Artikelen




nauwkeurig uitgelegd Deel Guz 25


513


getuigt!” (48) En wat zij hiervoor plachten aan te


roepen, baat hen niet en zij zullen zien dat zij geen


uitweg hebben. (49) De mens krijgt er nooit genoeg van


om goede te vragen, maar als het kwaad hem raakt, dan


geeft hij alle hoop op en is verloren in wanhoop. (50)


En waarlijk, als Wij hem de Genade van Ons laten


proeven, na wat tegenslag hem geraakt heeft, zal hij


zeker zeggen: “Dit komt mij toe en ik denk niet dat het


Uur is zal plaatsvinden. Maar als ik tot mijn Heer wordt


teruggebracht, dan zal daar zeker voor mij het beste


zijn. Dan, laten Wij waarlijk aan de ongelovigen zien


wat zij gedaan hebben en Wij zullen hen een zware


bestraffing laten proeven. (51) En als Wij de mens


gunsten laten zien, trekt hij zich terug en keert zich af,


maar als het kwaad hem raakt, dan neemt hij zijn


toevlucht tot lange smeekbeden. (52) Zeg: “Wat


dachten jullie: als (deze Koran) van Allah afkomstig is


en jullie daar niet in geloven; wie is er dan verder


afgedwaald dan wie in twijfel verkeert?” (53) Wij laten


hun Onze Tekenen in het universum zien en in jullie


zelf, tot het jullie duidelijk wordt dat dit de Waarheid


is. Is het niet voldoende dat jouw Heer de Getuige van


alle dingen is? (54) Waarlijk! Zij twijfelen over de


Ontmoeting met hun Heer. Waarlijk! Hij is het Die alle


zaken omringt!


Soerah 42 – As-Sjōera (Mekkaans)


De Raadpleging


In de naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.


(1) Hā Mīm. (2) Aīn Sīn Qāf. (3) Zo heeft Allah de


Almachtige, de Alwijze aan jou en aan degenen die


Hoofdstuk soera 42 As-Sjōera – De Raadpleging Deel Guz 25


514


vόόr jou waren geopenbaard. (4) Tot Hem behoort alles


wat in de hemelen en op aarde is, en Hij is de


Verhevene, de Allergrootste. (5) Bijna splijten de


hemelen in tweeën boven hen, en de Engelen


verheerlijken de lofprijzing van hun Heer, en vragen


om vergiffenis voor degenen die op aarde zijn, waarlijk,


Allah is de Vergevingsgezinde, de Genadevolle. (6) En


degenen die naast Hem beschermers nemen: Allah is


Beschermer over hen en jij bent geen voogd voor hen.


(7) En zό hebben Wij jou een Koran (in het Arabisch)


geopenbaard, opdat jij de moeder der steden (Mekka)


en degenen die in de omgeving ervan wonen te


waarschuwen. En waarschuw voor de Dag der


verzameling, waarover geen twijfel is, wanneer een


deel naar het Paradijs zal gaan en een deel naar het


laaiende vuur (de Hel). (8) En als Allah het gewild had,


had Hij hen tot één volk kunnen maken, maar Hij kent


aan wie Hij wil Zijn genade toe. En voor de


onrechtvaardigen is er geen beschermer en geen helper.


(9) Hebben zij naast Hem beschermers aangenomen?


En Allah is de Beschermer. En Hij doet het dode leven


en Hij is tot alles in staat. (10) En in de zaken waarin


jullie van mening verschillen, daarvan ligt de


besluitvorming bij Allah. (Zeg:) “Dat is Allah, mijn


Heer in Wie ik mijn vertrouwen leg en tot Hem keer ik


weer.” (11) De Schepper van de hemelen en de aarde.


Hij heeft voor julliezelf en van de dieren paren


geschapen. Hij vermenigvuldigt jullie, niets is aan Hem


gelijk. En Hij is de Alhorende, de Alziende. (12) Aan


Hem behoren de sleutels van de hemelen en de aarde.


Hij vergroot de voorziening voor wie Hij wil en Hij


beperkt het. Waarlijk! Hij is de Alwetende van alles.


(13) Hij heeft jullie een (wetgevende) godsdienst


Hoofdstuk soera 42 As-Sjōera – De Raadpleging Deel Guz 25


515


uitgelegd zoals Hij het (allereerst aan) Noeh heeft


opgedragen, en net zoals Wij die aan jou (Mohammed)


geopenbaard hebben. Evenzo hebben Wij dit aan


Ibrahim, Mozes en ‘Iesa opgelegd; dat jullie de


godsdienst onderhouden en dat jullie daarover niet


verdeeld raken. Het is een zware zaak voor de


afgodenaanbidders, waartoe jullie hen oproepen. Allah


kiest voor Zich wie Hij wil en Hij leidt naar Zich wie


zich tot Hem in berouw en gehoorzaamheid keert. (14)


En zij raakten pas verdeeld toen de kennis tot hen


kwam, elkaar onrecht aandoend. En was het niet voor


het Woord (bevel) geweest, dat van jullie Heer al eerder


voort is gekomen voor een vastgestelde termijn, dan


zou de zaak tussen hen beslecht zijn. En waarlijk,


degenen die het Boek na hen erfden (de Joden en de


Christenen) verkeren hierover in grote twijfel. (15)


Roep daarom (op tot de islam) en wees standvastig,


zoals jou bevolen is, en volg hun wensen niet maar zeg:


