de waarheid) is,


misbruiken de (Verzen) met meerdere betekenissen om


verdeeldheid te zaaien en de ‘ware’ betekenis ervan te


zoeken, maar niemand kent de verborgen betekenissen


behalve Allah. En degenen die grondig geschoold in de


kennis zijn, zeggen: “Wij geloven erin, in het geheel


van onze Heer.” En niemand laat zich vermanen


behalve de mensen van begrip. (8) Zij zeggen: “Onze


Heer! Doe onze harten niet van de waarheid afdwalen,


Hoofdstuk soera 3 Āli ‘Imrān – De familie van


‘Imrān Deel Guz 3


90


nadat U ons (daar naartoe) heeft geleid en schenk ons


van Uw zijde Genade. Waarlijk, U bent de Schenker.”


(9) Onze Heer! Waarlijk U bent het Die de mensheid


verzamelt op de dag, waarover geen twijfel is.


Waarlijk, Allah breekt nooit Zijn belofte.” (10)


Waarlijk, (voor) degenen die ongelovig zijn baten noch


hun eigendommen noch hun nageslacht of wat dan ook


tegen (de bestraffing van) Allah; en zij zijn het die


brandstof voor het vuur zijn. (11) (Hun gedrag is) als


dat van de mensen van de Farao en van degenen vóór


hen; zij ontkenden Onze Tekenen; dus Allah strafte hen


voor hun zonden. En Allah is streng in de bestraffing.


(12) Zeg tegen degenen die ongelovig zijn: “Jullie


zullen verslagen worden en tezamen in de Hel


verzameld worden en dat is zeker de slechtste


rustplaats.” (13) Er is reeds een Teken voor jullie


geweest in de twee legers die elkaar ontmoetten (in de


strijd): Het ene vocht voor de zaak van Allah en het


andere leger was ongelovig. Zij (de ongelovigen) zagen


hen (de gelovigen) met hun eigen ogen twee maal hun


aantal. En Allah ondersteunt hen met Zijn overwinning


die Hij wil. Waarlijk, hierin is een les voor degenen die


begrijpen. (14) Voor de mensen is de liefde voor


begeerlijke zaken aantrekkelijk gemaakt, evenals de


liefde voor vrouwen (in eerste instantie), kinderen,


goud en zilver, (en ook) gemerkte paarden, vee


(kamelen, koeien en schapen) en (vruchtbare) gronden


(akkers en plantages). Dit zijn de geneugten van het


huidige wereldse leven. En Allah, bij Hem is de beste


terugkeer. (15) Zeg: (O Mohammed) “Zal ik jullie iets


vertellen dat veel beter is dan dit? Voor de


godvrezenden zijn er Tuinen (het Paradijs) bij hun


Hoofdstuk soera 3 Āli ‘Imrān – De familie van


‘Imrān Deel Guz 3


91


Heer, daar onderdoor stromen rivieren. Daarin (is


hun)eeuwige (verblijfplaats) en (daar zijn) reine


.metgezellen. En Allah zal tevreden met hen zijn. En


Allah is de Alziende over (Zijn) slaven.” (16) Degenen


die zeggen: “Onze Heer! Wij hebben waarlijk geloofd,


vergeef ons onze zonden en bescherm ons tegen de


bestraffing van het Vuur.” (17) (Dat zijn) degenen die


geduldig zijn, degenen die waarachtig zijn, en


gehoorzaam met een oprechte toewijding in de


aanbidding tot Allah. Degenen die bidden en om


Allah’s vergeving smeken in de laatste uren van de


nacht. (18) Allah getuigt dat er geen god is dan Hij, en


de Engelen en degenen die kennis hebben getuigen ook;


handhavende de rechtvaardigheid. Er is geen god dan


Hij, de Almachtige, de Alwijze. (19) Waarlijk, de


(geaccepteerde) godsdienst bij Allah is de islam.


Degenen die het Boek is gegeven verschilden eerst


onderling uit afgunst nadat kennis tot hen was gekomen


was. En iedereen die niet in de Tekenen van Allah


gelooft, dan waarlijk, Allah is snel in de verrekening.


