Artikelen




Hoofdstuk soera 36 Yā Sīn – Yā Sīn Deel Guz 23


473


duisternis. (38) En de zon vaart haar eigen afgebakende


koers voor een (vastgestelde) termijn. Dat is het besluit


van de Almachtige, de Alwetende. (39) En Wij hebben


voor de maan standen bepaald, zodat zij terugkeert als


een oude sikkeltje van een dadeltros. (40) Het is niet


mogelijk dat de zon de maan bereikt en de nacht kan de


dag niet inhalen. Allen bewegen in een kringloop. (41)


En een Teken voor hen is het dat Wij hun nageslacht in


een volgeladen schip hebben gedreven. (42) En Wij


hebben voor hen hetzelfde als dat geschapen zodat zij


daarop rijden. (43) En als Wij willen, doen Wij hen


verdrinken en er zal voor hen geen helper zijn, noch


zullen zij gered worden. (44) Tenzij het een genade van


Ons is en als een gunst voor een vastgestelde tijd. (45)


En toen er tegen hen gezegd werd: “Hoedt u voor wat


vόόr jullie is en wat achter jullie is, hopelijk zullen


jullie begenadigd worden.” (46) En nooit kwam er een


Teken van de Tekenen van hun Heer tot hen, of zij


keerden zich daarvan af. (47) En toen er (door de armen


onder de sahaabah) tegen hen gezegd werd: “Geef uit


van datgene waarmee Allah jullie heeft voorzien,”


zeiden de ongelovigen (al spottend) tegen de gelovigen:


“Zullen wij degenen voeden die Allah had kunnen


voeden, indien Hij dat wenste?” (Als jullie overtuigd


zijn van deze uitspraak), weet dan dat jullie in een


duidelijke dwaling verkeren.” (48) En zij zeiden:


“Wanneer zal deze belofte vervuld worden als jullie


waarachtig zijn?” (49) Zij wachten slechts op een


plotselinge straf die hen zal overkomen terwijl zij nog


aan het redetwisten zijn. (50) Dan kunnen zij elkaar niet


raadplegen noch kunnen zij naar hun familie


terugkeren. (51) En er wordt op de trompet geblazen,


daarop snellen zij uit de graven naar hun Heer. (52) Zij


Hoofdstuk soera 36 Yā Sīn – Yā Sīn Deel Guz 23


474


zeggen: “Wee voor ons! Wie heeft ons uit onze


slaapplaats doen herrijzen? Dit is wat de Barmhartige


heeft beloofd, en de Boodschappers hebben de


waarheid gesproken!” (53) Het zal maar één enkele


kreet zijn, zie dus! Zij zullen allen voor Ons worden


gebracht! (54) Deze Dag zal niemand het minste


onrecht worden aangedaan en jullie zullen slechts


worden beloond voor wat jullie plachten te doen. (55)


Waarlijk, de bewoners van het Paradijs zullen op die


Dag bezig zijn met prettige dingen. (56) Zij en hun


vrouwen zullen zich in de schaduwen bevinden, op


rustbanken leunend. (57) Zij zullen daar (alle soorten


fruit) hebben en alles wat zij verlangen. (58) (Er wordt


hen gezegd:) “Vrede zij met u.” Een woord van een


Meest Barmhartige Heer. (59) “Ga op deze Dag (van de


gelovigen) weg, O jullie misdadigers!” (60) Heb Ik


jullie, O kinderen van Adam, niet bevolen om de


Sheitan niet te dienen? Waarlijk, hij is een duidelijke


vijand voor jullie. (61) En aanbidt Mij. Dat is het rechte


Pad. (62) En voorwaar, hij heeft een groot gedeelte van


jullie misleidt. Begrepen jullie het dan niet? (63) Dit is


de Hel waarvoor jullie gewaarschuwd zijn. (64) Ga


haar op deze Dag binnen wegens wat jullie plachten


niet te geloven. (65) Deze Dag zullen Wij hun monden


verzegelen en hun handen zullen tot Ons spreken, en


hun benen zullen getuigen over wat zij plachten te


verrichten. (66) En als het Onze wil was geweest, dan


hadden Wij zeker het gezichtsvermogen uitgewist van


hun ogen, waarna zij een wedloop naar het Pad zouden


houden, maar hoe zouden zij dan kunnen zien? (67) En


als het Onze wil was geweest, zouden Wij hen op hun


plaatsen doen verstijven. Dan zouden zij niet in staat


zijn om vooruit te komen, noch zouden zij kunnen


Hoofdstuk soera 36 Yā Sīn – Yā Sīn Deel Guz 23


475


terugkeren. (68) En degene die Wij een lang leven


geven, doen Wij degeneren in zijn schepping (waarmee


zwakheid, dementie en afhankelijkheid gepaard gaan).


Zullen (de ontkenners) hun gezond verstand dan niet


gebruiken (in gehoorzaamheid aan Allah)? (69) En Wij


hebben hem (Mohammed) de dichtkunst niet


onderwezen en het past hem niet. Dit is slechts een


Waarschuwing en een duidelijke Koran. (70) Opdat hij


de levenden waarschuwt en opdat het Woord (van


bestraffing) voor de ongelovigen bewaarheid wordt.


