Hoofdstuk soera 9 At-Taubah – Het Berouw Deel Guz 11
236
uitgeven, zien als een toenadering tot Allah en een
reden om de smeekbeden van de Boodschapper te
ontvangen. Voorwaar, dit is voor hen een middel tot
toenadering. Allah zal hen Zijn genade toekennen.
Zeker Allah is Genadevol, Barmhartig. (100) En de
allereerste (moslims) die (deze oemmah zijn
voorgegaan in imaan, hidjra, behulpzaamheid en
djihaad) zijn de emigranten (uit Mekka) en de Ansaar
(de ‘helpers’ van deze emigranten te Medina) en
degenen die hen volgden in goede daden. Allah is
tevreden met hen, en zijn zij tevreden met Hem. Hij
heeft voor hen Tuinen voorbereid waar rivieren onder
(de bomen) door stromen, om daarin voor altijd te
verblijven. Dat is een geweldige overwinning. (101) En
onder de woestijn-Arabieren in jouw omgeving zijn
sommigen hypocrieten en ook onder de mensen van Al-
Medina; zij gaan zich te buiten aan hypocrisie. Jij kent
hen niet, Wij kennen hen wel. Wij zullen hen tweemaal
straffen en daarna zullen zij worden teruggevoerd naar
een grote bestraffing. (102) En (er zijn) anderen die hun
zonden hebben bekend, zij hebben een daad die goed
was, gemengd met een slechte daad. Hopelijk zal Allah
zich tot hen keren met vergeving. Zeker, Allah is
Genadevol, Barmhartig. (103) Neem aalmoezen van
hun weelde om hen te reinigen en te zuiveren (O
Mohammed) en roep Allah voor hen aan. Waarlijk!
Jouw aanroepingen zijn een bron van zekerheid voor
hen en Allah is Alhorend, Alwetend. (104) Weten zij
dan niet dat Allah het berouw van Zijn slaven aanvaard
en de aalmoezen aanvaard en dat Allah de
vergevingsgezinde, de Meest Barmhartige is? (105) (O
Mohammed, zeg:) “Werk (naar believen)! Want Allah
zal jullie daden zien en ook Zijn Boodschapper en de
Hoofdstuk soera 9 At-Taubah – Het Berouw Deel Guz 11
237
gelovigen. En jullie zullen tot de Alwetende van het
onzichtbare en het zichtbare worden teruggebracht. Dan
zal Hij jullie inlichten over wat jullie gedaan hebben.”
(106) En anderen wachten op Allah’s Besluit of Hij hen
zal bestraffen of vergeven. En Allah is Alwetend,
Alwijs. (107) En voor degenen (de huichelaars) die een
moskee bouwen om schade en ongeloof en onenigheid
tussen de gelovigen te bewerkstelligen, en als een
hinderlaag voor degenen die eerder tegen Allah en Zijn
Boodschapper vochten: zij zullen zeker zweren dat hun
bedoelingen alleen maar goed zijn. Allah getuigt dat zij
zeker leugenaars zijn. (108) Verricht daarin geen
gebed. Waarlijk, de moskee waarvan de funderingen
vanaf de eerste dag rust op vroomheid is meer waard
voor jullie om in te staan. Daarin zijn mensen die ervan
houden om zich te reinigen. En Allah houdt van
degenen die zich reinigen. (109) Is hij, die zijn
bouwwerk op vrees voor Allah heeft gegrondvest en op
(Zijn) welbehagen, dan beter? Of hij dan, die zijn
bouwwerk heeft gegrondvest op de rand van een ravijn,
dat dan met hem in het vuur van de Hel stort? En Allah
leidt het onrechtplegende volk niet. (110) Het gebouw
dat zij bouwen zou voor altijd een reden tot hypocrisie
en twijfel in hun harten zijn, tenzij hun harten in
stukken zijn gebroken. En Allah is Alwetend, Alwijs.
