die Verspreiden Deel Guz 27
555
overgegeven hadden. (het huis van Loeth) (37) En Wij
lieten daar een Teken achter voor degenen die een
pijnlijke bestraffing vrezen. (38) En ook bij Mozes.
Toen Wij hem naar Farao stuurden met een duidelijk
bewijs. (39) Maar (Farao) keerde zich af tezamen met
zijn legers, en zei: “(Hij is) een tovenaar of een dwaas.”
(40) Daarop grepen Wij hem en zijn leger, en gooiden
hen in de zee. En hem (Farao) trof de blaam. (41) En bij
de ‘Ad, toen Wij naar hen een verwoestende wind
zonden. (42) Die niets spaarde op haar tocht, maar alles
tot ruïnes maakte. (43) En bij de Thamoed, toen hen
verteld werd: “Vermaak jullie maar voor een tijdje!”
(44) Maar brutaal tartten zij het bevel van hun Heer,
dus de bliksemslag overmeesterde hen terwijl zij
toekeken. (45) Toen waren zij niet in staat om op te
staan, noch konden zij zichzelf helpen. (46) En het volk
van Noah daarvóór. Waarlijk, zij waren een volk dat
verdorven was. (47) Met grote macht hebben Wij de
hemel gebouwd. Waarlijk, Wij zijn het, die hem hebben
uitgebreid. (48) En Wij hebben de aarde uitgespreid, en
hoe uitmuntend hebben Wij dit gedaan. (49) En alles
hebben Wij in paren geschapen, opdat jullie (de gunst
van Allah) kunnen overdenken. (50) (Zeg, O
Mohammed:) “Vlucht daarom naar Allah.Waarlijk, ik
ben (door) Hem naar jullie (gezonden) als een
duidelijke waarschuwer (voor Zijn bestraffing). (51) En
neem geen andere god (in aanbidding) naast Allah.
Voorzeker, ik ben voor jullie en op Zijn gezag een
duidelijke (en oprechte) waarschuwer.” (52) Zo kwam
er tot degenen vόόr hem geen Boodschapper of zij
zeiden: “(Hij is) Een tovenaar of een dwaas!” (53)
Dragen zij dit aan elkaar over (van geslacht op
Hoofdstuk soera 51 Adz-Dzāriyāt – De Winden
die Verspreiden Deel Guz 27
556
geslacht)? Zij zijn zelfs een overtredend volk. (54) Keer
je dus af van hen, jou kan niets verweten worden. (55)
En vermaan: want waarlijk, de vermaning baat de
gelovigen. (56) En Ik (Allah) heb de Djinn en de mens
slechts tot Mijn aanbidding geschapen. (datgene
waartoe alle profeten hebben opgeroepen). (57) Ik wens
geen voorzieningen van hen en Ik wens niet dat zij Mij
voeden. (58) Waarlijk, Allah is de Voorziener, de
Bezitter van sterke kracht. (59) En waarlijk, de zonden
van degenen die onrecht plegen, zijn gelijk aan de
zonden van hun soortgenoten (in vroegere generaties).
Laten zij daarom Mij niet vragen de (de bestraffing) te
bespoedigen! (60) Wee dan de ongelovigen op de Dag
die hen beloofd is.
Soerah 52 – At-Thōer (Mekkaans)
De Berg
In de naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.
(1) Bij de berg (Sinaї). (2) En bij het geschreven Boek.
(3) In perkament opgerold. (4) En bij het huis dat veel
bezocht wordt. (de Ka’bah) (5) En bij het dak, hoog
verheven. (de hemel) (6) En bij de kolkende zee. (7)
Waarlijk, de bestraffing van jouw Heer zal zeker
plaatsvinden. (8) Er is niemand die dat kan
tegenhouden. (9) Op de Dag dat de hemel heftig beeft.
(10) En de bergen zich verplaatsen. (11) Wee op die
Dag degenen die ontkennen. (12) Degenen die zich
vermaken met ijdelheden. (13) De Dag waarop zij met
kracht naar de Hel worden geduwd. (14) (En er zal
gezegd worden:) “Dit is het Vuur dat jullie plachten te
ontkennen. (15) Is het toverij of zien jullie het niet?
Hoofdstuk soera 52 At-Thōer – De Berg Deel Guz 27
557
(16) Brandt daarin, en of jullie nu geduldig of
ongeduldig zijn, het maakt niet uit. Jullie worden
slechts vergolden naar wat jullie gedaan hebben.” (17)
Waarlijk, de godvrezenden bevinden zich in Tuinen en
in geneugten. (18) Zich verheugend met datgene wat
hun Heer hen gegeven heeft. En hun Heer heeft hen van
de bestraffing van het laaiende vuur gered. (19) (Er
wordt gezegd:) “Eet en drinkt in vreugde vanwege wat
jullie gedaan hebben.” (20) Leunend op rustbanken,
tegenover elkaar. En Wij zullen hen huwen met
deugdzame vrouwen, met grote, mooie ogen. (21) En
degenen die geloven en wiens nageslacht hen in het
geloof volgen: Wij zullen hen met hun nageslacht
verenigen, en Wij zullen de beloning voor hun daden
niet verminderen. Ieder mens staat borg voor wat hij
verdiend heeft. (22) En Wij zullen hen van fruit en
vlees voorzien, zoals zij dat wensen. (23) Er zal van
hand tot hand een beker rondgaan, vrij van alle ijdele
spraak en vrij van zonden. (24) En er zullen bij hen
mannelijke bedienden rondgaan, die lijken op goed
bewaarde paarlen. (25) En zij zullen zich vragend tot
elkaar wenden. (26) Zeggend: “Voorwaar, wij waren
vroeger temidden van onze verwanten bevreesd (voor
Allah). (27) Maar Allah is genadig voor ons geweest en
heeft ons van de bestraffing van het Vuur gered. (28)
Waarlijk, wij riepen Hem vroeger aan. Waarlijk, Hij is
Vriendelijkste, de Genadevolle.” (29) Herinner en
preek daarom. Bij de gratie van Allah, jij (Mohammed)
bent geen waarzegger noch een dwaas. (30) Of zeggen
zij: “Een dichter! Wij wachten af of het noodlot hem
met ongeluk zal treffen.” (31) Zeg (O Mohammed):
“Wacht! Ik behoor met jullie onder de wachtenden!”