(71) Zien zij dan niet, dat onder wat Onze Handen voor


hen hebben geschapen, het vee is, zodat zij daarvan de


eigenaren zijn? (72) En Wij hebben het voor hen


onderworpen, sommigen berijden zij ervan en


sommigen eten zij. (73) En zij hebben voordeel van


hen, en een (bron van) drinken, zullen zij dan niet


dankbaar zijn? (74) En zij hebben naast Allah goden


aangenomen, hopende dat zij door hen geholpen


worden. (75) Zij kunnen hen niet helpen, maar zij


zullen als een groep voortgebracht worden tegen


degenen die hen aanbaden. (76) En laat hun spraak jou


dan niet bedroeven. Waarlijk, Wij weten wat zij


verbergen en wat zij openlijk doen. (77) Ziet de mens


dan niet dat Wij hem uit een druppel (mannelijk zaad)


hebben geschapen? En toch is hij een redetwister! (78)


En (hierover) gaf hij Ons een gelijkenis terwijl hij de


schepping van zichzelf over het hoofd zag. (Met een


bot in de hand) vraagt hij: “Wie doet de beenderen tot


leven komen, terwijl ze gruis zijn?” (79) Zeg: “Hij zal


hen doen herleven zoals Hij hen de eerste keer heeft


geschapen! En Hij is Alwetend over de gehele


schepping! (80) Hij is Degene Die voor jullie van de


groene boom vuur heeft gemaakt, waarna jullie er een


Hoofdstuk soera 36 Yā Sīn – Yā Sīn Deel Guz 23


476


vuur mee ontsteken.” (81) Is Hij, Die de hemelen en de


aarde heeft geschapen niet in staat om iets te scheppen


wat daaraan gelijk is? Zeker wel! Want voorwaar, Hij is


de Schepper, de Alwetende. (82) Waarlijk, als Hij zich


voorgenomen heeft iets (te scheppen) dan luidt Zijn


bevel slechts: “Wees!” en het is. (83) Heilig is Degene


in Wiens Hand de soevereiniteit over alle zaken


bevindt. En tot Hem zullen jullie (uiteindelijk) allen


terugkeren.


Soerah 37 – As-Shaffāt (Mekkaans)


De in Rijen Staanden


In de naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.


(1) Bij hen die in rijen geordend zijn (de Engelen). (2)


Bij hen die de wolken op een goede manier


voortdrijven. (3) Bij hen die het Boek (de Koran)


voordragen. (4) Waarlijk, jullie God is zeker Eén. (5)


De Heer van de hemelen en de aarde en alles wat daar


tussen is, en de Heer van de plaatsen van zonsopgang.


(6) Waarlijk! Wij hebben de nabije hemel met sterren


versierd. (7) En (die zijn er) als bescherming tegen alle


opstandige duivels. (8) Zij kunnen niet luisteren bij de


hogere groep (de Engelen) want zij worden van alle


kanten bekogeld. (9) Als verworpenen en voor hen is er


een voortdurende bestraffing. (10) Maar hij die


steelsgewijze opvangt, hem achtervolgt een heldere


vlam. (11) Vraag hen (de ongelovigen) dan of zij


moeilijker zijn te scheppen, dan andere (dingen) die


Wij hebben geschapen. Waarlijk, Wij hebben hen uit


plakkerige klei geschapen. (12) Nee, jij verwondert je


zelfs als zij (de door jou gebrachte Boodschap)


Hoofdstuk soera 37 As-Shaffāt – De in Rijen


Staanden Deel Guz 23


477


bespotten. (13) En wanneer zij vermaand worden


besteden zij daar geen aandacht aan. (14) En als zij een


Teken van Allah zien, dan bespotten zij het. (15) En zij


zeggen: “Dit is niets anders dan duidelijke toverkunst!


(16) Als wij dood zijn en tot stof en beenderen vergaan


zijn, zullen wij (dan) werkelijk herrijzen? (17) En ook


onze oude voorvaderen?” (18) Zeg:: “Ja, en jullie


zullen vernederd zijn.” (19) Er zal dan slechts één


enkele roep zijn en zie, zij zullen staren! (20) Zij zullen


zeggen: “Wee ons! Dit is de Dag der Opstanding!” (21)


Dit is de Dag des Oordeels die jullie ontkenden. (22)


(Tot de Engelen wordt gezegd:) “Verzamel degenen die


zondigden en hun gelijken en wat zij plachten te


aanbidden. (23) Naast Allah. Leidt hen dan naar de weg


van het laaiende Vuur. (24) Maar houdt hen tegen,


waarlijk, zij moeten ondervraagd worden.” (25) (Er zal


aan hen gevraagd worden:) “Wat scheelt jullie?


Waarom helpen jullie elkaar niet?” (26) Op die Dag


zullen zij zich zelfs overgeven. (27) En zij zullen zich


tot elkaar keren en elkaar ondervragen. (28) Zij (de


volgelingen) zullen zeggen: “Jullie zijn van de


rechterkant tot ons gekomen.” (29) Zij (de leiders)


zullen antwoorden: “Jullie waren zelfs geen gelovigen.


(30) En wij hadden geen gezag over jullie. Maar jullie


waren mensen die overtraden. (31) Nu heeft het woord


van onze Heer zich dus tegen ons gerechtvaardigd,


zodat wij zeker proeven. (32) Wij lieten jullie dus


dwalen omdat wij zelf dwaalden.” (33) Dan waarlijk,


op die Dag zullen zij (allen) in de bestraffing delen.