(111) Waarlijk, Allah heeft van de gelovigen hun
levens en hun bezittingen gekocht omdat er voor hen
het Paradijs is. Zij vechten voor de Zaak van Allah, dus
doden zij en worden gedood. Het is een belofte waar
Hij Zich aan heeft verbonden, een Waarheid die (staat
vermeld) in de Thora en de Indjiel en de Koran. En wie
is trouwer aan Zijn verbond dan Allah? Verheugt jullie
daarom over jullie koop die jullie met Hem gesloten
Hoofdstuk soera 9 At-Taubah – Het Berouw Deel Guz 11
238
hebben. En dat is de geweldige overwinning. (112) (De
gelovigen wiens leven Allah heeft gekocht zijn)
degenen die voor Allah berouw hebben, die Hem
aanbidden, die Hem loven, die vasten, die buigen, die
knielen, die de mensen aansporen tot het veroorloofde
en (de mensen) weerhouden van het verworpene en die
zich houden aan de grenzen die Allah gesteld heeft.
Geef het goede nieuws aan de gelovigen. (113) Het past
de Profeet en degenen die geloven niet om Allah’s
vergiffenis te vragen voor de afgodenaanbidders, zelfs
als zij verwanten zijn, nadat het voor hen duidelijk is
geworden dat zij de bewoners van het Vuur zijn. (114)
En het verzoek van Ibrahim voor de vergiffenis voor
zijn vader was slechts vanwege een belofte die hij hem
had gegeven. Maar toen het hem duidelijk werd dat hij
een vijand van Allah was, verwijderde hij zichzelf van
hem. Waarlijk, Ibrahim riep Allah in nederigheid aan
en verheerlijkte Hem en was verdraagzaam. (115) En
Allah laat nooit een volk dwalen nadat Hij hen geleid
heeft, totdat Hij hun duidelijk heeft gemaakt waarvoor
zij beducht moeten zijn. Waarlijk, Allah is van alle
zaken Alwetend. (116) Waarlijk, Allah! Aan Hem
behoort het Koninkrijk van de hemelen en de aarde, Hij
doet leven en Hij doet sterven. En naast Allah hebben
jullie geen enkele Beschermheer, noch een helper.
(117) Allah heeft het berouw van de Profeet aanvaard
en van de uitgewekenen en de helpers die hem volgden
in het uur van de nood, nadat de harten van een
gedeelte van hen bijna waren afgedwaald, daarna
aanvaarde Hij hun berouw. Zeker, Hij is vol
vriendelijkheid voor hen, Genadevol. (118) En (Hij
vergaf ook) de drie die waren achtergebleven totdat de
aarde, met al haar wijdsheid voor hen te nauw werd en
Hoofdstuk soera 9 At-Taubah – Het Berouw Deel Guz 11
239
zij begrepen dat er geen vlucht voor Allah was en geen
toevlucht behalve bij Hem. Toen aanvaarde Hij hun
berouw, opdat zij berouwvol zouden blijven. Waarlijk
Allah is Berouwaanvaardend, Gernadevol. (119) O,
jullie die geloven! Vrees Allah en wees met de
waarachtigen. (120) Het past de inwoners van Medina
niet -noch hen die in de omgeving verblijven van de
woestijn-Arabieren- dat zij achterblijven bij de
Boodschapper van Allah, noch dat zij hun eigen leven
verkiezen boven zijn (Mohammed’s) leven. Dat is
omdat noch dorst, noch vermoeienis, noch honger hen
treft op de Weg van Allah. En zij betreden geen plaats
waarmee zij de woede van de ongelovigen opwekken,
noch kwetsen zij een vijand of er wordt voor hen
daarmee een goede daad opgeschreven. Waarlijk, Allah
laat de beloning van de weldoeners niet verloren gaan.