“Ik geloof in wat Allah van het Boek heeft


neergezonden en mij is bevolen om rechtvaardig onder


jullie te zijn. Allah is onze Heer en jullie Heer. Voor


ons zijn onze daden en voor jullie zijn jullie daden. Er


is geen reden tot twist tussen jullie en ons. Allah zal ons


(allen) verzamelen en tot Hem is de uiteindelijke


terugkeer.” (16) En degenen die redetwisten over Allah


nadat het (de godsdienst van Allah) aanvaard is, hun


verweer is nietig bij hun Heer. En op rust toorn en voor


hen is er een zware bestraffing. (17) Het is Allah Die


het Boek in Waarheid en met de weegschaal heeft


neergezonden. En wat laat jou weten dat wellicht het


Uur nabij is? (18) Degenen die daar niet in geloven


proberen het (Uur) te bespoedigen, terwijl degenen die


geloven het vrezen en weten dat het de hele Waarheid


Hoofdstuk soera 42 As-Sjōera – De Raadpleging Deel Guz 25


516


is. Waarlijk, degenen die over het Uur redetwisten


verkeren zeker in een vergaande dwaling. (19) Allah


(blijft) zeer vrijgevend en vriendelijk voor Zijn


dienaren (of zij nu vroom of losbandig zijn). Hij


voorziet wie Hij wil. En Hij is de Sterke, de


Almachtige. (20) Wie de beloning van het Hiernamaals


wenst, geven Wij een toename in zijn beloning; en wie


de beloning van deze wereld wenst, aan hem geven Wij


daarvan, maar hij heeft geen aandeel in het


Hiernamaals. (21) Of hebben zij deelgenoten die hun in


de godsdienst dat voorschrijven, waartoe Allah geen


toestemming heeft gegeven? En als er niet een


beslissend Woord (van Allah) was, dan zou de zaak


tussen hen beoordeeld zijn. En waarlijk, voor de


onrechtvaardigen is er een pijnlijke bestraffing. (22) Jij


ziet de onrechtvaardigen vrezen voor wat zij verdiend


hebben en het zal zeker over hen komen, terwijl


degenen die geloven en goede daden verrichten in de


bloeiende weiden van de Tuinen zullen zijn. Voor hen


is er bij hun Heer wat zij maar wensen. Dat is een


overweldigende gunst. (23) Dat is wat Allah als goed


nieuws aan Zijn slaven geeft, degenen die geloven en


goede daden verrichten. Zeg (O Mohammed): “Ik vraag


van jullie geen beloning, alleen liefde voor de naaste


verwanten. En iedereen die een goede rechtschapen


daad verricht, die zullen Wij een vermeerdering in het


goede daarvoor geven. Waarlijk, Allah is


Vergevingsgezind, Waarderend. (24) Of zeggen zij dat


hij (Mohammed) een leugen over Allah verzonnen


heeft?” Als Allah het gewild had, had Hij jouw hart


kunnen verzegelen. En Allah wist de leugen uit en stelt


de Waarheid in door Zijn Woord. Waarlijk, Hij weet


goed welke (geheimen) er in de harten zijn. (25) En Hij


Hoofdstuk soera 42 As-Sjōera – De Raadpleging Deel Guz 25


517


is Degene Die het berouw van Zijn slaven aanvaardt en


zonden vergeeft en Hij weet wat jullie doen. (26) En


Hij beantwoordt degenen die geloven en goede daden


verrichten en geeft hen een vermeerdering van Zijn


overvloed. En voor de ongelovigen zal er een zware


bestraffing zijn. (27) En als Allah de voorzieningen van


Zijn slaven zou hebben vergroot, dan zouden zij op


aarde verderf hebben veroorzaakt, Maar Hij stuurt


volgens een bepaalde maat naar beneden wat Hij wil.


Waarlijk! Hij is Alwetend over Zijn slaven, Alziend.


(28) En Hij is Degene Die de regen naar beneden stuurt


nadat zij ten einde raad waren, waardoor Hij Zijn


(vleugels van) genade uitspreidt (over alle vlaktes,


bergen, planten en dieren). En Hij is de Beschermer,


alle lofprijzingen waard. (29) En tot Zijn Tekenen


behoort de schepping van de hemelen en de aarde en


van de levende die daar op rondlopen. En Hij is


almachtig over hun samenkomst wanneer Hij wil. (30)


En wat voor rampen jullie ook treffen, dat is vanwege


hetgeen jullie handen verdienden. En Hij vergeeft veel.


(31) En jullie kunnen niet van Allah ontsnappen op


aarde. En naast Allah hebben jullie geen beschermer en


geen helper. (32) En tot Zijn Tekenen behoren de


schepen zo groot als bergen, die op de zee varen. (33)


En als Hij wil kan Hij de wind laten liggen, zodat zij


(de schepen) bewegingsloos op de oppervlakte (van de


zee) zijn. Waarlijk, hierin zijn tekenen voor iedereen


die geduldig en dankbaar is. (34) Of Hij vernietigd deze


(schepen) wegens wat zij verrichten, maar Hij vergeeft


veel. (35) En opdat degenen die redetwisten over Onze


Tekenen mogen weten dat er voor hen geen


toevluchtsoord is. (36) En wat jullie gegeven is, is


slechts een voorbijgaand vermaak van dit wereldse


Hoofdstuk soera 42 As-Sjōera – De Raadpleging Deel Guz 25


518


leven. Maar wat bij Allah is, is beter en blijvender voor


degenen die geloven en hun vertrouwen bij hun Heer


leggen. (37) En (zij zijn) degenen die de grote zonden


en de verdorvenheid vermijden. en als zij boos zijn, dan


vergeven zij. (38) En (zij zijn) degenen die naar hun


Heer luisteren en de gebeden onderhouden, en die hun


zaken regelen door gemeenschappelijke raadpleging en


zij geven uit van waar Wij hun mee voorzien hebben.