(20). Als zij dus met jou redetwisten zeg dan: “Ik heb


mijzelf aan Allah onderworpen en (dat doen ook)


degenen die mij volgen.” En zeg tegen degenen die het


Boek gekregen hebben en tegen degenen die


ongeletterd zijn: “Onderwerpen jullie je ook?” Als zij


dat doen, dan zijn ze rechtgeleid, maar als zij zich ervan


afkeren, is jouw plicht slechts om de boodschap te


verkondigen; en Allah is de Alziende van (Zijn) slaven!


(21) Waarlijk! Degenen die de Tekenen van Allah


loochenen en de Profeten zonder recht vermoorden en


de mensen vermoorden die het eerlijk handelen


bevelen; kondig hen een pijnlijke bestraffing aan. (22)


Hoofdstuk soera 3 Āli ‘Imrān – De familie van


‘Imrān Deel Guz 3


92


Dat zijn degenen wiens daden verloren raken in deze


wereld en in het Hiernamaals en zij hebben geen


helpers. (23) Hebt u niet degenen gezien aan wie een


deel van het Boek is gegeven? Zij worden tot het Boek


van Allah uitgenodigd om hun meningsverschil bij te


leggen. Vervolgens keert een deel van hen zich daarvan


af en zij zijn er tegen. (24) Dit is, omdat zij zeggen:


“Het vuur zal ons niet aanraken behalve maar voor een


aantal dagen.” En datgene wat zij over hun godsdienst


bedachten heeft hen misleid. (25) Hoe (zal het zijn) als


Wij hen verzamelen op een Dag waarover geen twijfel


is en iedere ziel vergolden zal worden voor wat hij


heeft verdiend? En zij zullen niet onrechtvaardig


behandeld worden. (26) Zeg: “O, Allah! Eigenaar van


het Koninkrijk, U geeft het Koninkrijk aan wie U wilt


en U ontneemt het Koninkrijk van wie U wilt en U eert


degenen wie U wilt, en U vernedert wie U wilt. In Uw


hand is het Goede. Waarlijk, U bent in staat om alles te


doen. (27) U laat de nacht overgaan in de dag en U laat


de dag overgaan in de nacht. U brengt de levenden


voort uit de doden en U brengt de doden voort uit de


levenden. En U geeft weelde en U onderhoud wie U


wilt, zonder afrekening. (28) Laat de gelovigen de


ongelovigen niet als helpers nemen in plaats van de


gelovigen en iedereen die dat doet zal nooit door Allah


op wat voor manier dan ook geholpen worden; behalve


als jullie hen (de ongelovigen) angstig vrezen. En Allah


waarschuwt jullie voor Hemzelf en tot Allah is de


uiteindelijke terugkeer. (29) Zeg (O Mohammed): “Of


jullie verbergen wat in jullie harten is, of jullie laten het


zien, Allah weet het, en Hij weet wat in de hemelen en


op aarde is. En Allah is tot alles in staat.” (30) Op de


Hoofdstuk soera 3 Āli ‘Imrān – De familie van


‘Imrān Deel Guz 3


93


dag waarop iedere ziel zich geplaatst zal vinden


tegeover het goede wat hij gedaan heeft en het slechte


wat hij gedaan heeft, zal hij wensen dat er een grote


afstand tussen hem en het kwaad is. En Allah


waarschuwt jullie voor Hemzelf en Allah is vol


vriendelijkheid voor (Zijn) slaven. (31) Zeg (O


Mohammed: “Als jullie (echt) van Allah houden, volg


mij dan, Allah zal van jullie houden en jullie zonden


vergeven. En Allah is de Barmhartige, de Genadevolle.


(32) Zeg: “Gehoorzaam Allah en Zijn Boodschapper.