(34) Zeker, zo behandelen Wij de misdadigers. (35)


Waarlijk, toen er tegen hen gezegd werd: “Er is geen


god dan Allah,” toen waren zij hoogmoedig. (36) En


Hoofdstuk soera 37 As-Shaffāt – De in Rijen


Staanden Deel Guz 23


478


(zij) zeggen: “Gaan wij onze goden uitbannen vanwege


een krankzinnige dichter?” (37) Nee! Hij (Mohammed)


is met de Waarheid gekomen en hij bevestigt de


Boodschappers. (38) Waarlijk, jullie zullen een


pijnlijke bestraffing gaan proeven. (39) En jullie zal


niets vergolden worden behalve datgene wat jullie


plachten te doen. (40) Behalve de uitverkoren slaven


van Allah. (41) Voor hen zal er een bekende


voorziening zijn. (het Paradijs) (42) Zij zullen vruchten


ontvangen en geëerd worden. (43) In de Tuinen der


Vreugde. (44) Op rustbanken tegenover elkaar. (45) Zij


zullen een beker aan elkaar doorgeven (met drank) uit


een stromende bron. (46) Wit, verrukkelijk voor de


drinkers. (47) Deze drank kent geen beneveling en zij


worden er niet dronken van. (48) En bij hen zullen


kuise vrouwen zijn, hun blikken weerhoudend met


mooie ogen. (49) Rein, alsof zij zorgvuldig bewaarde


eieren waren. (50) Dan keren zij zich tot elkaar, elkaar


vragend. (51) Een spreker van hen zal zeggen:


“Waarlijk, ik had een metgezel,” (52) Die zei:


“Verkeren jullie onder degenen die geloven? (53) Als


wij dan sterven en tot stof en beenderen geworden zijn,


zullen wij dan echt (herrijzen) om de beloning of de


bestraffing te ontvangen?” (54) Hij zei (tegen de


anderen in het Paradijs) : “Hebben jullie (dit) gezen?”


(55) Toen keek hij en zag hem te midden van het Vuur.


(56) Hij zei: “Bij Allah! Jij hebt mij bijna vernietigd.


(57) Als het niet door de genade van mijn Heer kwam,


zou ik zeker onder degenen verkeren die naar (de Hel)


gebracht werden.” (58) Sterven wij dan niet? (59) Naast


ons eerste sterven? En zullen wij niet gestraft worden?”


(60) Waarlijk, dit is een geweldig succes! (61) Hiervoor


Hoofdstuk soera 37 As-Shaffāt – De in Rijen


Staanden Deel Guz 23


479


werken de arbeiders. (62) Is dit een beter ontvangst, of


de Zaqqoemboom (in de Hel)? (63) Waarlijk, Wij


hebben het als een beproeving voor de


onrechtvaardigen gemaakt. (64) Waarlijk, het is een


boom die wortelt in de bodem van het Hellevuur. (65)


De uitgroeisels ervan zijn zoals (lelijke) duivelskoppen.


(66) Waarlijk, zij zullen daarvan eten en hun buiken


mee vullen. (67) Bovendien zullen zij kokend water te


drinken krijgen. (68) Dan daarna, waarlijk, zullen zij


naar het laaiende vuur van de Hel terugkeren. (69)


Waarlijk, zij vonden inderdaad hun voorvaders in


dwaling. (70) Dus haasten zij zich (ook) in hun


voetstappen! (71) En voorwaar, vόόr hen dwaalden de


meesten van de ouderen. (72) En voorwaar, Wij


stuurden onder hen waarschuwers. (73) Zie dus (O


Mohammed) wat het einde is van degenen die


gewaarschuwd werden. (74) Behalve de uitverkoren


slaven van Allah. (75) En voorwaar, Noah riep Ons aan


en Wij waren de Beste van degenen die (het verzoek)


beantwoorden. (76) En Wij redden hem en zijn familie


van de grote ramp. (77) En zijn nakomelingen, hen


maakten Wij tot overlevenden. (78) En Wij lieten voor


hem (een goede herinnering) achter onder de komende


generaties van latere tijd. (79) Vrede zij met Noah in de


werelden! (80) Waarlijk, zo belonen Wij de


weldoeners. (81) Waarlijk, hij is één van Onze


gelovende slaven. (82) Toen verdronken Wij de


anderen. (83) En waarlijk, onder degenen die zijn weg


volgden was Ibrahim. (84) (Gedenk) Toen hij met een


zuiver hart tot zijn Heer kwam. (85) Toen hij tegen zijn


vader en zijn volk zei: “Wat is dat wat jullie aanbidden?


(86) Kiezen jullie andere goden dan Allah? (87) Wat


Hoofdstuk soera 37 As-Shaffāt – De in Rijen


Staanden Deel Guz 23


480


stellen jullie je dan voor over de Heer der Werelden?”


(88) Toen ving hij de glans van de sterren op. (89) En


hij zei: “Waarlijk, ik ben ziek.” (90) Dus keerden zij


zich van hem af, en verlieten (hem). (91) Toen wendde


hij zich tot hun goden en zei: “Eten jullie (dit voedsel)


niet? (92) Wat scheelt jullie dat jullie niet spreken?”


(93) Toen keerde hij zich tot hen en sloeg (hen) met


(zijn) rechterhand. (94) Toen kwamen zij (de


veelgodenaanbidders) zich naar hem toe haasten. (95)


Hij zei: “Aanbidden jullie dat wat jullie (zelf) hebben


uitgehouwen?” (96) Terwijl Allah jullie en jullie


handwerk heeft geschapen!” (97) Zij zeiden: “Maak


een brandstapel voor hem en gooi hem in het laaiende


vuur!” (98) Zo smeedden zij een plan tegen hem, maar


Wij maakten hen tot de laagsten. (99) En hij zei (toen


hun pogingen waren mislukt): “Waarlijk, ik ga naar


mijn Heer. Hij zal mij leiden! (100) Mijn Heer! Geef


mij (nageslacht) van de rechtvaardigen.” (101) Dus


gaven Wij hem het goede nieuws van een


verdraagzame jongen (Isma’il). (102) En toen hij oud


genoeg was om zijn vader te helpen zei hij (Ibrahim):


“O mijn zoon! Ik heb in een droom gezien dat ik jou zal


offeren, wat denk jij daarvan!” Hij zei: “O mijn vader!