(39) En (zij zijn) degenen die, als onrecht hen treft, zich


verdedigen. (40) De vergelding voor een kwade daad is


dezelfde kwade daad, maar ieder die vergeeft en tot


verzoening komt: zijn beloning ligt bij Allah. Waarlijk,


Hij houdt niet van de onrechtvaardigen.. (41) En


voorwaar, wie zich verdedigt nadat hem onrecht gedaan


is: voor hen is er geen verwijt. (42) Het verwijt is


slechts voor degenen die de mensen onrechtvaardig


behandelden en het zegevieren van gerechtigheid


tegengingen. Daarom is er voor hen een pijnlijke


bestraffing. (43) Maar wie geduldig was en vergaf,


voorwaar, dat behoort zeker tot de aanbevolen daden.


(44) En wie door Allah tot dwaling gebracht wordt:


voor hem is er daarna geen helper. En jij zult de


onrechtvaardigen zien dat wanneer zij hun bestraffing


krijgen, zij zullen zeggen: “Is er een manier om (naar


de aarde) terug te keren?” (45) En jij zult zien als zij


naar haar (de Hel) worden gebracht, vrezend voor de


vernedering. Zij kijken met een heimelijke blik. En


degenen die geloven zullen zeggen: “Waarlijk, de


verliezers zijn degenen die zichzelf en hun familie


verlies hebben toegebracht op de Dag der Opstanding.


De onrechtvaardigen zullen in een eeuwige bestraffing


verkeren. (46) En zij zullen naast Allah geen


beschermer hebben die hen kan helpen. En degene die


Hoofdstuk soera 42 As-Sjōera – De Raadpleging Deel Guz 25


519


Allah laat dwalen, voor hem is er geen weg (om nog


Leiding te vinden). (47) Beantwoord de roep van jullie


Heer, want er komt van Allah een Dag die niet


afgeweerd kan worden. Op die Dag zullen jullie geen


toevluchtsoord hebben, noch zal er voor jullie een


ontkenning zijn (van jullie zonden). (48) Maar als zij


zich afkeren: Wij hebben jou niet als waker over hen


gestuurd. Jij bent niets dan een verkondiger. En


waarlijk, als Wij de mens Onze genade laten proeven,


verheugt hij zich daarin, maar als een tegenslag hem


treft, wegens wat zijn handen vooruit hebben gestuurd,


dan waarlijk, (wordt) de mens ondankbaar! (49)


(Alléén) aan Allah behoort het Koninkrijk van de


hemelen en de aarde. Hij schept wat Hij wil, (zoals Hij


wil). Hij schenkt vrouwelijke en mannelijke kinderen


aan wie Hij wil. (50) Of Hij schenkt zowel mannelijk


als vrouwelijk (nageslacht). En Hij maakt onvruchtbaar


wie Hij wil. Waarlijk, Hij is Alwetend, Almachtig. (51)


Het past de mens niet dat Allah tot hem spreekt,


behalve door middel van een openbaring, of van achter


een sluier of door het zenden van een gezant (Djibril)


om met Zijn toestemming te openbaren wat Hij wil.


Waarlijk, Hij is Verheven, Alwijs. (52) Zo hebben Wij


aan jou een openbaring neergezonden, op Ons bevel. Jij


wist toen niet wat het Boek (de Koran) was en wat het


geloof was. Maar Wij hebben hem tot een licht gemaakt


waarmee Wij van Onze dienaren leiden wie Wij willen.


En waarlijk, jij leidt inderdaad naar een recht Pad. (53)


Het is het Pad van Allah, Degene aan Wie alles wat in


de hemelen en wat op de aarde is, toebehoort. Waarlijk,


uiteindelijk keren alle zaken terug tot Allah.


Hoofdstuk soera 43 Az-Zoekhroef – De Gouden


Versierselen Deel Guz 25


520


Soerah 43 – Az-Zoekhroef (Mekkaans)


De Gouden Versierselen


In de naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.


(1) Hā Mīm. (2) Bij het duidelijke Boek. (3) Voorwaar,


Wij hebben hem als een Arabische Koran gemaakt.


Hopelijk zullen jullie begrijpen. (4) En waarlijk, hij is


bij Ons (vastgelegd) in de Moeder van het Boek,


verheven, vol wijsheid. (5) Zullen Wij dan de


Overdenking wegnemen van jullie, Ons afwendend,


omdat jullie een buitensporig volk zijn? (6) En hoeveel


Profeten hebben Wij niet gestuurd onder de vroegeren?


(7) En er kwam geen Profeet tot hen, of zij dreven de


spot met hem. (8) Daarom vernietigden Wij de


sterksten onder hen. En de voorbeelden van de


vroegeren zijn hen voorafgegaan. (9) En als jij hen


vraagt: “Wie heeft de hemelen en de aarde geschapen?”