Maar als jullie je afkeren, dan houdt Allah niet van de


ongelovigen!” (33) Allah heeft Adam, Noah, de familie


van Ibraahiem en de familie van ‘Imran boven de


(andere) wereldwezens uitverkoren. (34)


Afstammelingen, de één van de ander, en Allah is de


Alhorende, de Alwetende. (35) (Weet dan) toen de


vrouw van ‘Imran zei: “O, Mijn Heer! Ik draag aan U


op wat in mijn baarmoeder is, dat het vrij zal zijn (om


U te dienen), neem dit dus van mij aan. Waarlijk, U


bent de Alhorende, de Alwetende.” (36) Nadat ze haar


kind ter wereld had gebracht, zei ze: “O, Mijn Heer! Ik


ben bevallen van een meisje – en Allah wist het best


van wie zij was bevallen, maar het mannelijke (waar zij


om had gesmeekt) is niet zoals het vrouwelijke – en ik


heb haar Maryam genoemd. Ik zoek mijn toevlucht bij


U voor haar en voor haar nageslacht tegen Satan, de


verworpene.” (37) Dus accepteerde haar Heer haar met


vriendelijkheid. Hij liet haar op een goede manier


opgroeien en bracht haar onder de hoede van Zacharias.


Ieder keer als hij haar kamer binnen kwam om haar te


bezoeken, ontdekte hij dat zij voorzien was van


levensonderhoud. Hij zei: “O Maryam! Waar heb je dat


Hoofdstuk soera 3 Āli ‘Imrān – De familie van


‘Imrān Deel Guz 3


94


vandaan?” Zij zei: “Van Allah.” Waarlijk Allah


voorziet degenen die Hij wil van levensonderhoud,


zonder afrekening. (38) In die tijd riep Zacharias zijn


Heer aan, zeggende: “O, mijn Heer! Geef mij van U


een goed nageslacht. U bent waarlijk de Alhorende van


de oproep.” (39) Toen hij in zijn gebedskamer in gebed


stond riepen de Engelen hem, zeggende: “Allah geeft


jou het goede bericht van (de geboorte van) Yahya


(Johannes), die Allah’s woord zal vervullen en hij


(d.w.z. Isa, zoon van Maryam) zal edel, kuis en een


profeet onder de rechtvaardigen zijn.” (40) Hij zei: “O,


mijn Heer! Hoe kan ik een zoon verwekken, terwijl ik


een hele oude man ben en mijn vrouw onvruchtbaar is?


Allah zei: “Zo doet Allah wat Hij wil.” (41) Hij zei: “O,


mijn Heer! Geef mij een teken.” Allah zei: “Jouw teken


is dat je gedurende drie dagen niet tegen de mensen


spreekt, behalve door gebaren. En gedenk jouw Heer


veel en verheerlijk (Hem) in de avond en in de


ochtend.” (42) En toen de engelen zeiden: “O, Maryam!


Waarlijk, Allah heeft jou uitgekozen, en je gereinigt en


heeft jou boven alle vrouwen van de werelden


uitverkoren. (43) O, Maryam! “Onderwerp jezelf met


gehoorzaamheid aan jouw Heer, kniel neer en buig je


met de buigenden.” (44) Dit zijn berichten over het


onzichtbare die Wij aan (O Mohammed) openbaren. Jij


was niet bij hen toen zij door hun pennen te werpen


verlootten wie van hen de zorg voor Maryam zou


hebben, noch was jij bij hen toen zij redetwistten. (45)


(O Mohammed, gedenk) toen de Engelen zeiden: “O,


Maryam! Waarlijk, Allah brengt jou de blijde tijding


(van een zoon op basis) van Zijn woord (‘Koen!’ –‘


Wees!’). Zijn naam zal ‘Al-Mesieh ‘Iesa – Jezus de


Hoofdstuk soera 3 Āli ‘Imrān – De familie van


‘Imrān Deel Guz 3


95


Messias’ zijn, zoon van Maryam. In deze wereld en in


het Hiernamaals, is hij een man van eer en hij zal tot


hen horen die in Allah’s nabijheid zijn.” (46) Hij zal


vanuit de wieg en als volwassene tot de mensen


spreken, en hij zal één van de rechtvaardigen zijn. (47)


Zij zei: “O mijn Heer! Hoe kan ik een kind krijgen als


geen man mij heeft aangeraakt.” Hij zei: “Zo is het,


want Allah schept wat Hij wil. Als Hij tot iets besloten


heeft, zegt Hij slechts: “Wees!” En het is. (48) En Hij


zal hem (Isa-d.w.z. Jezus) het Boek en de Wijsheid,


(en) de Thora en de Indjiel (Bijbel) onderwijzen. (49)


En Hij zal hem (Isa) tot Boodschapper van de Kinderen


van Israël maken (zeggende): “Ik ben tot jullie


gekomen met een Teken van jullie Heer, en ik maak


voor jullie iets uit de klei, gelijkende op de vorm van


een vogel en ik blaas daarin en het zal met Allah’s


toestemming een vogel zijn. En ik genees degene die


blind geboren is en de melaatse en ik breng de doden


met Allah’s toestemming tot leven. En ik vertel jullie


wat jullie eten en wat jullie in jullie huizen bewaren.