(32) Beveelt hun verstand hen dit, of zijn zij een
Hoofdstuk soera 52 At-Thōer – De Berg Deel Guz 27
558
opstandig volk? (33) Of zeggen zij: “Hij heeft het
verzonnen.” Nee, zij geloven niet! (34) Laten zij dan
een bericht brengen dat daaraan gelijk is als zij
waarachtig zijn. (35) Of zijn zij uit niets geschapen, of
zijn zij zelf scheppers? (36) Of hebben zij de hemelen
en de aarde geschapen? Nee, maar zij hebben geen
standvastig geloof. (37) Of zijn met hen schatten van
jullie Heer? Of hebben zij de heerschappij? (38) Of
hebben zij een ladder (die tot in de hemel reikt)
waardoor zij kunnen afluisteren? Laat hun afluisteraars
dan een duidelijk bewijs geven. (39) Of heeft Hij
slechts dochters en jullie hebben zonen? (40) Of is het
zo dat jij een beloning van hen vraagt zodat zij onder
hoge schulden gebukt gaan. (41) Of dat het onzichtbare
met hen is, en dat zij het opschrijven? (42) Of zijn zij
iets van plan (tegen jou)? Maar degenen die ongelovig
zijn, zijn zelf het onderwerp van een plan! (43) Of
hebben zij een andere god dan Allah? Verheerlijkt is
Allah boven alles wat zij als deelgenoten toekennen.
(44) En als zij zouden zien dat er een stuk van de hemel
neer zou vallen, dan zouden zij zeggen: “De wolken
stapelen zich op!” (45) Laat ze dus met rust, tot zij hun
Dag ontmoeten, waarop zij zullen bezwijmen van
schrik. (46) De dag waarop hun list niet zal baten, noch
zullen zij geholpen worden. (47) En waarlijk, voor
degenen die zondigen, is er daarnaast nog een
bestraffing, maar de meesten van hen weten het niet.
(48) Wacht dus geduldig op het besluit van jouw Heer.
Waarlijk, jij bent in Onze ogen en prijs de Glorie van
jouw Heer wanneer jij staat. (49) En verheerlijk Hem 's
nachts en (ook) na het verbleken der sterren (in de
vroege ochtend).
Hoofdstuk soera 53 An-Nedjm – De Ster Deel Guz 27
559
Soerah 53 – An-Nedjm (Mekkaans)
De Ster
In de naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.
(1) Bij de ster wanneer zij valt. (2) Jullie metgezel (de
Profeet) dwaalt niet en hij is niet misleid. (3) Noch
spreekt hij uit eigen verlangen. (4) Het is slechts de
Openbaring die aan hem geopenbaard is. (5) Hij is
onderwezen door iemand (Jibril) die machtig in kracht
is. (6) Een bezitter van wijsheid, en hij (Jibril)
verscheen (in zijn aardse vorm). (7) Terwijl hij aan het
hoogste gedeelte van de horizon stond. (8) Daarna
naderde hij en daalde neer. (9) Zodat hij zich op een
afstand van twee booglengten (van Mohammed)
bevond, of zelfs dichterbij. (10) En Hij (Allah)
openbaarde aan Zijn dienaar hetgeen Hij wilde
openbaren. (11) Het hart van de Profeet loog niet over
wat het zag. (12) Zullen jullie (veelgodenaanbidders)
dan met hem redetwisten over datgene wat hij zag? (13)
En voorwaar, hij (Mohammed) zag hem (Jibril) ook bij
een tweede afdaling. (14) In de buurt van de lotusboom
waar niemand voorbij mag gaan. (15) In de buurt
daarvan is de Tuin van de Verblijfplaats. (16) Toen het
goddelijke licht de lotusboom overstraalde. (17)
Wendde zijn oog niet af noch ging het de grens te
buiten. (18) Voorwaar, hij zag de grote Tekenen van
zijn Heer. (19) Hebben jullie ‘Lat’ en ‘Oezza’ gezien?