(121) En zij geven geen bijdrage, groot of klein, noch
doorkruisen zij een landstreek, of het wordt op hun
rekening gezet; opdat Allah hen moge vergoede met het
beste wat zij gedaan hebben. (122) En het is niet
(gepast) voor de gelovigen om allen tezamen uit te
rukken voor de strijd. Waarom rukt niet van iedere
groep een deel naar voren, opdat zij (de
achtergeblevenen) begrip verkrijgen over de
godsdienst, opdat zij hun volk zullen waarschuwen
wanneer het tot hen is teruggekeerd zodat zij zich
kunnen hoeden. (123) O, jullie die geloven! Bevecht
diegenen van de ongelovigen die in jullie buurt zijn en
laat hen hardheid in jullie vinden. En weet dat Allah
met de godvrezenden is. (124) En als er een soerah
neerdaalt, zeggen sommigen van de hypocrieten: “Wie
van jullie is hierdoor in zijn geloof gegroeid?” Voor
degenen die geloven, bevordert het hun geloof en zij
Hoofdstuk soera 9 At-Taubah – Het Berouw Deel Guz 11
240
verheugen zich. (125) Maar voor degenen in wiens
harten er een ziekte is: bij hen stapelt dit (nieuw)
ongeloof op hun ongeloof en zij zullen als ongelovigen
sterven. (126) Zien zij niet dat zij ieder jaar één of twee
keer worden beproefd? Toch hebben zij geen berouw,
noch trekken zij er lering uit. (127) En als er een soerah
naar beneden komt, kijken zij elkaar aan (zeggende):
“Ziet iemand jullie?” Zij keren zich af. Allah heeft hun
harten afgewend, want zij zijn een volk dat niet
begrijpt. (128) Waarlijk, er is tot jullie een
Boodschapper gekomen uit jullie eigen (gemeenschap).
Zwaar voor hem is jullie lijden, vurig wenst hij het
goede voor jullie, voor de gelovigen is hij vol
medelijden, vriendelijk en genadevol. (129) Maar als
zij zich afkeren, zeg dan: “Allah is voor mij voldoende,
geen god is er dan Hij. In Hem leg ik mijn vertrouwen
en Hij is de Heer van de Almachtige Troon.”
Soerah 10 – Yōenoes (Mekkaans)
Jonas
In de naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.
(1) Alif, Lam, Ra. Dit zijn de verzen van het wijze
Boek. (2) Is het een wonder voor de mensheid dat Wij
aan een man uit hun midden openbaarden: “Waarschuw
de mensheid en geef het goede nieuws aan degenen die
geloven, dat zij een eervolle plaats bij hun Heer zullen
krijgen.” (Maar) de ongelovigen zeggen: “Dit is zeker
een duidelijke tovenaar!” (3) Zeker, jullie Heer is
Allah, Die de hemelen en de aarde in zes dagen heeft
geschapen en toen boven de troon verheven is, alle
dingen besturend. Geen bemiddelaar zonder Zijn
Hoofdstuk soera 10 Yōenoes – Jonas Deel Guz 11
241
toestemming. Dat is Allah, jullie Heer; aanbidt Hem
dus (alleen). Laten jullie je niet vermanen? (4) Bij Hem
is de plaats van terugkeer van jullie allen. Als een ware
belofte van Allah. Hij begint de schepping en
vervolgens herhaalt Hij deze, opdat Hij degenen die
geloven en goede daden verrichten zal belonen. Maar
degenen die ongelovig zijn, zullen een drank van
kokende vloeistoffen hebben en een pijnlijke
bestraffing ondergaan omdat zij ongelovig waren. (5)
Hij is Degene Die de zon heeft gemaakt als een
(stralend) schijnsel en de maan tot een licht en Hij
bepaalde haar standen opdat jullie het aantal jaren
weten en de (tijds)berekening. Allah heeft dat slechts in
Waarheid geschapen. Hij legt de Tekenen nauwkeurig
uit voor de mensen die kennis hebben. (6) Waarlijk, de
afwisseling van dag en nacht en in alles wat Allah in de
hemelen en op aarde geschapen heeft, zijn Tekenen
voor de mensen die hun plicht ten opzichte van Allah
vervullen en Hem veel vrezen. (7) Waarlijk, degenen
die niet op een ontmoeting met Ons hopen, maar blij en
tevreden zijn met het leven in de huidige wereld, en
degenen die achteloos voor Onze Tekenen zijn. (8)
Voor hen zal hun verblijfplaats het Vuur zijn, door
datgene wat zij verdiend hebben. (9) Waarlijk, degenen
die geloven en goede daden verrichten, zullen door hun
Heer geleid worden door hun geloof; (naar het Paradijs)
waar onder door de rivieren stromen in de Tuinen der
geneugten. (10) Zij smeken daarin: “Verheerlijkt zij U,
O Allah” en “vrede’ zal hun groet daarin zijn. En de
afsluiting van hun verzoek zal zijn: “Alle lof en dank
aan Allah, de Heer der Werelden.” (11) En als Allah
voor de mensheid het kwade zou bespoedigen, zoals
Hij voor hen het goede verhaast, dan zou hun termijn
Hoofdstuk soera 10 Yōenoes – Jonas Deel Guz 11
242
zeker reeds zijn beëindigd. En Wij laten degenen die de
ontmoeting met Ons niet verwachten rusteloos verkeren
in hun buitensporigheid. (12) En als het kwaad de mens
raakt, roept hij Ons, liggend op zijn zijde, zittend of
staand. Maar als Wij het kwaad van hem verwijderd
hebben, gaat hij door op zijn weg alsof hij Ons nooit
aangeroepen heeft voor een kwaad wat hem bedreigde!