Doe wat jou bevolen is. Als Allah het wil, zul jij mij


onder de geduldigen vinden.” (103) Toen zij zich


allebei (aan Allah) onderworpen hadden en hij hem


knielend op zijn voorhoofd had neergelegd. (104) Toen


Wij riepen naar hem: “O Ibrahim! (105) Jij hebt de


droom vervuld!” Waarlijk! Zo belonen Wij de


weldoeners.” (106) Waarlijk, dat was zeker een


duidelijke beproeving. (107) En Wij gaven hem ter


vervanging een groot offerdier. (108) En Wij lieten aan


Hoofdstuk soera 37 As-Shaffāt – De in Rijen


Staanden Deel Guz 23


481


hem (een goede herinnering) onder de generaties in


latere tijden. (109) Vrede zij met Ibrahim! (110) Zo


belonen Wij zeker de weldoeners. (111) Waarlijk hij


was één van Onze gelovende slaven. (112) En Wij


gaven hem het goede nieuws over (de geboorte van)


Isaac, als een Profeet van de rechtvaardigen. (113) Wij


zegenden hem en Isaac. En onder hun nakomelingen


zijn er die goed doen en sommigen doen hen zelf


duidelijk onrecht aan. (114) En voorwaar, Wij gaven


Onze gunsten aan Mozes en Haaron. (115) En Wij


redden hen en hun volk van de grote ramp. (116) En


Wij hielpen hen, zodat zij de overwinnaars werden.


(117) En Wij gaven hen een duidelijk Boek. (118) En


Wij leidden hen op het rechte Pad. (119) En Wij


maakten voor hen (hun goede naam) blijvend onder de


lateren. (120) Vrede zij met Mozes en Haaron! (121)


Zo belonen Wij zeker de weldoeners. (122) Waarlijk!


Zij behoren tot Onze gelovende slaven. (123) En


waarlijk, Ilyas behoort zeker tot de Boodschappers.


(124) (Gedenk) Toen hij tegen zijn volk zei: “Vrezen


jullie Allah niet? (125) Roepen jullie Ba’l aan en


verzaken jullie de Beste der Scheppers? (126) Allah is


jullie Heer en de Heer van jullie voorvaderen.” (127)


Maar zij ontkenden hem dus zullen zij zeker (naar de


bestraffing) worden gebracht. (128) Behalve de


uitverkoren slaven van Allah. (129) En Wij lieten aan


hem (een goede herinnering) onder de generaties in


latere tijden. (130) Vrede zij met Ilyas. (131) Waarlijk,


zo belonen Wij de weldoeners. (132) Waarlijk, hij


behoort tot Onze gelovende slaven. (133) En waarlijk,


Loeth was één van de Boodschappers. (134) (Gedenk)


Toen Wij hem en zijn familie allen redden. (135)


Hoofdstuk soera 37 As-Shaffāt – De in Rijen


Staanden Deel Guz 23


482


Behalve zijn vrouw, die onder degenen was die


achterbleven. (136) Toen vernietigden Wij de rest.


(137) Waarlijk, jullie gaan zeker in de ochtend aan hen


(de ruїnes van hun steden) voorbij. (138) En ook in de


nacht; zullen jullie dan niet nadenken? (139) En


waarlijk, Yoenoes was één van de Boodschappers.


(140) (Gedenk)Toen hij naar het geladen schip rende.


(141) Toen lootte hij (om een plaats erop) en hij


behoorde daarop tot de verliezers. (142) Toen slokte


een vis hem op en hij verweet zichzelf. (143) En als hij


niet onder degenen was geweest die Allah


verheerlijkten. (144) Dan zou hij zeker in zijn buik zijn


gebleven tot de Dag der Opstanding. (145) Maar Wij


wierpen hem op de naakte kust, terwijl hij ziek was.


(146) En Wij lieten een pompoen over hem groeien.


(147) En Wij stuurden hem (als Boodschapper) naar


honderdduizend (mensen) of meer. (148) Daarop


geloofden zij; dus gaven Wij hen een korte tijd


vermaak. (149) Vraag hen (de ongelovigen), of voor


jouw Heer de dochters zijn en voor hen de zonen. (150)


Of hebben Wij de Engelen vrouwelijk geschapen


terwijl zij getuigden? (151) Waarlijk, het is van hun


leugens dat zij zeggen: (152) “Allah heeft kinderen


verwekt.” En waarlijk, zij zijn leugenaars! (153) Heeft


Hij (dan) dochters verkozen boven zonen? (154) Wat


scheelt jullie? Hoe beoordelen jullie? (155) Zullen


jullie je dan niet herinneren? (156) Of beschikken jullie


over een duidelijk bewijs? (157) Breng dan jullie boek,


als jullie waarachtigen zijn! (158) En zij (de


polytheïsten) hebben tussen Hem (Allah) en de Djinn


een verwantschap verzonnen, maar de Djinn (die dit


verzonnen) weten goed dat zij hun opwachting zullen


Hoofdstuk soera 37 As-Shaffāt – De in Rijen


Staanden Deel Guz 23


483


maken (bij de Hel). (159) Verheven is Allah, boven wat


zij Hem toeschrijven (aan ouderschap). (160) Behalve


Allah’s oprechte dienaren, zuiver in hun


(monotheïstische) aanbidding. (161) Dus waarlijk,


jullie en wat jullie aanbidden. (162) Jullie kunnen


niemand tegen (het plan van) Hem doen dwalen. (163)


Behalve degenen die voorbestemd zijn om in de Hel te


branden! (164) (De Engelen zeggen:) ”Er is niemand


van ons of er is voor hem een bekende plaats. (165)


Waarlijk wij, wij zijn zeker degenen die in rijen staan.


(166) Waarlijk wij, wij zijn degenen die verheerlijken.”


(167) En voorwaar, de (heidense Arabieren) zeiden:


(168) “Als wij een vermaning hadden gehad zoals de


ouderen. (169) Zouden wij zeker tot de uitverkoren


slaven van Allah behoren.” (170) Maar zij geloofden


niet in hem (de Koran) daarom zullen zij het weten.