(20) En een andere, de derde, Manat? (21) Zijn de
mannen voor jullie en voor Hem de vrouwen? (22) Dat
is zeker een oneerlijke verdeling! (23) Het zijn alleen
maar namen die jullie verzonnen hebben, jullie en jullie
Hoofdstuk soera 53 An-Nedjm – De Ster Deel Guz 27
560
vaderen. Allah heeft daarover geen bewijs
neergezonden. Zij volgen slechts vermoedens en wat de
zielen begeren, terwijl er zeker Leiding van hun Heer
tot hen gekomen is! (24) Of zal de mens (alles) hebben
wat hij wenst? (25) Aan Allah behoort het laatste (het
Hiernamaals) en het eerste (het wereldse leven). (26)
En er zijn vele Engelen in de hemel wier bemiddeling
niets baat, behalve nadat Allah toestemming geeft voor
wie Hij wil en voor wie Hem behaagt. (27) Waarlijk,
degenen die niet in het Hiernamaals geloven, geven de
Engelen zeker vrouwelijke namen. (28) Terwijl zij
daarover geen kennis hebben. Zij volgen slechts hun
vermoedens. En waarlijk, vermoedens baten niets tegen
de Waarheid. (29) Wend je daarom af (O Mohammed)
van wie zich van Onze overdenking afkeert, en die niets
dan het wereldse leven wenst. (30) Dat is wat zij van
kennis konden bemachtigen. Waarlijk, jullie Heer weet
beter wie van Zijn Pad is afgedwaald en wie de Leiding
heeft aanvaard. (31) Aan Allah behoort alles wat in de
hemelen en op aarde is, opdat Hij de zondaren zal
vergelden voor wat zij gedaan hebben en opdat Hij
degenen die het goede gedaan hebben, zal belonen met
het beste. (32) (Zij zijn) Degenen die grote zonden en
zedeloosheid mijden, behalve de (onvermijdbare)
kleine fouten. Waarlijk, jouw Heer is allesomvattend in
de vergeving. Hij kent jullie beter: toen Hij jullie van
aarde geschapen heeft, en toen jullie nog babies waren
in de schoten van jullie moeder. Prijs jezelf daarom
niet; Hij weet het beter wie (Allah) vreest. (33) Heb jij
degene gezien die zich afkeert? (34) En die weinig gaf
en vrekkig is? (35) Is met hem de kennis van het
onzichtbare zodat hij ziet? (36) Of is hem niet verteld
wat in de geschriften van Mozes staat? (37) En (de
Hoofdstuk soera 53 An-Nedjm – De Ster Deel Guz 27
561
geschriften) van Ibrahim die trouw was? (38) Dat geen
enkele drager de last van een ander zal dragen? (39) En
dat de mens slechts krijgt waarnaar hij gestreefd heeft?
(40) En dat hij (het resultaat van) zijn streven zal zien?
(41) Waarop hij beloond zal worden met een volledige
beloning? (42) En dat bij jullie Heer het einde is? (43)
En dat Hij het is Die doet lachen en doet huilen? (44)
En dat Hij het is Die doet sterven en Die doet leven?
(45) En dat Hij de paren heeft geschapen; de man en de
vrouw? (46) Uit een levenskiem wanneer deze
uitgegoten wordt. (47) En dat de volgende opwekking
(tot leven) op Hem rust? (48) En dat Hij het is Die
rijkdom en voldoening geeft? (49) En dat Hij de Heer
van Sirius is? (50) En dat Hij het is Die het vroegere
volk van ‘Ad vernietigd heeft? (51) En de Thamoed.
Hij heeft geen van hen gespaard. (52) En daarvoor het
volk van Noah? Waarlijk, zij waren het meest
onrechtvaardig en het meest buitensporig. (53) En Hij
vernietigde de omvergebrachte steden. (54) Zodat
hetgeen bedekken kon, hen bedekte. (55) Over welke
gunsten van jullie Heer twijfelen jullie? (56) Hij
(Mohammed) is een waarschuwer onder de
voorafgaande waarschuwers. (57) De Dag der
Opstanding is nabij. (58) Niemand behalve Allah die
haar kan onthullen. (59) Verwonderen jullie je dan over
deze Koran? (60) En jullie lachen, en huilen niet? (61)
Terwijl jullie (de Koran) veronachtzamen? (62) Kniel
dan neer voor Allah, en aanbidt (Hem)
Hoofdstuk soera 54 Al-Qamar – De Maan Deel Guz 27
562
Soerah 54 – Al-Qamar (Mekkaans)
De Maan
In de naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.
(1) Het uur is nabij en de maan is gespleten. (2) En als
zij een Teken zien, keren zij zich af en zeggen: “Dit is
voortdurende tovenarij.” (3) Zij loochenen en volgen
hun begeerten, terwijl alle zaken al zijn vastgesteld. (4)
En voorwaar er zijn berichten tot hen gekomen waarin
een waarschuwing ligt. (5) Perfecte wijsheid maar de
waarschuwingen baten niet. (6) Keer je daarom van hen
af (O Profeet). De Dag (zal komen) dat de oproeper
(hen) tot iets verschrikkelijks zal oproepen. (7) Zij
zullen met nederige blik uit (hun) graven tevoorschijn
komen, alsof zij verspreide sprinkhanen zijn. (8) Zich
tot de oproeper haastend. De ongelovigen zullen
zeggen: “Dit is een moeilijke dag.” (9) Vόόr hen
loochende het volk van Noah, zij verwierpen Onze
slaaf en zeiden: “Een bezetene!” En hij werd
verbannen. (10) Toen riep hij zijn Heer aan: “Ik ben
overmeesterd, help (mij) dus!” (11) Dus openden Wij
de poorten van de hemel met stromend water. (12) En
Wij lieten uit de aarde de bronnen stromen. Waarna de
wateren elkaar ontmoetten in een voorbeschikte zaak.
(13) En Wij droegen hem op een (schip) gemaakt van
spijkers en planken. (14) Drijvend onder Onze blik, als
beloning voor degene die werd verworpen. (15) En
voorwaar, Wij maakten dit tot een Teken, is er dan
niemand die er lering uit trekt? (16) En hoe (vreselijk)
was Mijn bestraffing en Mijn waarschuwing? (17) En
voorzeker, Wij hebben de Koran gemakkelijk gemaakt
Hoofdstuk soera 54 Al-Qamar – De Maan Deel Guz 27
563
ter vermaning, is er dan iemand die het zal onthouden?
(18) Het volk van ‘Ad loochende en hoe vreselijk was
Mijn bestraffing en Mijn waarschuwing? (19) Waarlijk,
Wij stuurden een verwoestende wind over hen, op een
kwade, onvergetelijke dag. (20) Die mensen wegrukte
alsof zij ontwortelde stammen van palmbomen waren.
(21) Hoe vreselijk was Mijn bestraffing en Mijn
waarschuwing? (22) En voorwaar, Wij hebben de
Koran gemakkelijk gemaakt ter vermaning, is er dan
iemand die het onthoudt? (23) (Het volk van) Thamoed
loochende (ook) de waarschuwingen. (24) Want zij
zeiden: “Zullen wij een man uit ons midden volgen?