Dus voor de onmatigenden lijkt het eerlijk wat zij
gedaan hebben. (13) En voorwaar, Wij hebben de
generaties vόόr jullie vernietigd toen zij onrecht
pleegden, terwijl hun Boodschappers met duidelijke
bewijzen tot hen kwamen, maar zij behoorden niet tot
degenen die geloofden. Zo vergelden Wij het
boosaardige volk. (14) En na hen hebben Wij jullie tot
stedehouders op aarde gesteld, zodat Wij zouden zien
hoe jullie handelen. (15) En toen Onze duidelijke
Verzen voor hen gereciteerd werden, zeiden degenen
die niet op een ontmoeting met Ons hoopten: “Breng
ons een andere Koran dan deze, of verander het.” Zeg:
“Het is niet aan mij om het op eigen gezag te
veranderen; ik volg slechts dat wat aan mij
geopenbaard is. Waarlijk, ik vrees als ik ongehoorzaam
ben aan mijn Heer de bestraffing van de grote Dag.”
(16) Zeg: “Als Allah het gewild had, dan zou ik het niet
voor jullie reciteren of zou Hij het niet aan jullie
bekend maken. Waarlijk, ik heb reeds een leven lang
hiervόόr in jullie midden verkeerd. Hebben jullie dan
geen verstand?” (17) Wie begaat er een grotere zonde
dan degene die een leugen over Allah verzint of Zijn
Tekenen ontkent? Zeker, de misdadigers zullen nooit
slagen! (18) En zij aanbidden naast Allah wat hen niet
schaadt maar waar zij ook geen profijt van hebben en
zij zeggen: “Dit zijn onze bemiddelaars bij Allah.” Zeg:
Hoofdstuk soera 10 Yōenoes – Jonas Deel Guz 11
243
“Vertellen jullie Allah iets waarvan Hij in de hemelen
of op aarde geen weet van heeft?” Verheerlijkt en
verheven is Hij boven alles wat zij Hem als
deelgenoten toekennen! (19) De mensheid behoorde
slechts tot één godsdienst, maar zij waren het oneens
met elkaar. En was het Woord van jullie Heer niet
vooruitgegaan, dan zou er tussen hen zeker reeds zijn
beslist over dat waarover zij het met elkaar oneens zijn.