(171) En waarlijk, Ons woord is voorafgegaan aan


Onze gezonden slaven. (172) Voorwaar, zij zijn het die


geholpen zullen worden. (173) Voorwaar, zij zijn Onze


legers die echt de overwinnaars zullen zijn. (174) Keer


je (O Mohammed) dus korte tijd van hen (de gelovigen)


af. (175) En kijk naar hen, zij zullen spoedig (de


gevolgen) zien! (176) Proberen zij Onze bestraffing te


bespoedigen? (177) Maar wanneer deze op hun land


nederdaalt zal de dag slecht zijn voor degenen die


werden gewaarschuwd. (178) Keer je dus een korte tijd


van hen af. (179) En kijk, spoedig zullen zij (de


bestraffing) zien. (180) Heilig is jouw Heer, de Heer


van Roem en Macht, boven wat zij toeschrijven. (181)


En vrede zij met de gezondenen. (182) En alle


lofprijzingen en dankbetuigingen zijn voor Allah, de


Heer der Werelden.


Hoofdstuk soera 38 Shād – Shād Deel Guz 23


484


Soerah 38 – Shād (Mekkaans)


Shād


In de naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.


(1) Shād. Bij de Koran, bezitter van eer. (2) Maar


degenen die ongelovig zijn verkeren in een valse trots


en tegenstand. (3) Hoeveel generaties vόόr hen hebben


Wij niet vernietigd? Zij schreeuwden het uit toen er


voor ontkomen geen tijd meer was. (4) En zij (de


Arabische heidenen) verbaasden zich dat er een


waarschuwer uit hun midden tot hen was gekomen! En


de ongelovigen zeiden: “Dit is een tovenaar, een


leugenaar. (5) Hij heeft (alle) goden in één god


veranderd. Waarlijk, dit is iets vreemds!” (6) En de


leiders onder hen gingen weg (zeggend): “Ga door en


blijf standvastig met jullie goden! Waarlijk, dit (van


Mohammed) is iets (dat tegen jullie) is ontworpen! (7)


Wij hebben hierover niets gehoord in de laatste


godsdienst. Dit is niets anders dan een verzinsel!” (8) Is


aan hem uit Ons midden de Vermaning neergezonden?


Nee, maar zij verkeren in twijfel over Mijn Vermaning.


Nee, maar zij hebben (Mijn) bestraffing nog niet


geproefd! (9) Of hebben zij de schatten van de genade


van jouw Heer, de Almachtige, de Ware Gever? (10)


Of behoort het koninkrijk van de hemelen en de aarde


en alles wat daar tussen is hen toe? Als dat het geval is


laten zij dan hun middelen vermeerderen. (11) Zij zijn


daar niets anders dan het verslagen leger van de


bondgenoten. (12) Vόόr hen loochenden het volk van


Noah; en (het volk van)‘Ad en Farao, de man met de


staken. (13) En de Thamoed en het volk van Loeth en


Hoofdstuk soera 38 Shād – Shād Deel Guz 23


485


de bewoners van het woud; dat waren de bondgenoten.


(14) Allen verloochenden de Boodschappers, daarom


was Mijn bestraffing gerechtvaardigd. (15) En het


wachten is slechts op een enkele kreet, die geen


onderbreking kent. (16) Zij zeggen: “Onze Heer!


Bespoedig voor ons, ons verslag van goede en slechte


daden vóór de Dag van de Afrekening!” (17) Wees


geduldig met wat zij zeggen en gedenk Onze slaaf


Dawoed, de bezitter van kracht. Waarlijk, hij is de


meest berouwtonende. (18) Waarlijk, Wij maakten de


bergen dienstbaar, die met hem de Glorie van Allah


prezen in de avond en in de ochtend. (19) En ook de


verzamelde vogels; allen wenden zich voortdurend tot


Hem. (Allah). (20) Wij versterkten zijn koninkrijk en


gaven de hem de wijsheid en de beslissende uitspraken.


(21) En heeft jou het bericht van de tegenstanders


bereikt? Toen zij over de muur klommen in (zijn)


gebedsplaats. (22) Toen zij bij Dawoed binnenkwamen,


was hij doodsbang voor hen, zij zeiden: “Vrees niet!


Wij zijn twee mannen die het met elkaar oneens zijn, de


één heeft de ander kwaad gedaan, oordeel daarom


tussen ons in waarheid en wijk niet af en leidt ons op


het rechte Pad. (23) Waarlijk, deze broeder van mij


heeft negenennegentig ooien, terwijl ik slechts één ooi


heb, en hij zegt: “Geef het aan mij, en hij heeft mij in


de spraak overweldigd.” (24) (Dawoed) zei: “Hij heeft


jou onrecht aangedaan door jou ooi te eisen als


aanvulling op zijn ooien. En waarlijk, vele genoten


onderdrukken de ander, behalve degenen die geloven


en goede daden verrichten en zij zijn slechts weinigen.”


En Dawoed vermoedde dat Wij hem op de proef


stelden, waarop hij zijn Heer om vergeving smeekte. En


hij knielde neer en keerde zich in berouw (tot Allah).


Hoofdstuk soera 38 Shād – Shād Deel Guz 23


486


(25) Toen vergaven Wij hem dat en waarlijk, voor hem


was de nabijheid van Ons en een goede plaats in de


terugkeer. (26) O Dawoed! Waarlijk! Wij hebben jou


als een opvolger op aarde geplaatst, oordeel dus in


Waarheid tussen de mensen en volg niet de begeerte,


want die zal je van het Pad van Allah doen afdwalen.