Zeker, daarin is een Teken voor jullie, als jullie


geloven. (50) En ik ben gekomen om te bevestigen wat


voor mij was van de Thora en om voor jullie een deel


wettig te maken wat verboden was, en ik ben tot jullie


gekomen met een Bewijs van jullie Heer. Vrees Allah


dus en gehoorzaam mij. (51) Waarlijk! Allah is mijn


Heer en jullie Heer, aanbid Hem dus (alleen). Dit is het


rechte Pad. (52) Toen Isa hun ongeloof ontdekte, zei


hij: “Wie zullen mijn helpers zijn in de zaak van


Allah?” De apostelen zeiden: “Wij zijn de helpers van


Allah; wij geloven in Allah en getuigen dat wij


moslims zijn. (53) Onze Heer! Wij geloven in wat U


Hoofdstuk soera 3 Āli ‘Imrān – De familie van


‘Imrān Deel Guz 3


96


neer heeft gezonden en wij volgen de Boodschapper


(Isa): schrijf ons onder hen die getuigen. (54) En zij (de


ongelovigen) smeden een complot om hem te doden en


Allah heeft ook een plan gesmeed. En Allah is de beste


plannenmaker. (55) En (gedenk) toen Allah zei: “O Isa!


Ik zal je tot Mij nemen en tot Mij opheffen en je


reinigen van degenen die ongelovig zijn, en Ik zal


degenen die jou volgen boven degenen die ongelovig


zijn stellen, tot de Dag der Opstanding. Dan zullen


jullie tot Mij terugkeren en Ik zal daarna tussen jullie


oordelen over de zaken waarover jullie van mening


verschillen. (56) En wat de ongelovigen betreft: hen zal


ik op deze wereld en in het Hiernamaals streng straffen


en zij zullen geen helpers hebben. (57) En wat degenen


betreft die gelovig zijn en goede daden verrichten:


Allah zal hun volle beloning toekennen. En Allah houdt


niet van de onrechtvaardigen. (58) Dit dragen Wij jou


voor van de Verzen en de wijze Vermaning. (59)


Waarlijk, (de schepping van) ‘Isa is bij Allah zoals (de


schepping van) Adam. Hij schiep hem uit aarde,


vervolgens beval (Hij) hem: “Wees!” En hij was. (60).


(Dit is) de waarheid van jullie Heer, wees niet één van


degenen die twijfelen. (61) Iedereen die met jou (O


Mohammed) redetwist over hem (Isa) na (al deze)


kennis die tot jullie is gekomen, zeg: “Kom, laten wij


onze zonen en jullie zonen, onze vrouwen en jullie


vrouwen, onszelf en julliezelf bij elkaar roepen – laat


ons daarna vurig bidden en de vloek van Allah roepen


over degenen die liegen.” (62) Waarlijk! Dit is de ware


geschiedenis en er is geen god dan Allah.. En zeker,


Allah is de Almachtige, de Alwijze. (63) En als zij zich


afkeren, dan zeker, is Allah zich bewust van degenen


Hoofdstuk soera 3 Āli ‘Imrān – De familie van


‘Imrān Deel Guz 3


97


die ellende veroorzaken. (64) Zeg: “O Mensen van het


Boek, kom tot een gelijkluidend woord dat tussen ons


en jullie: dat wij geen ander aanbidden dan Allah en dat


wij Hem geen deelgenoten toekennen. En dat wij elkaar


niet als heren naast Allah plaatsen.” Als zij zich dan


afkeren, zeg dan: “Wees getuigen dat wij moslims


zijn.” (65) O, mensen van het Boek, waarom


redetwisten jullie over Ibrahim, want de Thora en de


Indjiel werden pas na hem geopenbaard. Hebben jullie


geen verstand? (66) Waarlijk, jullie zijn degenen die


geredetwist hebben over datgene waarover jullie kennis


hebben. Waarom redetwistten jullie niet over hetgeen,


waarover jullie geen kennis hebben? Allah weet het en


jullie weten het niet. (67) Ibrahim was geen Jood, noch


een Christen, maar hij was een ware moslim (Hanifan)