Waarlijk, dan zouden wij in dwaling en in een toestand
van dwaasheid verkeren! (25) Is de openbaring juist aan
hém onder ons neergezonden, terwijl hij een
schaamteloze leugenaar is?” (26) Morgen zullen zij het
te weten komen, wie de schaamteloze leugenaar is. (27)
Waarlijk, Wij sturen een kamelin als beproeving voor
hen. Let daarom op hen en wees geduldig! (28) En
vertel hen dat het water tussen (de kameel en) hen
verdeeld moet worden. Ieder een dronk, om de beurt.
(29) Maar zij riepen hun metgezel, die een zwaard nam
en haar (de kameel) pezen doorsneed. (30) Hoe
(vreselijk) was toen Mijn bestraffing en Mijn
waarschuwing? (31) Waarlijk, Wij zonden één
bliksemslag en zij werden als droog, vertrapt stro. (32)
En voorwaar, Wij hebben de Koran gemakkelijk
gemaakt ter vermaning, is er dan iemand die het
onthoudt? (33) Het volk van Loeth loochende de
waarschuwingen. (34) Waarlijk, Wij zonden
vulkanische stenen over hen, behalve over de familie
van Loeth, die Wij in het laatste uur van de nacht
redden. (35) Als een gunst van Ons, zo belonen Wij wie
Hoofdstuk soera 54 Al-Qamar – De Maan Deel Guz 27
564
dankbaar is. (36) En voorzeker, hij (Loeth) heeft zeker
voor Onze harde greep gewaarschuwd, maar zij
twijfelden aan de waarschuwingen! (37) En zij
probeerden zijn gasten over te halen (tot hun
begeerten), waarop Wij hun ogen verblindden. (En
Allah zei:) “Proef dan Mijn bestraffing en Mijn
waarschuwing.” (38) En waarlijk, een eeuwige
bestraffing greep hen vroeg in de ochtend. (39) “Proef
dan Mijn bestraffing en Mijn waarschuwing.” (40) En
voorwaar, Wij hebben de Koran gemakkelijk gemaakt
ter vermaning, is er dan iemand die het onthoudt? (41)
En voorwaar, waarschuwingen kwamen tot het volk
van Farao. (42) Zij loochenden al Onze Tekenen, dus
grepen Wij hen met de greep van een Machtige,
Krachtige. (43) Zijn de ongelovigen onder jullie beter
dan diegenen van hen (bovengenoemden), of zijn jullie
vrijgesteld (voor onze bestraffing) in de goddelijke
Boeken? (44) Of zeggen zij: “Wij vormen één (groep)
die zal overwinnen (van Mohammed).” (45) De groep
zal op de vlucht gejaagd worden en zij zullen hun
ruggen laten zien. (46) Nee, maar het uur is hun
aangewezen tijd, en het uur zal verschrikkelijk en bitter
zijn. (47) Waarlijk, de misdadigers verkeren in dwaling
en in de Hel. (48) Op de dag dat zij op hun gezichten
naar het Vuur worden gesleept (zal er tegen hen gezegd
worden): “Proef de aanraking van de Hel!” (49)
Waarlijk, Wij hebben alle zaken volgens een bepaalde
maatgeving geschapen. (50) En Ons bevel is slechts één
enkele handeling; als een oogwenk. (51) En voorwaar,
Wij hebben (in het verleden) jullie soortgenoten
vernietigd, is er dan iemand die er lering uit trekt? (52)
En alle dingen die zij doen staan in (hun) verslagen
genoteerd. (53) En alles, groot en klein, staat
Hoofdstuk soera 54 Al-Qamar – De Maan Deel Guz 27
565
opgeschreven. (54) Waarlijk, de godvrezenden zullen in
het midden van de Tuinen en rivieren zijn. (55) Op de
juiste plaats in de tegenwoordigheid van de Almachtige
Koning.
Soerah 55 – Ar-Rahmān (Medinisch)
De Erbarmer
In de naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.
(1) De Erbarmer. (2) Hij heeft de Koran onderwezen.
(3) Hij heeft de mens geschapen. (4) Hij heeft hem de
uiteenzetting (van de Koran) geleerd. (5) De zon en de
maan volgen de berekende baan. (6) En de planten en
de bomen knielen zich neer. (7) En Hij heeft de hemel
hoog opgeheven en Hij heeft de weegschaal (der
gerechtigheid) geplaatst. (8) Opdat jullie het evenwicht
niet verstoren. (9) En houdt de weegschaal in
evenwicht met rechtvaardigheid, en breng geen
afwijkingen in het evenwicht. (10) En de aarde heeft
Hij voor de schepselen gemaakt. (11) Daarop zijn fruit,
dadelpalmen met kolven. (12) En graan, met (haar)
bladen en zoetruikende planten. (13) Welke gunsten
van jullie Heer proberen jullie (mens en Djinn) te
ontkennen? (14) Hij schiep de mens uit droge klei, als
aardewerk. (15) En de Djinn heeft Hij geschapen uit
een rookloze vlam van vuur. (16) Welke gunsten van
jullie Heer proberen jullie (mens en Djinn) te
ontkennen? (17) (Hij is) de Heer van de twee oosten en
de Heer van de twee westen. (18) Welke gunsten van
jullie Heer proberen jullie (mens en Djinn) te
ontkennen? (19) Hij heeft de twee zeeën laten stromen
om elkaar te ontmoeten. (20) Tussen hen is een
Hoofdstuk soera 55 Ar-Rahmān – De Erbarmer Deel Guz 27
566
scheiding die geen van beiden voorbij kan gaan. (21)
Welke gunsten van jullie Heer proberen jullie (mens en
Djinn) te ontkennen? (22) Uit beiden komen parels en
koraal voort. (23) Welke gunsten van jullie Heer
proberen jullie (mens en Djinn) te ontkennen? (24) En
aan Hem behoren de over de zee varende schepen, als
bergen. (25) Welke gunsten van jullie Heer proberen
jullie (mens en Djinn) te ontkennen? (26) Alles wat op
aarde is zal vergaan. (27) Enkel het aangezicht van
jullie Heer blijft eeuwig voort bestaan, de Bezitter van
Grootsheid en Eer. (28) Welke gunsten van jullie Heer
proberen jullie (mens en Djinn) te ontkennen? (29)
Allen die in de hemelen en op de aarde zijn vragen
Hem (om verlichting van zijn zaken). Iedere dag is Hij
bezig. (30) Welke gunsten van jullie Heer proberen
jullie (mens en Djinn) te ontkennen? (31) Wij zullen
spoedig met jullie afrekenen, O jullie Djinn en mensen!