Zullen zij zeker zeggen: “De Almachtige, de Alwetende


heeft hen geschapen.” (10) Degene Die de aarde voor


jullie als wieg heeft gemaakt, en voor jullie daarop


wegen heeft aangelegd. Hopelijk zullen jullie Leiding


volgen. (11) En Degene Die uit de hemel water heeft


doen neerdalen, in een afgepaste maat. Dan doen Wij


daarmee het dode land leven. Op die manier zullen


jullie opgewekt worden. (12) En Degene Die alles in


paren geschapen heeft en jullie schepen heeft gegeven


en vee aangewezen heeft om op te rijden. (13) Zodat


jullie stevig op hun ruggen kunnen zitten en dan de


gunst van jullie Heer kunnen gedenken. Wanneer jullie


daarop zitten en zeggen: “Verheerlijkt is Hij die dit


voor ons dienstbaar heeft gemaakt, want wij konden dit


Hoofdstuk soera 43 Az-Zoekhroef – De Gouden


Versierselen Deel Guz 25


521


zelf niet onderwerpen.” (14) En waarlijk, tot Onze Heer


zullen wij zeker terugkeren! (15) En sommigen maken


van Zijn slaven gelijken aan Allah. Waarlijk, de mens


is zeker duidelijk ondankbaar! (16) Of heeft Hij zich


van wat Hij geschapen heeft dochters genomen en voor


jullie zonen verkozen? (17) En als één van hen het


verheugende nieuws hoort over wat zij de Barmhartige


toeschrijven (een dochter), wordt zijn gezicht somber


en hij is vervuld met droefheid! (18) En is hij die


temidden van sieraden is grootgebracht en die in het


debat geen duidelijk argument kan aanvoeren (een kind


van Allah)? (19) En zij maken de Engelen die de slaven


van de Barmhartige zijn, tot vrouwen. Waren zij


getuigen van hun schepping? Hun getuigenissen zullen


genoteerd worden en zij zullen ondervraagd worden!


(20) En zij zeiden: “Als de Barmhartige het had gewild,


dan zouden wij hen niet aanbeden hebben. Zij hebben


geen kennis daarover. Zij doen niets anders dan liegen!


(21) Of hebben Wij hen een Boek hiervόόr gegeven


waaraan zij zich aan vasthouden? (22) Nee! Zij zeggen:


“Wij zagen onze vaders een bepaalde godsdienst


volgen. En wij volgen in hun voetsporen (geloof).” (23)


En Wij hebben geen boodschapper vόόr jou gestuurd


naar een stad of de bewoners ervan, die in weelde


leefden, zeiden: “Wij zagen dat onze vaders een


bepaalde godsdienst volgden en wij zullen zeker in hun


voetsporen volgen.” (24) (De Boodschapper) zei:


“Zelfs als ik jullie een rechtere Leiding heb gebracht


dan wat jullie bij jullie voorvaders hebben


aangetroffen?” Zij zeiden: “Waarlijk, wij geloven niet


in datgene waar jullie mee gezonden zijn.” (25) Dus


wreekten Wij ons over hen, zie dan wat het einde was


Hoofdstuk soera 43 Az-Zoekhroef – De Gouden


Versierselen Deel Guz 25


522


van degenen die ontkenden. (26) En (gedenk) toen


Ibrahim tegen zijn vader en zijn volk zei: “Waarlijk ik


ben onschuldig aan dat wat jullie aanbidden. (27)


Behalve (voor mijn aanbidding van) Degene Die mij


geschapen heeft en waarlijk, Hij zal mij leiden.” (28)


En hij maakte het (getuigen van de eenheid van Allah)


tot een blijvend woord onder zijn nageslacht. Hopelijk


zullen zij terugkeren. (29) Ik gaf zelfs aan hen en hun


vaderen genietingen, totdat de Waarheid en een


verduidelijkende Boodschapper tot hen kwamen. (30)


En toen de Waarheid tot hen kwam, zeiden zij: “Dit is


tovenarij en wij geloven daar niet in.” (31) En (de


ongelovigen die niet beter wisten) zeiden: “Waarom


werd deze Koran niet geopenbaard aan een groot man


van (één van) de twee steden?” (32) Zijn zij het, die de


Genade van jouw Heer uitdelen? Wij zijn het, Die hun


levensonderhoud op deze wereld uitdelen. En Wij


verhieven sommigen van hen in rang (functie) boven


anderen, waardoor de ene (arme) groep het mikpunt


van spot zal zijn voor de andere (rijke) groep. Maar de


Genade van jou Heer is beter dan wat zij vergaren. (33)


En als de mensheid dan niet tot één (ongelovige)


gemeenschap zou worden, dan hadden Wij voor


degenen die niet in de Barmhartige geloven de daken


van hun huizen van zilver gemaakt, en ook de trap


waarlangs zij omhoog gaan. (34) En voor hun huizen


(zilveren) deuren en tronen waarop zij konden rusten.


(35) En versieringen van goud. Maar dit alles zou niet


anders dan een vergankelijk vermaak van deze wereld


zijn. En het Hiernamaals bij jullie Heer is slechts voor


de godvrezenden. (36) En wie zich afkeert van het


gedenken van de Meest Barmhartige, wijzen Wij Satan


Hoofdstuk soera 43 Az-Zoekhroef – De Gouden


Versierselen Deel Guz 25


523


aan als zijn ‘qarien’ (of onafscheidelijke zielsverwant).


(37) En waarlijk, zij (de duivels) zullen hen zeker


afhouden van de rechte Weg en zij denken zij dat zij


rechtgeleid zijn. (38) Totdat, wanneer hij tot Ons komt,


hij (tot zijn metgezel) zegt: “Was de afstand tussen ons


maar als die tussen de zonsopgang en de


zonsondergang, (jij bent de) slechtste metgezel!” (39)


Maar het zal jullie op die Dag niet baten, want jullie


begingen een zonde, dat jullie in de bestraffing samen


zijn. (40) Kan jij dan de doven laten horen of de


blinden (van hart) leiden, of degene die in duidelijke


dwaling verkeert? (41) Als Wij jou dan wegnemen


(vόόrdat Wij hen bestraffen), danzullen Wij hen zeker


bestraffen. (42) Of Wij laten jou zien, wat Wij hun


hebben aangezegd: voorwaar, Wij zijn machthebbers


over hen. (43) Houd je dus vast aan datgene wat aan jou


geopenbaard is. Waarlijk, jij bent op het rechte Pad.