– en hij behoorde niet tot de afgodendienaren. (68)


Waarlijk, de mensen Ibrahim het meest nabij komen,


zijn degenen die hem en deze Profeet (Mohammed)


volgen. En Allah is de beschermer van de gelovigen.


(69) Een deel van de mensen van het Boek zou jullie


willen doen dwalen. Maar zij kunnen niemand laten


dwalen behalve zichzelf en zij beseffen het niet. (70) O,


mensen van het Boek: “Waarom verwerpen jullie deze


Tekenen van Allah, terwijl jullie getuigen? (71) O,


mensen van het Boek: ”Waarom vermengen jullie de


waarheid met de leugen en bedekken jullie de


Waarheid, terwijl jullie die kennen?” (72) En een


gedeelte van de mensen van het Boek zegt: “(doe alsof


je) Geloof in wat er aan degenen die geloven aan het


begin van de dag geopenbaard is en verwerp het aan het


einde van de dag, hopelijk zullen zij terugkeren. (naar


de ongelovigen) (73) En geloof alleen degene die jouw


Hoofdstuk soera 3 Āli ‘Imrān – De familie van


‘Imrān Deel Guz 3


98


religie volgt.” Zeg: “Waarlijk! De juiste Leiding is de


Leiding van Allah” en geloof niet dat iemand kan


ontvangen van wat jij hebt ontvangen, of dat zij tegen


jullie bij jullie Heer twistten. Zeg: “ Genade is in de


hand van Allah; Hij geeft aan wie Hij wil. En Allah is


Milddadig, Alwetend. (74) Hij kiest voor Zijn genade


wie Hij wil en Allah is de Eigenaar van een grote


Genade. (75) Onder de mensen van het Boek is er


iemand die, als je hem een schat toevertrouwt, bereid is


het terug te geven. En onder hen is iemand, die een


enkele toevertrouwde zilveren munt niet teruggeeft,


tenzij je er op aandringt, omdat zij zeggen: “Wij zijn


niet verantwoordelijk voor de zaak van de analfabeten.


En zij vertellen over Allah leugens terwijl zij dat weten.


(76) Welzeker, iedereen die zijn belofte vervult en


(Allah) vreest; waarlijk, Allah houdt van degenen die


godvrezend zijn. (77) Waarlijk, degenen die een


geringe prijs (het wereldse) in ruil nemen voor hun


verbond met Allah en voor hun eed, zullen geen


aandeel hebben in het Hiernamaals. En Allah zal niet


tot hen spreken of naar hen kijken op de Dag der


Opstanding, noch zal Hij hen reinigen en zij zullen een


pijnlijke bestraffing hebben. (78) En waarlijk, onder


hen is een deel die het Boek met hun tongen verdraaien,


zodat jullie wellicht denken dat het bij het Boek hoort,


maar het niet bij het Boek hoort. En zij zeggen: “Dit is


van Allah,” maar het is niet van Allah en zij vertellen


een leugen over Allah, terwijl zij dat weten. (79) Het


past de mens niet dat Allah hem het Boek en de Kennis


en begrip van de wetten en het Profeetschap heeft


gegeven (mogelijk) om tegen de mensen te zeggen:


“Wees aanbidders voor mij in plaats van (voor) Allah.”