(20) En zij zeggen: “Waarom wordt er van onze Heer
geen Teken aan hem naar beneden gestuurd?” Zeg:
“Het onzichtbare behoort aan alleen Allah. Wacht dus,
waarlijk, ik ben onder degenen die wachten (op Allah’s
oordeel).” (21) En als Wij de mensheid aan de genade
lieten proeven nadat tegenspoed hen had getroffen, dan
is er bij hen een list tegen Onze Tekenen samen! Zeg:
“Allah is sneller in het plannen!” Zeker, Onze
Boodschappers (Engelen) schrijven op wat jullie
beramen. (22) Hij is Degene Die het jullie mogelijk
maakt om over land en zee te reizen, totdat wanneer
jullie in de schepen zijn en deze met hen met een
gunstige wind voortvaren, en zij zijn daar blij mee, en
er dan een stormachtige wind en golven komen van alle
kanten, en zij denken dat zij daardoor omsingeld zijn,
dan roepen zij Allah aan, en zuiveren hun geloof voor
Hem alleen, zeggende: "Als U ons hiervan bevrijdt, dan
zullen wij zeker dankbaar zijn." (23) Maar toen Hij hen
had gered, zie! Zij handelden opstandig op aarde. O
Mensheid! Jullie opstandigheid is slechts tegen jullie
zelf – (het is als) een kort vermaak in dit wereldlijke
leven, dan is jullie terugkeer tot Ons en Wij zullen
jullie vertellen wat jullie gedaan hebben. (24) Waarlijk,
de gelijkenis van (dit) wereldlijke leven is als de regen
die Wij uit de hemel naar beneden sturen, waardoor het
Hoofdstuk soera 10 Yōenoes – Jonas Deel Guz 11
244
de gewassen van de aarde in een mengeling doet
groeien, waarvan de mensen en de dieren eten. Totdat,
wanneer de aarde haar versierselen heeft aangenomen
en zij mooi is geworden en haar bevolking denkt dat zij
machthebbers zijn over haar, Onze bestraffing tot hen
komt, bij nacht of bij dag, en Wij het als een leeg
gemaaid veld maken, alsof het gisteren niet gebloeid
had! Zo leggen Wij Onze Tekenen nauwkeurig uit aan
een volk dat nadenkt. (25) Allah roept op naar het Huis
van de Vrede en leidt wie Hij wil op het rechte Pad.
(26) Voor degenen die het goede hebben gedaan is er
het beste en zelfs nog meer. Grauwheid noch
vernedering zal hun gezichten bedekken. Zij zijn de
bewoners van het Paradijs, en zij zullen daarin voor
altijd verblijven. (27) En degenen die slechte daden
hebben gepleegd: de vergelding van een slechte daad is
gelijkwaardig daaraan, en een vernedering zal hun
(gezichten) bedekken. Zij zullen voor Allah geen
verdediger hebben. Hun gezichten zullen bedekt zijn
zoals zij zijn, met stukken van de duisternis van de
nacht. Zij zijn de bewoners van het Vuur, zij zullen
daarin voor altijd verblijven. (28) En de Dag waarop
Wij hen allen zullen verzamelen, dan zullen Wij tegen
degenen zeggen die deelgenoten in de aanbidding aan
Ons toekenden: “Blijf op jullie plaats! Jullie en jullie
afgoden!” Dan zullen Wij hen scheiden en de afgoden
zullen zeggen: “Wij waren het niet die jullie aanbaden.
(29) Allah is voldoende als getuige tussen jullie en ons.
Voorwaar, Wij wisten niets van jullie aanbidding.” (30)
Daar! Iedereen zal (precies) weten wat hij hiervoor
verdiend heeft, en zij zullen tot Allah teruggebracht
worden, hun rechtmatige Heer, en hun bedachte valse
goden zullen van hen verdwijnen. (31) Zeg: “Wie
Hoofdstuk soera 10 Yōenoes – Jonas Deel Guz 11
245
voorziet jullie uit de hemel en de aarde?” Of: “Wie
heeft de macht over (het scheppen van) het horen en het
zien? En wie brengt het levende voort uit het dode en
wie brengt het dode voort uit het levende? En wie regelt
de zaken?” Zij zullen zeggen: “Allah.” Zeg: “Zijn jullie
dan niet bang voor Allah’s bestraffing?” (32) Zo is
Allah, jullie Heer in de Waarheid. Wat kan er dan na de
Waarheid nog zijn, behalve valsheid? Hoe kunnen jullie
je dan afwenden? (33) Zo werd het Woord van jouw
Heer tegenover degenen die verdorven handelden
bewaarheid. Voorwaar, zij geloven niet. (34) Zeg (O
Mohammed): “Zijn er onder jullie deelgenoten degenen
die de schepping beginnen en haar herhalen?” Zeg:
“Allah begint de schepping en daarna herhaalt Hij haar.
Hoe hebben jullie je dan kunnen laten weglokken?”