(44) En waarlijk, dit (de Koran) is zeker een


overdenking voor jou en jouw volk. En zij zullen


(daarover) ondervraagd worden. (45) En vraag aan


Onze Boodschappers die Wij vóór jou gestuurd hebben:


“Hebben Wij ooit goden aangewezen die naast de


Barmhartige aanbeden moeten worden?” (46) En


voorwaar, Wij hebben Mozes met Onze Tekenen naar


de Farao en zijn vooraanstaanden gezonden. Hij zei:


“Waarlijk, Ik ben een Boodschapper van de Heer der


Werelden.” (47) Toen hij tot hen met Onze Tekenen


kwam, toen lachten zij erom. (48) En Wij toonden hen


geen Teken of het werd door een groter gevolgd, en


Wij grepen hen met bestraffing zodat zij misschien


zullen terugkeren. (49) En zij zeiden: “O jij tovenaar!


Roep jouw Heer voor ons aan zoals Hij het met jullie


Hoofdstuk soera 43 Az-Zoekhroef – De Gouden


Versierselen Deel Guz 25


524


overeen is gekomen. Waarlijk, wij zullen zeker de


leiding volgen.” (50) Maar toen Wij de bestraffing van


hen verwijderden, zie! Zij verbraken hun verbond. (51)


En Farao verkondigde onder zijn volk: “O mijn volk! Is


het rijk van Egypte niet van mij? En deze rivieren die


onder mij stromen. Zien jullie dat dan niet? (52) Ben ik


niet beter dan deze onaanzienlijke man die zichzelf


amper kan uitdrukken? (53) Waarom zijn hem dan geen


gouden armbanden gegeven, of Engelen met hem


meegekomen die hem vergezellen.” (54) Dus hij


misleidde zijn volk en zij gehoorzaamden hem.


Waarlijk, zij waren een zwaar zondig volk. (55) Dus


toen zij Ons kwaad maakten, straften Wij hen en


verdronken hen allen. (56) En Wij maakten hen tot een


voorbeeld en een lering voor latere generaties. (57) En


als de zoon van Maryam als voorbeeld wordt genoemd


zie! Jouw volk (O Mohammed) roept luid. (58) En


zeggen: “Zijn onze goden beter of is hij (Isa) dat?” En


zij gaven dit voorbeeld slechts om te redetwisten. Zij


zijn zelfs een volk van redetwisters. (59) Hij (Isa) is


niet meer dan een slaaf. Wij gaven hem Onze gunst en


Wij maakten hem tot een voorbeeld voor de Kinderen


van Israël. (60) En als het Onze wil was geweest,


zouden Wij zeker onder jullie op aarde Engelen maken


die jullie opvolgen. (61) En hij zal een bekend Teken


zijn voor het Uur. Heb daarom geen twijfel. En volg


Mij! Dit is het rechte Pad. (62) En laat Sheitan jullie


niet tegenhouden. Waarlijk, hij is voor jullie een


duidelijke vijand. (63) En toen Isa met (Onze)


duidelijke bewijzen kwam, zei hij: “Ik ben tot jullie met


wijsheid gekomen zodat ik jullie een aantal zaken,


waarover jullie van mening verschillen, duidelijk kan


Hoofdstuk soera 43 Az-Zoekhroef – De Gouden


Versierselen Deel Guz 25


525


maken, vrees daarom Allah en gehoorzaam mij. (64)


Waarlijk, Allah! Hij is mijn Heer en jullie Heer.


Aanbidt dus alleen Hem. Dit is het (enige) rechte Pad.”


(65) Maar de sekten verschilden van mening. Wee


degenen die zondigen voor de bestraffing van een


pijnlijke Dag! (66) Wachten zij slechts op het Uur dat


plotseling tot hen zal komen, terwijl zij het niet door


hebben? (67) Vrienden zullen op die Dag elkaars


vijanden zijn, behalve de godvrezenden. (68) “Mijn


aanbidders! Op deze dag zullen jullie niet vrezen noch


zullen jullie bedroefd zijn. (69) (Jullie) die geloofd


hebben in Onze Tekenen en moslims waren. (70)


Treedt het Paradijs in vreugde binnen, jullie en jullie


vrouwen. (71) Gouden dienbladen en kopjes zullen


onder hen rondgaan. Daarin is alles wat hun harten


verlangen, alles waar de ogen zich in kunnen


verheugen, en jullie zullen daarin voor altijd verblijven.


(72) Dit is het Paradijs wat jullie hebben geërft, door


jullie daden die jullie plachten te verrichten. (73)


Daarin zal een overvloed aan fruit zijn wat jullie zullen


eten. (74) Waarlijk, de misdadigers en degenen die


volharden in hun kwade daden, zullen in de bestraffing


van de Hel zijn om daarin voor altijd te verblijven. (75)


(De bestraffing) zal voor hen niet verlicht worden en zij


zullen met groot berouw, spijt en wanhoop in de


vernietiging worden geworpen. (76) Wij zijn niet


onrechtvaardig voor hen maar zij waren de


onrechtplegers. (77) En zij zullen roepen: “O Malik!