Waarlijk! Degenen die afdwalen van het Pad van Allah


(zullen) een zware bestraffing krijgen omdat zij de Dag


van de Afrekening vergaten. (27) En Wij hebben de


hemel en de aarde en alles wat daartussen is niet voor


niets geschapen. Dat is een vermoeden van degenen die


ongelovig zijn. Wee degenen die de Hel ontkennen.


(28) Zullen Wij dan degenen die geloven en goede


daden verrichten (gelijk) behandelen als degenen die


verderf zaaien op aarde? Of zullen Wij de


godvrezenden zoals de losbandigen behandelen? (29)


(Dit is) een gezegend Boek dat Wij aan jou hebben


neergezonden, zodat zij over haar verzen kunnen


nadenken en dat de mensen van begrip het mogen


onthouden. (30) En aan Dawoed gaven Wij Soeleiman.


Wat (een) uitmuntende slaaf! Waarlijk, hij is de meest


berouwtonende. (31) (Gedenk) Toen er voor hem in de


namiddag goed getrainde paarden getoond werden van


het zuiverste ras. (32) En hij zei: "Ik houd van goede


dingen vanwege de gedachtenis aan mijn Heer." Tot zij


(de paarden) onzichtbaar werden door de


zonsondergang. (33) Toen zei hij “ Breng hen naar mij


terug.” Toen liet hij zijn hand over hun benen en hun


halzen gaan. (34) En voorwaar, Wij hebben Soeleiman


beproefd en op zijn troon zetten Wij een zielloos


lichaam. Maar hij keerde terug tot Allah in


gehoorzaamheid en berouw. (35) Hij zei: “Mijn Heer!


Vergeef mij en schenk mij een koninkrijk dat niemand


Hoofdstuk soera 38 Shād – Shād Deel Guz 23


487


na mij ooit zal bezitten. Waarlijk, U bent Degene Die


geeft.” (36) Dus hebben Wij de wind aan hem


onderworpen, die zachtjes en gewillig blies op


(Soeleiman’s) bevel, waarheen hij wilde. (37) En ook


de duivelse Djinn, allen waren (vakkundige) bouwers


en (parel)duikers. (38) En ook andere (duivels),


(waarvan de handen aan de nek werden) vastgebonden


met (zware) ketenen. (39) Dit is Ons geschenk, geef


(het) dan weg of houd (het) achter, zonder afrekening.


(40) En waarlijk, voor hem is er bij Ons zeker (Onze)


nabijheid en de beste plaats van terugkeer. (41) En


gedenk Onze dienaar Ajoeb, toen hij zijn Heer


(smartelijk) aanriep: “Waarlijk, Sjaitaan heeft mij


schade en leed berokkend.” (42) (Allah antwoordde:)


“Stamp met je voet op de grond (waarop er spontaan


een bron uit de grond ontsproot). Dit is (water) om je


mee te wassen en af te koelen, en (ook) om van te


drinken.” (43) En Wij gaven hem zijn familie (terug),


en nog eens zoveel met hen, als een genade van Ons en


een Overdenking voor degenen die begrijpen. (44)


(Allah zei tegen Ajoeb:) “En neem een bundel dun gras


in je hand en sla daarmee (je vrouw) en verbreek je eed


niet.“ Waarlijk! Wij hebben hem geduldig bevonden.


Wat een uitmuntende slaaf! Waarlijk, hij is de meest


berouwtonende. (45) En gedenk Onze slaven: Ibrahim,


Isaac en Yacoeb, (allen) bezitters van kracht en inzicht.


(46) Waarlijk, Wij hebben hen uitverkoren ten behoeve


van hun (gedachtenis) van het Hiernamaals. (47) En zij


zijn in Ons aangezicht de uitverkorenen en de besten!


(48) En gedenk Ismaël, Elisha en Dhoel Kifl, allen


behoren tot de besten. (49) Dit is een overdenking, en


waarlijk, voor degenen die godvrezend zijn, is er een


goede terugkeer. (50) De eeuwige Tuinen van ‘Adn


Hoofdstuk soera 38 Shād – Shād Deel Guz 23


488


(het Paradijs) wiens deuren voor hen geopend zijn. (51)


Daarin zullen zij rusten, daarin zullen zij om


overvloedig fruit en drank vragen. (52) En naast hen


zijn kuise vrouwen met ingetogen blikken, gelijk in


leeftijd. (53) Dit is wat jullie beloofd is op de Dag van


de Afrekening! (54) Waarlijk, dit is Onze voorziening


die nooit zal eindigen. (55) Zo is het. Maar voor de


overtreders is er zeker de slechtste plaats van terugkeer.


(56) De Hel! Waar zij zullen binnentreden en dat is


(zeker) een slechte rustplaats! (57) Zo is het. Laat hen


het dan proeven, een kokende vloeistof en een zwarte


ijskoude vloeistof. (58) En andere bestraffingen die


soortgelijk zijn. (59) Dit is een groep die samen met


jullie binnenstroomt, er is geen welkom voor hen!


Waarlijk, zij zullen in het vuur branden! (60) Zij (hun


volgelingen zullen) zeggen: “Er is geen welkom voor


jullie! Jullie zijn het die dit over ons hebben gebracht.”


Een kwade plaats is het hier dus om te verblijven. (61)


Zij zullen zeggen: “Onze Heer! Wie ons dit ook


gebracht heeft, geef hem een dubbele bestraffing in het


Vuur!” (62) En zij zullen zeggen: “Wat scheelt ons dat


wij geen mensen zien die wij onder de slechte


indeelden? (63) Hebben wij hen als onderwerp van


onze bespotting genomen, of waren (onze) ogen niet in


staat hen te zien?” (64) Waarlijk, het onderlinge


redetwisten van de mensen van het vuur is de waarheid.