Hoofdstuk soera 3 Āli ‘Imrān – De familie van


‘Imrān Deel Guz 3


99


In tegendeel (hij zou zeggen): “Wees Rabbijnen


doordat jullie het Boek onderwijzen en doordat jullie


die bestuderen. (80) En Hij beveelt jullie niet de


Engelen en de Profeten als Heren te nemen. Zou hij


jullie bevelen ongelovig te zijn, nadat jullie je aan


Allah’s wil onderworpen hebben? (81) En (gedenk)


toen Allah een overeenkomst aanging met de Profeten,


zeggende: “Neem alles wat Ik jullie heb gegeven van


het Boek en begrip van de Wetten van Allah en daarna


zal er een Boodschapper tot jullie komen, ter


bevestiging van hetgeen wat bij jullie is, jullie zullen


zeker in hem geloven en hem zeker helpen.” Allah zei:


“Gaan jullie hiermee akkoord en zullen jullie je aan


Mijn verbond houden?” Zij zeiden: “Wij gaan


akkoord.” Hij zei: “Getuig dan en Ik ben onder degenen


die (hiervan) getuigen.” (82) Iedereen die zich daarna


afwenden, zij zijn de verdorvenen. (83) Zoeken zij dan


iets anders dan de religie van Allah, terwijl alle


schepselen in de hemelen en op aarde zijn zich


vrijwillig of onvrijwillig aan Hem hebben


overgegeven? En tot Hem zullen zij allen terugkeren.


(84) Zeg: “Wij geloven in Allah en wat er tot ons is


neergezonden en in wat er aan Ibrahim, Ismaël, Isaac,


Yacoeb en de zonen van Yacoeb is neergezonden en in


wat er aan Mozes, Isa en de Profeten van hun Heer is


gegeven. Wij maken geen onderscheid tussen hen en


voor Hem onderwerpen wij ons. (85) En wie er een


andere godsdienst dan de islam zoekt, het zal nooit van


hen geaccepteerd worden en in het Hiernamaals zal hij


één van de verliezers (in de Hel) zijn. (86) Hoe zal


Allah een volk leiden dat ongelovig geworden is na


geloofd te hebben en nadat zij getuigden dat de


Hoofdstuk soera 3 Āli ‘Imrān – De familie van


‘Imrān Deel Guz 3


100


Boodschapper oprecht was en nadat er duidelijke


bewijzen tot hen gekomen waren. En Allah leidt het


onrechtvaardige volk niet. (87) Zij zijn degenen wiens


beloning is dat op hen de vloek van Allah, de Engelen


en de gehele mensheid rust. (88) Zij zullen daarin


verblijven. Noch zal hun bestraffing verlicht worden


noch zal het vertraagd of uitgesteld worden. (89)


Behalve voor degenen die hierna berouw hebben en


goede daden verrichten. Waarlijk, Allah is de


Vergevingsgezinde, de Genadevolle. (90) Waarlijk,


degenen die ongelovig zijn geworden, nadat zij geloofd


hebben en dan hun ongeloof laten toenemen: hun


berouw zal nooit geaccepteerd worden. En zij zijn het


die dwalen. (91) Waarlijk, degenen die ongelovig zijn


en sterven terwijl zij ongelovig zijn: daarvan zal de


(hele) aarde vol goud niet van worden geaccepteerd als


zij dit als een losprijs zouden aannemen.Voor hen is er


een pijnlijke bestraffing en zij hebben geen helpers.


(92) Jullie zullen de vroomheid niet bereiken totdat


jullie van wat jullie liefhebben bijdragen geven. En wat


jullie ook van iets bijdragen: voorwaar, Allah is


daarover Alwetend. ۞


(93) Al het voedsel was voor de Kinderen van Israël


wettig, behalve wat Israël onwettig voor zichzelf had


gemaakt, voordat de Thora geopenbaard was. Zeg:


“Breng de Thora hier en reciteer het, als jullie


waarachtig zijn.” (94) Dan zal iedereen die daarna een


leugen over Allah verzint, zeker tot de


onrechtvaardigen behoren. (95) Zeg: “Allah heeft de


waarheid gesproken; volg dus de godsdienst van


Ibrahim. Hij aanbad alleen Allah en hij behoorde niet


tot de afgodendienaren. (96) Waarlijk, het eerste Huis


Hoofdstuk soera 3 Āli ‘Imrān – De familie van



Recente berichten

EEN BOODSCHAP VAN EEN ...

EEN BOODSCHAP VAN EEN MOSLIMPREKER AAN EEN CHRISTEN

Zwangerschap en borst ...

Zwangerschap en borstvoeding tijdens de Ramadan

Een aantal regels ove ...

Een aantal regels over zedelijkheidsnormen bij een bezoek aan een zieke