(bewaker van de Hel) Laat jou Heer een einde aan ons


maken.” Hij zal zeggen: “Waarlijk, jullie zullen hier


voor altijd verblijven.” (78) Voorwaar, Wij hebben de


Waarheid tot jullie gebracht, maar de meesten van jullie


Hoofdstuk soera 43 Az-Zoekhroef – De Gouden


Versierselen Deel Guz 25


526


haten de Waarheid. (79) Of hebben jullie een plan


bedacht? Wij bedenken ook een plan. (80) Of denken


zij dat Wij hun geheimen niet horen in hun besloten


vergadering? Onze gezanten (Engelen) zijn bij hen, zij


schrijven. (81) Zeg (O Mohammed): “Als de Erbarmer


een zoon zou hebben, dan zou ik de eerste van Zijn


aanbidders zijn. (82) Verheerlijkt is de Heer van de


hemelen en de aarde, de Heer van de troon! Verheven


is Hij boven alles wat jullie (Hem) toekennen. (83) Laat


hen dus (alleen) om onzin te uiten en te spelen totdat zij


hun Dag ontmoeten, de Dag die hen beloofd is. (84) Hij


is Degene Die de God in de hemel is en de God op de


aarde is. En Hij is de Alwijze, de Alwetende. (85) En


gezegend is Degene aan Wie het koninkrijk van de


hemelen en de aarde behoort, en alles wat daar tussen


is. En bij Wie de kennis van het Uur is en tot Wie jullie


(allen) zullen terugkeren. (86) En degenen die zij naast


Hem aanroepen hebben geen macht voor bemiddeling;


behalve degenen die van de Waarheid getuigen terwijl


zij kennis hebben. (87) En als jullie hen vragen wie hen


geschapen heeft, zullen zij zeker: “Allah” zeggen. Hoe


kan het dan dat zij zich afkeren? (88) (Allah kent) zijn


(Mohammed’s) uitspraak : “O mijn Heer! Waarlijk, dit


is een volk dat niet gelooft!” (89) Keer je dus van hen


af, en zeg: “Vrede! Maar zij zullen het te weten komen.


Soerah 44 – Ad-Doekhān (Mekkaans)


De Rook


In de naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.


(1) Hā Mīm. (2) Bij het duidelijke Boek. (3) Wij


hebben hem (de Koran) in de gezegende nacht


Hoofdstuk soera 44 Ad-Doekhān – De Rook Deel Guz 25


527


neergezonden. Waarlijk, Wij zijn de waarschuwers. (4)


Daarin worden alle wijze zaken uiteengezet. (5) Als een


bevel van Ons. Waarlijk, Wij zonden (de Profeten). (6)


(Als) een genade van jou Heer. Waarlijk! Hij is de


Alhorende, de Alwetende. (7) De Heer van de hemelen


en de aarde en wat daartussen is, als jullie overtuigden


zijn. (8) Er is geen god naast Hem. Hij, die het leven


geeft en de dood veroorzaakt, jullie Heer en de Heer


van jullie voorvaderen. (9) Zij blijven zelfs in twijfel


doorspelen. (10) Wacht dan op de Dag waarop in de


hemel een zichtbare rook verschijnt. (11) De mensen


bedekkend, die is een pijnlijke bestraffing. (12) (Zij


zullen zeggen:) “Onze Heer! Verwijder de bestraffing


van ons, waarlijk wij zijn gelovigen.” (13) Hoe zullen


zij zich laten vermanen, als er reeds een duidelijke


Boodschapper tot hen is gekomen? (14) Toen keerden


zij zich van hem af en zeiden: “Hij is een bezeten


onderwezene.” (15) Waarlijk, Wij zullen korte tijd de


bestraffing verwijderen. Waarlijk! Jullie zullen


terugkeren. (16) (Gedenk) de Dag dat Wij hen zullen


grijpen met de zware bestraffing. Waarlijk, Wij zijn


Vergelders. (17) En voorwaar, Wij hebben voorheen


het volk van Farao beproefd, toen er tot hen een edele


Boodschapper (Mozes) kwam. (18) Zeggende: “Geef


aan mij de slaven van Allah terug. Waarlijk! Ik ben


voor jullie een Boodschapper, het vertrouwen waard.


(19) En wees niet hoogmoedig tegenover Allah.


Waarlijk, ik ben tot jullie met een duidelijk bewijs


gekomen. (20) En waarlijk, ik zoek mijn toevlucht bij


mijn Heer en jullie Heer, zodat jullie mij niet zullen


stenigen. (21) Maar als jullie mij niet geloven, laat mij


dan met rust.” (22) Dus hij riep zijn Heer: “Dit zijn


zeker de mensen die misdadig zijn.” (23) (Allah zei


Hoofdstuk soera 44 Ad-Doekhān – De Rook Deel Guz 25


528


toen:) “Trek met Mijn slaven in de nacht weg. Zeker,


jullie zullen vervolgd worden.” (24) En laat de zee


zoals zij is. Waarlijk, zij zullen een verdronken leger


worden.” (25) Hoeveel tuinen en bronnen lieten zij niet


achter? (26) En korenvelden en goede plaatsen. (27) En


genietingen van het leven waarin zij zich verheugden.


(28) Zo is het.En Wij lieten andere mensen het erven.


(29) En de hemelen en de aarde huilden niet voor hen,


noch gaven zij uitstel. (30) En voorwaar, Wij redden de


Kinderen van Israël van een vernederende bestraffing,


(31) Van Farao: Waarlijk! Hij was arrogant en


behoorde tot de buitensporigen. (32) En Wij verkozen


hen doelbewust boven de anderen. (33) En gaven hen


Tekenen waarin een duidelijke beproeving was. (34)


Waarlijk deze mensen (de ongelovigen) zeggen: (35)


“Het is slechts onze enige dood en wij zullen niet


herrijzen. (36) Breng dan onze voorvaderen (terug) als


jullie de waarheid spreken!” (37) Zijn zij beter of het


volk van ‘Toebba’ en degenen vόόr hen? Wij


vernietigden hen omdat zij zeker misdadigers waren.