(65) Zeg: “Ik ben slechts een waarschuwer en er is geen


god behalve Allah. De Ene, de Overweldiger. (66) De


Heer van de hemelen en de aarde en alles wat daar


tussen is, de Almachtige, de Vergevingsgezinde.” (67)


Zeg: “Dat is groot nieuws. (68) Waarvan jullie je


afkeren! (69) Ik heb geen kennis van de leiders van het


hoge, wanneer zij redetwisten. (70) Het is aan mij


Hoofdstuk soera 38 Shād – Shād Deel Guz 23


489


geopenbaard, dat ik slechts een duidelijke waarschuwer


ben.” (71) (Gedenk) toen jullie Heer tegen de Engelen


zei: “”Waarlijk, Ik schep de mens uit aarde. (72) En


wanneer Ik hem heb gevormd en hem van Mijn geest


heb ingeademd, werp je dan in gehoorzaamheid voor


hem neder.” (73) Dus knielden de Engelen allemaal


neer. (74) Behalve Iblies, hij was trots en was één van


de ongelovigen. (75) (Allah) zei: “”O Iblies! Wat


weerhoudt je om voor degene die Ik met Mijn beide


handen geschapen heb, neer te knielen? Ben jij te trots


of ben jij één van hen die hoog verheven is?” (76)


(Iblies) zei: “Ik ben beter dan hij, U heeft mij uit vuur


geschapen en U schiep hem van aarde.” (77) (Allah)


zei: “Ga hier (het Paradijs) dan weg, want waarlijk, jij


bent een vervloekte. (78) En waarlijk! Mijn vloek rust


over jou tot de Dag der Vergelding.” (79) (Iblies) zei:


“Mijn Heer! Geef mij uitstel tot de Dag dat de (doden)


herrezen zullen worden.” (80) (Allah) zei: “Waarlijk!


Jij bent één van degenen die uitstel krijgen. (81) Tot de


Dag van de aangewezen tijd.” (82) Hij (Iblies) zei: “Bij


Uw macht, dan zal ik ze zeker allen (proberen te)


misleiden. (83) Behalve Uw (gelovige) dienaren die


oprecht in hun aanbidding zijn.” (84) (Allah) zei: “De


waarheid, en Ik spreek de waarheid. (85) Dat Ik de Hel


met jou (Iblies) en degenen van de mensheid die jou


volgen, tezamen zal vullen.” (86) Zeg (O Mohammed):


“Ik vraag hier geen beloning voor van jullie, noch


behoor ik tot de degenen die wat verzinnem. (87) Het


(de Koran) is slechts een Overdenking voor de


werelden. (88) En over een tijd zullen jullie zeker


weten wat zijn boodschap was.”


Hoofdstuk soera 39 Az-Zoemar – De Groepen Deel Guz 23


490


Soerah 39 – Az-Zoemar (Mekkaans)


De Groepen


In de naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.


(1) De openbaring van dit Boek is van Allah, de


Almachtige, de Alwijze. (2) Waarlijk, Wij hebben het


Boek aan jou (O Mohammed) in Waarheid


neergezonden; aanbidt dus (alleen) Allah, Hem zuiver


aanbiddend. (3) Weet dat Allah de zuivere aanbidding


toekomt. En degenen die helpers naast Hem nemen


(zeggen): “Wij aanbidden hen alleen maar zodat zij ons


nader tot Allah kunnen brengen.” Waarlijk, Allah zal


tussen hen oordelen over datgene waarover zij van


mening verschillen. Waarlijk, Allah leidt de leugenaar


en de ongelovigen niet. (4) Als Allah een zoon zou


wensen te nemen, dan zou Hij kiezen wat Hij wilde van


wat Hij geschapen heeft. Maar verheerlijkt is Hij! Hij is


Allah, de Ene, de Overweldiger. (5) Hij heeft de


hemelen en de aarde met Waarheid geschapen. Hij laat


de nacht in de dag overgaan en laat de dag in de nacht


overgaan. En Hij heeft de zon en de maan


onderworpen; ieder beweegt voor een vastgestelde


periode. Waarlijk, Hij is de Almachtige, de


Vergevingsgezinde. (6) Hij heeft jullie (allen) uit één


enkele ziel geschapen, daarna heeft Hij uit hen


echtgenoten geschapen. En Hij heeft voor jullie van het


vee acht paren neergezonden. Hij heeft jullie in de


baarmoeders van jullie moeders geschapen, schepping


na schepping in drie sluiers van duisternis. Dat is Allah,


jullie Heer. Aan Hem is het Koninkrijk. Geen god is er


dan Hij. Hoe kunnen jullie je dan afkeren? (7) Als jullie


Hoofdstuk soera 39 Az-Zoemar – De Groepen Deel Guz 23


491


ongelovig zijn, dan waarlijk, heeft Allah jullie niet


nodig. Hij houdt niet van ondankbaarheid onder Zijn


slaven. En als jullie dankbaar zijn dan heeft Hij


behagen in jullie. Geen lastdrager zal de last van een


ander dragen. Daarna is tot jullie Heer jullie terugkeer.


Dan zal Hij jullie vertellen wat jullie plachten te doen.


Waarlijk, Hij is de Alwetende van wat zich in de harten


bevindt. (8) En als iets de mens kwetst, keert hij


roepend tot zijn Heer in berouw, maar als Hij hem een


gunst van Hemzelf geeft, dan vergeet hij waarom hij


eerst geroepen heeft en kent hij Allah deelgenoten toe,


zodat anderen van Zijn Pad worden afgeleid. Zeg (O


Mohammed): “Geniet maar korte tijd van jullie


ongeloof; waarlijk, jij bent (één) van de bewoners van


het Vuur!” (9) Is de gehoorzame die een gedeelte van


de nacht, zich neerknielend en staand (in gebed


doorbrengt), die het Hiernamaals vreest en die op de


genade van zijn Heer hoopt (gelijk aan de


ongelovigen)? Zeg: “Zijn degenen die weten gelijk aan


de onwetenden?” Het zijn slechts de mensen van begrip


die er lering uit trekken. (10) Zeg: “O mijn slaven die


geloven, vrees jullie Heer. Voor degenen die het goede


doen in deze wereld is er goedheid, en de aarde van


Allah is uitgestrekt. Slechts degenen die geduldig zijn


(tijdens het vasten, in gehoorzaamheid aan Allah en


Zijn beproevingen), zullen hun beloning volledig


ontvangen zonder berekening (in maten of eenheden.”