(32) Welke gunsten van jullie Heer zullen jullie beiden
ontkennen? (33) O verzameling van Djinn en mensen!
Als jullie in staat zijn om (al vluchtend te ontsnappen
aan Mijn wil door) het domein van de hemelen en de
aarde te verlaten, verlaat die dan. Doch jij zult dit
zonder gezag stellig niet kunnen doen. (34) Welke
gunsten van jullie Heer proberen jullie (mens en Djinn)
te ontkennen? (35) Er zal tot jullie beiden (rookloze)
vlammen van vuur en (gesmolten) koper gezonden
worden, waartegen jullie je niet kunnen verweren. (36)
Welke gunsten van jullie Heer proberen jullie (mens en
Djinn) te ontkennen? (37) Als dan de hemel splijt, is zij
rozenrood, als een geverfde huid. (38) Welke gunsten
van jullie Heer proberen jullie (mens en Djinn) te
ontkennen? (39) Op die Dag zullen de mensen of de
dDjinn niet ondervraagd worden over hun zonden. (40)
Hoofdstuk soera 55 Ar-Rahmān – De Erbarmer Deel Guz 27
567
Welke gunsten van jullie Heer proberen jullie (mens en
Djinn) te ontkennen? (41) De misdadigers zullen
herkend worden aan hun kenmerken en zij zullen bij
hun voorlokken en hun voeten gegrepen worden. (42)
Welke gunsten van jullie Heer proberen jullie (mens en
Djinn) te ontkennen? (43) Dit is de Hel die de
misdadigers ontkenden. (44) Zij zullen daar tussen
kokend heet water dolen. (45) Welke gunsten van jullie
Heer proberen jullie ( mens en Djinn) te ontkennen?
(46) En voor wie vreesde om (bij de afrekening) voor
zijn Heer te staan (en de zonde afzweert), zijn er twee
Tuinen (in het Paradijs)! (47) Welke gunsten van jullie
Heer proberen jullie (mens en Djinn) te ontkennen?
(48) Beide met een overvloed aan takken en vruchten.
(49) Welke gunsten van jullie Heer proberen jullie
(mens en Djinn) te ontkennen? (50) In beide zijn twee
stromende bronnen. (51) Welke gunsten van jullie Heer
proberen jullie (mens en Djinn) te ontkennen? (52) In
beide zijn er vruchten van elke soort, in paren. (53)
Welke gunsten van jullie Heer proberen jullie (mens en
Djinn) te ontkennen? (54) Leunend op tapijten, gevoerd
met zijde brokaat en het fruit van de twee Tuinen is
binnen handbereik. (55) Welke gunsten van jullie Heer
proberen jullie (mens en Djinn) te ontkennen? (56) In
de Tuinen bevinden zich schonen met ingetogen
blikken, die geen mens of Djinn ooit vόόr hen heeft
aangeraakt. (57) Welke gunsten van jullie Heer
proberen jullie (mens en Djinn) te ontkennen? (58) Als
waren zij van robijn en koraal. (59) Welke gunsten van
jullie Heer proberen jullie (mens en Djinn) te
ontkennen? (60) Is er een beloning voor het goede
anders dan het goede? (61) Welke gunsten van jullie
Heer proberen jullie (mens en Djinn) te ontkennen?
Hoofdstuk soera 55 Ar-Rahmān – De Erbarmer Deel Guz 27
568
(62) En naast deze twee zijn er twee andere Tuinen.
(63) Welke gunsten van jullie Heer proberen jullie
(mens en Djinn) te ontkennen? (64) Donkergroen van
kleur. (65) Welke gunsten van jullie Heer proberen
jullie (mens en Djinn) te ontkennen? (66) In beiden
bevinden zich twee overvloedige bronnen. (67) Welke
gunsten van jullie Heer proberen jullie (mens en Djinn)
te ontkennen? (68) In beiden zijn vruchten, dadels en
granaatappels. (69) Welke gunsten van jullie Heer
proberen jullie (mens en Djinn) te ontkennen? (70)
Daarin zullen goede en mooie vrouwen zijn. (71)
Welke gunsten van jullie Heer proberen jullie (mens en
Djinn) te ontkennen? (72) Schonen in paviljoenen
gehuisvest. (73) Welke gunsten van jullie Heer
proberen jullie (mens en Djinn) te ontkennen? (74) Die
geen mens of Djinn ooit vόόr hen heeft aangeraakt. (75)
Welke gunsten van jullie Heer proberen jullie (mens en
Djinn) te ontkennen? (76) Leunend op groene kussens
en op prachtige tapijten. (77) Welke gunsten van jullie
Heer proberen jullie (mens en Djinn) te ontkennen?
(78) Gezegend zij de Naam van jouw Heer (Allah), de
Bezitter van Grootsheid en Eer.