(38) En Wij schiepen de hemelen en de aarde en alles


wat daar tussen is niet voor uitsluitend spel. (39) Wij


hebben beide niet anders dan in Waarheid geschapen,


maar de meesten van hen weten het niet. (40) Waarlijk,


de Dag des Oordeels is voor hen allen op een


aangewezen tijd. (41) De Dag waarop de ene vriend de


andere vriend in niets kan bijstaan, noch kunnen zij


hulp krijgen. (42) Behalve degene waarvoor Allah


genade heeft. Waarlijk, Hij is de Almachtige, de


Genadevolle. (43) Waarlijk, de Zaqqoemboom. (44)


Zal het voedsel voor de zondaren zijn. (45) Als


kokende olie zal het in hun buiken komen. (46) Als


kokend, verzengend water. (47) Grijp hem en sleep


Hoofdstuk soera 44 Ad-Doekhān – De Rook Deel Guz 25


529


hem naar het binnenste van het laaiende Vuur. (48) Giet


dan over zijn hoofd de bestraffing van het kokende


water. (49) Proef (dit)! Waarlijk, jij bent de geweldige,


de nobele! (wordt er spottend tot de misdadiger gezegd)


(50) Waarlijk! Dit is waarover jullie twijfelden. (51)


Waarlijk! De godvrezenden zullen op een veilige plaats


zijn. (52) Tussen tuinen en bronnen. (53) Gekleed in


fijne zijde en brokaat, tegenover elkaar gezeten. (54) Zo


is het. En Wij zullen hen met schone meisjes die grote


mooie ogen hebben, verenigen. (55) Zij zullen daar


naar alle fruitsoorten vragen (en deze ontvangen) in


vrede en veiligheid. (56) Zij zullen daarin, na de eerste


dood, geen dood meer ondergaan, en Hij zal hen van de


bestraffing van het laaiende Vuur redden. (57) Als een


overvloed van jullie Heer! Dat is de geweldige


overwinning. (58) Zeker, Wij hebben hem (de Koran)


gemakkelijk gemaakt in jouw taal. Hopelijk zullen zij


er lering uit trekken. (59) Wacht daarom, zij wachten


ook (op hun bestraffing).


Soerah 45 – Al-Djātsiyah (Mekkaans)


Het Knielen


In de naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.


(1) Hā Mīm. (2) (Dit is) De openbaring van het Boek


van Allah, de Almachtige, de Alwijze. (3) Waarlijk, in


de hemelen en de aarde zijn Tekenen voor de


gelovigen. (4) En in jullie schepping en wat Hij


verspreid heeft van bewegende schepselen, zijn


Tekenen voor een volk dat overtuigd is. (5) En (ook) in


de afwisseling van de nacht en de dag, en de


voorzieningen (regen) die Allah neergezonden heeft uit


Hoofdstuk soera 45 Al-Djātsiyah – Het Knielen Deel Guz 25


530


de hemel, waarmee Hij vervolgens de aarde na haar


dood tot leven brengt, en in het draaien van de winden


zijn Tekenen voor een volk dat begrijpt. (6) Dit zijn de


Verzen van Allah die Wij aan jou reciteren in


Waarheid. In welke uitspraken na (het Woord van)


Allah en Zijn Verzen geloven zij dan? (7) Wee voor


elke zondige leugenaar. (8) Die de Verzen van Allah


hoort reciteren, maar toch aan zijn trots vasthoudt alsof


hij hen niet hoort. Verkondig aan hem dus een pijnlijke


bestraffing! (9) En als hij iets van Onze Verzen leert,


maakt hij daar grappen over. Voor dit soort mensen zal


er een vernederende bestraffing zijn. (10) Voor hen is


de Hel, en wat zij verdiend hebben zal hen niet tot


voordeel zijn, noch dat wat zij naast Allah als


beschermers hebben genomen. En voor hen zal er een


grote bestraffing zijn. (11) Deze (Koran) is de Leiding.


En degenen die niet in de Verzen van hun Heer


geloven, voor hen is er een pijnlijke bestraffing door


een pijnlijke marteling. (12) Allah is Degene Die aan


jullie de zee heeft onderworpen, opdat de schepen


daarover met Zijn toestemming erop mogen varen. En


opdat jullie van Zijn overvloed mogen zoeken, en dat


jullie dankbaar mogen zijn. (13) En Hij heeft voor jullie


alles wat zich van Hem in de hemelen en de aarde


bevindt dienstbaar gemaakt. Voorwaar, daarin zijn


Tekenen voor een volk dat nadenkt. (14) Zeg tot


degenen die geloven dat zij degenen vergeven die niet


op de Dagen van Allah hopen. Zodat Hij de mensen in


overeenstemming met hun verdiensten kan vergoeden.


(15) Wie een goede daad heeft verricht, verricht dat


voor zichzelf en iedereen die zondigt, zondigt (tegen


zichzelf). Daarna zullen jullie tot jullie Heer


terugkeren. (16) En voorwaar, Wij gaven de Kinderen


Hoofdstuk soera 45 Al-Djātsiyah – Het Knielen Deel Guz 25


531


van Israël het Boek, en het profeetschap en de


heerschappij. En Wij voorzagen hen met goede dingen


en verkozen hen boven de volkeren (die toen leefden).


(17) En Wij gaven hen duidelijke bewijzen over de


zaak (de godsdienst). En zij verschilden niet van


mening tot de kennis tot hen gekomen was, door


onderlinge afgunst. Waarlijk, jouw Heer zal over hen


oordelen op de Dag der Opstanding, over dat waar zij


van mening over verschilden. (18) Toen hebben Wij


jou (O Mohammed) een duidelijke weg gewezen. Volg


deze dan en volg niet de lusten van de onwetenden.