(11) Zeg: “Waarlijk, mij is bevolen om (alleen) Allah te


aanbidden, Hem zuiver aanbiddend. (12) En mij is


bevolen om de eerste der moslims te zijn.” (13) Zeg:


“Waarlijk, ik ben bang voor de bestraffing op een grote


Dag als ik ongehoorzaam ben aan mijn Heer.” (14)


Zeg: “Allah is het Die ik aanbid, Hem zuiver


Hoofdstuk soera 39 Az-Zoemar – De Groepen Deel Guz 23


492


aanbiddend. (15) Aanbidt dus naast Hem wat jullie


willen.” Zeg: “De verliezers zijn zij die zichzelf en hun


familie op de Dag der Opstanding verlies toebrengen.


Waarlijk, dat zal een duidelijk verlies zijn!” (16) Zij


zullen bedekkingen van vuur boven hen hebben en


bedekkingen (van vuur) beneden hen, hiermee


beangstigt Allah Zijn slaven: “O Mijn slaven, vrees Mij


hiervoor!” (17) Degenen die het aanbidden van afgoden


vermijden en zich tot Allah in berouw keren; voor hen


is er goed nieuws. Verkondig het goede nieuws aan


Mijn slaven. (18) Degenen die naar het woord luisteren


en daarna het beste ervan volgen, dat zijn (degenen) die


Allah geleid heeft en dat zijn de bezitters van verstand.


(19) Voor wie het woord van de bestraffing bewaarheid


is, zou jij (O Mohammed) hij die in het vuur is, kunnen


redden? (20) Maar degenen die Allah vrezen en hun


plichten tot hun Heer (Allah) vervullen, voor hen


worden liefelijke kamers gebouwd, de ene boven de


ander, waaronder rivieren stromen. Als een belofte van


Allah, en Allah breekt de belofte niet. (21) Zien jullie


niet dat Allah water uit de hemel naar beneden stuurt en


het de aarde laat doordringen (en het naar boven laat


komen) als bronnen? Vervolgens brengt Hij daar


planten met verschillende kleuren mee voort, en daarna


verdorren zij en zien jullie het geel worden, en dan laat


Hij ze tot stof worden. Waarlijk, hierin is een


Overdenking voor de mensen van begrip. (22) Is dan


hij, wiens hart Allah heeft verruimd voor de islam,


zodat hij door het licht van Zijn Heer wordt geleid


(gelijk aan iemand die geen moslim is)? Wee dus voor


hen, wiens harten zich tegen de overdenking van Allah


gehard hebben! Zij verkeren in duidelijke dwaling! (23)


Allah heeft het beste Woord neergezonden in een Boek,


Hoofdstuk soera 39 Az-Zoemar – De Groepen Deel Guz 23


493


op elkaar lijkende, herhalende (gedeelten). De huid van


degenen die hun Heer vrezen huivert erdoor. Daarna


verzacht hun huid en hun hart zich door de overdenking


van Allah. Dat is de Leiding van Allah. Hij leidt


daarmee wie Hij wil. En wie Allah laat dwalen, voor


hem is er geen leiding. (24) Is dan hij, die zijn gezicht


beschermt voor de slechte afstraffing op de Dag der


Opstanding...(gelijk aan wiens gezicht beschermd


wordt?) En tot de onrechtvaardigen wordt gezegd:


“Proef wat jullie plachten te verrichten.” (25) Degenen


vόόr hen loochenden en dus kwam de bestraffing van


alle kanten die zij niet vermoedden. (26) Zo doet Allah


hen de vernedering in het huidige leven proeven, maar


groter is de bestraffing van het Hiernamaals, als zij dat


maar wisten! (27) En voorwaar, Wij hebben voor de


mensen in deze Koran allerlei vergelijkingen gemaakt.


Hopelijk zullen zij zich laten vermanen. (28) Door een


Arabische Koran, waarin geen afwijkingen voorkomen.


Hopelijk zullen zij (Allah) vrezen. (29) Allah geeft een


vergelijking gemaakt van een slaaf die aan meerdere


meesters behoort die met elkaar redetwisten, met een


slaaf die aan slechts één meester behoort. Zijn deze


twee gelijk? Alle lofprijzingen en dank zijn voor Allah!


Maar de meesten van hen weten het niet. (30) Waarlijk,


jij zal sterven en waarlijk, zij zullen (ook) sterven. (31)


Daarna zullen jullie op de Dag der Opstanding bij jullie


Heer met elkaar redetwisten. ۞


(32) Wie begaat er een grotere zonde dan degene die


liegt over Allah en de Waarheid ontkent wanneer deze


tot hem komt! Is de verblijfplaats voor de ongelovigen


niet in de Hel? (33) En degene die de Waarheid heeft


gebracht en (degenen die) daarin geloven dat zijn de


godvrezenden. (34) Zij zullen van hun Heer ontvangen



Recente berichten

EEN BOODSCHAP VAN EEN ...

EEN BOODSCHAP VAN EEN MOSLIMPREKER AAN EEN CHRISTEN

Zwangerschap en borst ...

Zwangerschap en borstvoeding tijdens de Ramadan

Een aantal regels ove ...

Een aantal regels over zedelijkheidsnormen bij een bezoek aan een zieke