Soerah 56 – Al-Wāqi’ah (Mekkaans)
De (onoverkomelijke) Gebeurtenis
(de Dag der Opstanding)
In de naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.
(1) Wanneer de Gebeurtenis plaatsvindt. (2) Dan kent
de gebeurtenis ervan geen loochening. (3) Het zal
(sommigen) vernederen (en anderen) zullen verheven
worden. (4) Wanneer de aarde hevig zal worden
Hoofdstuk soera 56
Al-Wāqi’ah – De
(onoverkomelijke)
Gebeurtenis
Deel Guz 27
569
geschokt. (5) En de bergen verpulverd zullen worden.
(6) Zodat het zwevende stofdeeltjes worden. (7) En
jullie in drie groepen verdeeld zijn. (8) Degenen aan de
rechterzijde, (wat een voorspoed voor) de mensen van
de rechterzijde! (9) En degenen aan de linkerzijde, (wat
een tegenspoed voor) degenen van de linkerzijde! (10)
De voorbijstrevenden (in het geloof) zullen de eersten
zijn. (11) Zij zullen het dichtst bij Allah zijn. (12) In de
Tuinen der vreugde. (13) Een aantal van hen zullen van
de vroegere generaties zijn. (14) En een paar van hen
zullen uit latere tijd komen. (15) Op tronen
doorvlochten met goud en edelstenen, (16) Daarop
leunend, tegenover elkaar zittend. (17) Onder hen gaan
eeuwig jeugdigen rond. (18) Met bokalen en kannen en
glazen, gevuld aan een stromende bron. (19) Waarvan
zij geen hoofdpijn krijgen, noch bedwelmd raken. (20)
En vruchten waaruit zij kunnen kiezen. (21) En vlees
van gevogelte, wat zij maar verlangen. (22) En
schonen, met mooie, grote, schitterende ogen. (23)
Zoals welbewaarde parels. (24) Als een beloning voor
wat zij gedaan hebben. (25) Zij horen daarin geen onzin
en geen zondigheid. (26) Maar slechts het zeggen van:
“Vrede! Vrede!” (27) En degenen aan de rechterzijde,
(wat een voorspoed voor) degenen aan de rechterzijde!
(28) Temidden van lotusbomen zonder doornen. (29)
En bananenbomen vol met vruchten. (30) In
uitgestrekte schaduw. (31) En stromend water. (32) En
een overvloed aan fruit. (33) Waarvan het seizoen niet
beperkt is, en hun toevoer zal niet afgesneden worden.
(34) Op verheven rustbedden. (35) Waarlijk, Wij
hebben hen (vrouwen) tot een wonderlijke schepping
gemaakt. (36) En Wij hebben hen maagdelijk gemaakt.
Hoofdstuk soera 56
Al-Wāqi’ah – De
(onoverkomelijke)
Gebeurtenis
Deel Guz 27
570
(37) Liefdevol en gelijk in leeftijd. (38) Voor de
mensen aan de rechterzijde. (39) (Behoort) een aantal
van de vroegeren. (40) En een aantal van de lateren.
(41) En degenen aan de linkerzijde, (wat een
tegenspoed voor) degenen aan de linkerzijde! (42) In
harde, hete wind en kokend water, (43) En schaduwen
van zwarte rook. (44) Niet koel en niet verfrissend. (45)
Waarlijk, zij plachten hiervoor in weelde te leven. (46)
En volhardden in grote zonden. (47) En zij plachten te
zeggen: “Als wij sterven en tot stof en beenderen
geworden zijn, zullen wij dan inderdaad herrijzen? (48)
En ook onze voorvaderen?” (49) Zeg : “(Ja) de
vroegeren en de lateren.” (50) Allen zullen zeker samen
gebracht worden voor de vastgestelde ontmoeting van
een bekende Dag. (51) Daarna zullen jullie, o dwalende
loochenaars. (52) Zeker van de Zaqqoem-boom eten.
(53) Dan zullen jullie je buiken daarmee vullen. (54) En
daarna zullen jullie er (kokend water) van drinken. (55)
Jullie zullen dan drinken als smachtende kamelen. (56)
Dat is hun onthaal op de Dag des Oordeels. (57) Wij
schiepen jullie, waarom geloofden jullie dan niet? (58)
Vertel Mij dan over het menselijke zaad dat jullie
uitstoten. (59) Zijn jullie het die het geschapen hebben
of zijn Wij de Scheppers? (60) Wij hebben de dood
onder jullie verordend en Wij kunnen niet worden
tegengehouden. (61) Om schepselen zoals jullie te
scheppen en om jullie opnieuw tot leven te brengen in
(een schepping) waarvan jullie niet weten. (62) En
voorwaar, jullie hebben kennis over de eerste
schepping, hadden jullie er maar lering uit getrokken!
(63) Vertel Mij! Het zaad wat jullie in de grond gezaaid
hebben. (64) Zijn jullie het die het doen groeien of zijn
Hoofdstuk soera 56
Al-Wāqi’ah – De
(onoverkomelijke)
Gebeurtenis
Deel Guz 27
571
Wij het Die doen groeien? (65) Als Wij het zouden
willen, dan zouden Wij het laten verdorren, zodat jullie
het zouden blijven betreuren. (66) (Zeggende): “Wij
zijn zeker verliezend. (67) Wij zijn zelfs beroofd!” (68)
Vertel Mij! Hoe denken jullie dan over het water dat
jullie drinken? (69) Zijn jullie het die het uit de
regenwolken doen neerkomen, of zijn Wij de
neerzenders? (70) Als Wij zouden willen dan zouden
Wij het tot zout water maken. Waren jullie maar
dankbaar! (71) Vertel Mij! Het vuur dat jullie
ontsteken. (72) Hebben jullie de boom daarvoor
voortgebracht, of zijn Wij de voortbrengers? (73) Wij
hebben het (vuur) gemaakt ter herinnering en tot nut
voor de reizigers. (74) Daarom verheerlijk de naam van
jouw Heer, de Verhevene. (75) Ik zweer bij het
ondergaan van de sterren. (76) En waarlijk, dat is zeker
een grote eed, als jullie het maar wisten. (77) Dit is
zeker een eerbare Koran. (78) In een welbewaard Boek.