(19) Waarlijk, zij zullen jou in niets tegen Allah’s


(bestraffing) kunnen beschermen. Waarlijk, de


onrechtvaardigen zijn de helpers voor elkaar, maar


Allah is de beschermheer van de godvrezenden. (20)


Dit (de Koran) is een duidelijke aanwijzing voor de


mensheid en een Leiding en een genade voor een volk


dat een zeker geloof heeft. (21) Of dachten degenen die


slechte daden verricht hebben, dat Wij hen hetzelfde


zullen behandelen als degenen die geloofden en goede


daden verricht hebben, zowel in hun leven als in hun


sterven? Verkeerd is het oordeel dat zij vellen. (22) En


Allah heeft de hemelen en de aarde in Waarheid


geschapen. Zodat iedere ziel wordt vergolden voor


hetgeen hij verdiend heeft. En hen zal geen onrecht


worden aangedaan. (23) Heb jij degene gezien die zijn


begeerten tot god heeft genpmen, en die door Allah tot


dwaling wordt gebracht op grond van kennis, en wiens


oren en wiens hart Hij verzegeld heeft, en over wiens


ogen Hij een bedekking heeft aangebracht? Wie zal


hem dan na Allah leiden? Zullen jullie dan niet


nadenken? (24) En zij zeggen: “Er is niets anders dan


het wereldse leven, wij sterven en wij leven en niets


Hoofdstuk soera 45 Al-Djātsiyah – Het Knielen Deel Guz 25


532


kan ons vernietigen behalve de tijd.” En zij hebben


geen kennis daarover, zij gissen slechts. (25) En als


Onze duidelijke Verzen voor hen gereciteerd worden, is


hun argument niets anders dan dat zij zeggen: “Breng


onze (dode) voorvaderen terug, terug als jullie


waarachtig zijn!” (26) Zeg: “Allah geeft jullie leven en


daarna laat Hij jullie sterven, dan zal Hij jullie op de


Dag der Opstanding, waar geen twijfel over is,


verzamelen. Maar de meesten mensen weten het niet.


(27) En aan Allah behoort het Koninkrijk van de


hemelen en de aarde en de Dag waarop het Uur valt.


Die Dag verliezen de vervalsers. (28) En jij zult alle


volkeren zien neerknielen, ieder volk zal tot zijn boek


worden geroepen. Op die Dag zullen jullie vergolden


worden voor wat jullie hebben gedaan. (29) Dit is Ons


Boek, dat in Waarheid tot jullie spreekt. Waarlijk, Wij


schrijven op wat jullie plegen te doen. (30) Wat betreft


degenen die geloven en goede daden verrichten, hun


Heer zal hen in Zijn Genade toelaten. Dat is de


duidelijke overwinning. (31) Maar tot de ongelovigen


zal gezegd worden: “Werden Mijn Verzen niet aan


jullie voorgedragen, waarop jullie hoogmoedig werden?


En jullie waren een volk van misdadigers.” (32) En


toen er gezegd werd: “Waarlijk! Allah’s belofte is de


waarheid en er is geen twijfel over de komst van het


Uur.” zeiden jullie: “Wij weten niet wat het Uur is, wij


vermoeden het slechts en zijn er niet zeker van.” (33)


En het kwaad dat zij verricht hebben zal voor hen


verschijnen en zij zullen volledig omringd zijn door


hetgeen wat zij bespotten! (34) Op die Dag wordt


gezegd: “Deze Dag zullen Wij jullie vergeten zoals


jullie de ontmoeting van deze Dag vergaten. En jullie


verblijfplaats is het Vuur en daar is geen hulp voor


Hoofdstuk soera 45 Al-Djātsiyah – Het Knielen Deel Guz 25


533


jullie. (35) Dit is omdat jullie de Openbaringen van


Allah tot onderwerp van spot maakten en het wereldse


leven jullie verleid heeft.” Op die dag zullen zij niet uit


de Hel gehaald worden, noch zullen zij Allah berouw


kunnen tonen. (36) Alle lof zij Allah, de Heer van de


hemelen en de Heer van de aarde, de Heer der


Werelden. (37) En Hem behoort alle grootheid in de


hemelen en op de aarde en Hij is de Almachtige, de


Alwijze. ۞


Soerah 46 – Al-Ahqāf (Mekkaans)


De Zandduinen


In de naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.


(1) Hā Mīm. (2) De openbaring van het Boek is van


Allah, de Almachtige, de Alwijze. (3) Wij hebben de


hemelen en de aarde en alles wat daar tussen is niet


anders dan in waarheid geschapen en voor een


vastgestelde termijn. Maar de ongelovigen keren zich af


van dat, waarvoor zij gewaarschuwd zijn. (4) Zeg (O


Mohammed): “Wisten jullie wat jullie naast Allah


aanriepen? Toon mij wat zij geschapen hebben van de


aarde, of hebben zij soms een aandeel in de schepping


van de hemelen? Breng mij een boek van vόόr deze


(Koran) of een overblijfsel van kennis, als jullie


waarachtig zijn.” (5) En wie is er verder afgedwaald


dan hij die naast Allah afgoden aanbidt die hem, tot de


Dag der Opstanding, niet kunnen verhoren? En die zich


(zelfs) niet bewust zijn van hun aanroepingen (tot hen).


(6) En als de mensheid verzameld is worden zij


vijanden voor hen en zullen zij hun aanbidding


ontkennen. (7) En als Onze duidelijke Verzen aan hen



Recente berichten

EEN BOODSCHAP VAN EEN ...

EEN BOODSCHAP VAN EEN MOSLIMPREKER AAN EEN CHRISTEN

Zwangerschap en borst ...

Zwangerschap en borstvoeding tijdens de Ramadan

Een aantal regels ove ...

Een aantal regels over zedelijkheidsnormen bij een bezoek aan een zieke