(79) Dat niemand aanraakt behalve de gereinigden. (80)
Een openbaring van de Heer der Werelden. (81)
Onderschatten jullie deze Koran dan? (82) En
verzekeren jullie door de ontkenning ervan jullie
levensonderhoud? (83) Waarom bemiddelen jullie niet
wanneer (de ziel van een stervende) de keel bereikt?
(84) En jullie op dat moment toezagen. (85) Maar Wij
meer in zijn nabijheid waren dan jullie, maar jullie
zagen het niet. (86) Waren jullie toen maar niet
verantwoordelijk geweest. (87) Dan zouden jullie har
(de ziel) terugbrengen, (naar het lichaam) als jullie
waarachtig geweest waren. (88) Als hij (de ziel) tot
degenen die in de nabijheid van Allah worden gebracht,
behoort. (89) (Dan zijn er voor de ziel) rust en
Hoofdstuk soera 56
Al-Wāqi’ah – De
(onoverkomelijke)
Gebeurtenis
Deel Guz 27
572
voorzieningen, en de Tuin der vreugde. (90) En als hij
(de stervende) tot degenen van de rechterzijde behoort.
(91) (Luidt de begroeting:) “Vrede zij met jou,” van de
mensen van de rechterzijde. (92) Maar als hij tot de
dwalende loochenaars behoort. (93) Dan is er een
onthaal van kokend water. (94) En branden in de Hel.
(95) Waarlijk, dit is de stellige Waarheid. (96) Prijs dus
de Naam van jouw Heer, de Allergrootste.
Soerah 57 – Al-Hadid (Medinisch)
Het ijzer
In de naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.
(1) Wat er in de hemelen en op aarde is verheerlijkt
Allah, en Hij is de Almachtige, de Alwijze. (2) Aan
Hem is het koninkrijk van de hemelen en de aarde. Hij
is Degene Die het leven geeft en de dood veroorzaakt;
en Hij is tot alle dingen in staat. (3) Hij is de Eerste en
de Laatste, de Grootste en de Onwaarneembare. En Hij
is de Alwetende van alles. (4) Hij is Degene Die de
hemelen en de aarde in zes dagen heeft geschapen
waarna Hij Zich op de Troon zetelde. Hij kent wat de
aarde ingaat en wat er weer uitkomt, en wat uit de
hemel neerdaalt en wat er in opstijgt. En Hij is met
jullie, waar jullie ook zijn. En Allah is de Alziende over
wat jullie doen. (5) Aan Hem is het koninkrijk van de
hemelen en de aarde. En tot Allah komen alle zaken
terug. (6) Hij laat de nacht overgaan in de dag, en laat
de dag overgaan in de nacht. En Hij is de Kenner van
wat in de harten is. (7) Geloof in Allah en Zijn
Boodschapper en geef weg van datgene waarvan Hij
Hoofdstuk soera 57 Al-Hadid – Het ijzer Deel Guz 27
573
jullie erfgenamen heeft gemaakt. Voor degenen van
jullie die geloven en besteden zal er een grote beloning
zijn. (8) En wat scheelt jullie dat jullie niet in Allah
geloven! Terwijl de Boodschapper jullie oproept om te
geloven in jullie Heer? En Hij heeft jullie zeker als
bondgenoten genomen, als jullie ware gelovigen zijn.
(9) Hij is Degene die duidelijke Verzen heeft gestuurd
aan Zijn slaaf om jullie uit de duisternis naar het licht te
brengen. En waarlijk, Allah is voor jullie vol
vriendelijkheid, Genadevol. (10) En wat scheelt jullie
dat jullie niet voor de zaak van Allah uitgeven? En aan
Allah behoort de erfenis van de hemelen en de aarde.
Degenen van jullie die vόόr de overwinning (bij
Mekkah) bijdragen gaven en vochten zijn niet gelijk.
Zij staan hoger in rang dan degenen die daarna
besteedden en vochten. Maar voor allen heeft Allah het
beste beloofd. En Allah is Alwetend van wat jullie
doen. (11) Wie is degene die aan Allah een goede
lening geeft? Dan zal (Allah) deze voor hem
verdubbelen en hij zal een goede beloning krijgen. (12)
Op En de dag waarop jij de gelovige mannen en de
gelovige vrouwen ziet. Hun licht straalt voor hen uit en
bij hun rechterhanden. (Er wordt hen gezegd:) “Goed
nieuws is voor jullie op deze dag: Tuinen waar rivieren
onderdoor stromen (het Paradijs) om daarin voor altijd
te verblijven! Waarlijk, dit is een groot succes!” (13)
Op die Dag zullen de hypocrieten – mannen en
vrouwen – tegen de gelovigen zeggen: “Wacht op ons!
Laat ons wat van jullie licht gebruiken.” Er zal gezegd
worden: “Ga terug, naar achterenen zoek dan het licht!”
Er zal dan een muur tussen hen worden geplaatst met
een poort daarin. Aan de binnenkant is er de Genade en
aan de buitenkant is er de bestraffing. (14) Zij (de
Hoofdstuk soera 57 Al-Hadid – Het ijzer Deel Guz 27
574
hypocrieten) zullen tegen de gelovigen roepen: “Waren
wij niet bij jullie?” De gelovigen zullen antwoorden:
“Ja! Maar jullie brachten jullie zelf in verzoeking, jullie
twijfelden en wachtten en jullie werden bedrogen door
valse wensen, totdat de verordening van Allah kwam.
En de voornaamste bedrieger heeft jullie van Allah
weggeleid. (15) Op deze dag zal er dus geen losprijs
van jullie geaccepteerd worden, noch van degenen die
ongelovig waren. Jullie verblijfplaats is het Vuur, dat is
jullie beschermer en slecht is die bestemming zeker.
(16) Is het voor degenen die geloven nog geen tijd, dat
hun harten zich vernederen voor het gedenken van
Allah en wat van de Waarheid geopenbaard is? En laten
zij niet worden zoals degenen die het Boek voordien
hebben ontvangen. Voor hen was de termijn (te) lang
geworden waardoor hun hart werd verhard en velen van
hen ongehoorzaam werden. En velen van hen waren
verdorven. (17) Weet dat Allah leven aan de aarde geeft
na haar dood! Voorwaar, Wij hebben de Tekenen voor
jullie duidelijk gemaakt, als jullie het maar begrijpen.
(18) Waarlijk, degenen die in liefdadigheid geven,
mannen en vrouwen, en aan Allah een goede lening
geven: het zal vele malen vermenigvuldigd worden en
voor hen zal er een eerbare goede beloning zijn. (19)
En degenen die geloven in Allah en Zijn Boodschapper:
zij zijn de trouwe volgelingen en de martelaren in het
aangezicht van hun Heer, zij zullen hun beloning
hebben en hun licht. Maar degenen die ongelovig
waren en Onze Tekenen ontkennen – zij zullen de
bewoners van het laaiende Vuur zijn. (20) Weet dat het
leven van deze wereld slechts een spel is, een vermaak,
praal en wederzijdse vertoning onder jullie en rivaliteit
met betrekking tot weelde en kinderen, zoals de
Hoofdstuk soera 57 Al-Hadid – Het ijzer Deel Guz 27
575
plantengroei na een regenbui bij de boeren
verwondering wekt. Daarna drogen ze op en je ziet ze
geel worden; dan wordt het stro. En in het Hiernamaals
is er een harde bestraffing en vergiffenis van Allah en
welbehagen terwijl het wereldse leven slechts een
verleidende genieting is. (21) Wedijver om de
vergiffenis van uw Heer en voor het Paradijs, waarvan
de breedte gelijk is aan de breedte tussen hemel en de
aarde, die voorbereid is voor degenen die in Allah en
Zijn Boodschapper geloven. Dat is de gunst van Allah
die Hij aan degene die Hij wil, geeft. En Allah is de
Eigenaar van een grote overvloed. (22) Er treft de aarde
of julliezelf geen ramp, of het staat in het boek van de
beslissingen (zelfs) vόόrdat Wij het tot uitvoering
brengen. Voorzeker, dat is gemakkelijk voor Allah.
(23) Zodat jullie niet teleurgesteld zullen zijn over de
(goede) zaken die aan jullie zijn voorbijgegaan, en
evenmin dat jullie je (verwaand) verheugen over (het
goede) dat jullie werd toebedeeld. En Allah houdt niet
van de hoogmoedige opscheppers. (24) Degenen die
gierig zijn en mensen tot gierigheid aanmoedigen. En
ieder die zich afkeert. Voorwaar, Allah is de
Behoefteloze, de Geprezene. (25) Voorwaar, Wij
zonden Onze Boodschappers met duidelijke bewijzen
(en keiharde argumenten). En Wij hebben met hen het
Boek en de Weegschaal (regelgeving) neergezonden,
opdat de mens rechtvaardig kan zijn. En wij hebben het
ijzer neergezonden, waarin veel macht ligt en
(tegelijkertijd) de mensheid van groot nut kan zijn.
Zodoende doet Allah weten wie Hem en Zijn
Boodschappers te hulp schieten, met een blind
vertrouwen in het ongeziene. Waarlijk, Allah is sterk en
Almachtig. (26) En voorwaar, Wij hebben Noah en
Hoofdstuk soera 57 Al-Hadid – Het ijzer Deel Guz 27
576
Ibrahim gestuurd en aan hun nageslacht het
Profeetschap en het boek geschonken en onder hen
waren er die de Leding volgden, maar velen van hen
waren verdorven. (27) Dan deden Wij Onze
Boodschappers in hun voetsporen treden. En Wij
stuurden Isa, de zoon van Maryam, en gaven hem de
Indjiel. En Wij gaven aan de harten die hem volgden
toewijding en genade. Maar het kloosterschap (celibaat)
dat hebben zij (zelf) toegevoegd. Wij hebben hen het
niet voorgeschreven. (Zij deden het) slechts om Allah
daar een genoegen mee te doen, daarna onderhielden zij
het niet naar behoren en Wij gaven degenen onder hen
die geloofden, hun beloning, maar velen van waren zijn
verdorven. (28) O, jullie die geloven! Vrees Allah en
geloof in Zijn Boodschapper. Hij zal jullie een dubbele
portie van Zijn genade geven, en Hij zal jullie een licht
geven waarmee jullie (recht) zullen voortgaan en Hij
zal jullie vergeven. En Allah is Vergevingsgezind,
Genadevol. (29) Zodat de mensen van het Boek zullen
weten dat zij geen macht hebben over de gunst van
Allah en dat (Zijn) gunst geheel in Zijn hand is om te
geven aan wie Hij wil. En Allah is de Bezitter van een
grote overvloed. ۞
Soerah 58 – Al-Moedjādilah (Medinisch)
De Vrouw die Pleidt
In de naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.
(1) Zeker, Allah heeft haar uitspraak gehoord, die
redetwist met jou over haar echtgenoot en tot Allah
klaagt. En Allah hoort jullie beide argumenten.
Waarlijk, Allah is Alhorend, Alziend. (2) Degenen
Hoofdstuk soera 58 Al-Moedjādilah – De