(35) Zeg: “Zijn er onder jullie deelgenoten die naar de
Waarheid leiden?” Zeg: “Het is Allah Die naar de
Waarheid leidt. Heeft Hij die naar de Waarheid leidt er
meer recht op om gevolgd te worden, of hij, die geen
leiding geeft maar zelf geleid moet worden? Wat
scheelt jullie dan? Hoe oordelen jullie (het)?” (36) En
de meesten van hen volgen niets anders dan gissingen.
Zeker, gissingen kunnen de Waarheid niet uitwissen.
Zeker, Allah weet wat zij doen. (37) En het is
onmogelijk dat deze Koran is gemaakt door iemand
anders dan Allah, maar (hij is er) als bevestiging van
wat ervoor was en als uitleg van de Schrift. Daaraan is
geen twijfel, (hij komt) van de Heer der Werelden. (38)
Of zij zeggen: “Hij (Mohammed) heeft het verzonnen.”
Zeg: “Breng dan een soerah dat daaraan gelijkwaardig
is en roep iedereen aan die jullie kunnen, buiten Allah,
als jullie waarachtigen zijn!” (39) Neen, zij ontkennen
zelfs de kennis die zij (met hun verstand) niet kunnen
Hoofdstuk soera 10 Yōenoes – Jonas Deel Guz 11
246
omvatten en de uitleg ervan is nog niet tot hen
gekomen. Zo loochenden ook degenen vóór hen. Zie
dan hoe het einde van de onrechtvaardigen was. (40) En
van hen zijn er sommigen die erin geloven en
sommigen die er niet in geloven en jullie is Heer is zich
goed bewust van de verderfzaaiers. (41) En als zij jou
tegenspreken, zeg: “Voor mij zijn mijn daden en voor
jullie zijn jullie daden! Jullie zijn niet aansprakelijk
voor wat ik doe en ik ben niet aansprakelijk voor wat
jullie doen!” (42) En onder hen zijn er die naar jou
luisteren, maar kan jij de doven horend maken, zelfs als
zij het niet snappen? (43) En onder hen zijn er die naar
jou kijken, maar kan jij dan de blinden leiden, zelfs als
zij niet zien? (44) Waarlijk! Allah doet de mensheid
noch het minste onrecht aan, maar de mensheid doet
zichzelf onrecht aan. (45) En (gedenk) de Dag waarop
Hij hen zal verzamelen, (dan zal het zijn) alsof zij
slechts een uur of een dag (in het leven van deze
wereld) zijn geweest. Zij kennen elkaar (op die Dag).
Voorzeker, zij die de ontmoeting met Allah ontkenden,
zullen verlies lijden en zij waren geen rechtgeleiden.
(46) Of Wij jou nu een gedeelte van wat Wij hen (van
de bestraffing) hebben aangezegd laten zien, of dat Wij
jou laten sterven, later is tot Ons hun terugkeer. Allah is
Getuige over wat zij doen. (47) En voor iedere
gemeenschap is er een Boodschapper. Wanneer dan
hun Boodschapper is gekomen, dan zal de zaak tussen
hen met rechtvaardigheid geoordeeld worden, en hun
zal geen onrecht worden aangedaan. (48) En zij zeggen:
“Wanneer zal deze belofte zijn, als jullie de waarheid
spreken?” (49) Zeg (O Mohammed): “Ik heb voor
mijzelf geen macht om schade te voorkomen, noch om
iets van nut te verkrijgen, behalve wat Allah wil.” Voor
Hoofdstuk soera 10 Yōenoes – Jonas Deel Guz 11
247
elke gemeenschap is er een vastgestelde termijn; als die
termijn bereikt is, kan geen uur het vertragen, nog een
uur kan het bespoedigen. (50) Zeg: “Vertel mij – als
Zijn bestraffing jou bij nacht of de dag zal treffen – hoe
zullen dan de schuldigen weg kunnen lopen?” (51) Is
het dan zo, dat als het (de bestraffing) werkelijk heeft
plaatsgevonden, jullie daarin zullen geloven? Wat! Nu
geloven jullie? Terwijl jullie waarlijk om bespoediging
ervan plachten te vragen? (52) Daarna zal tegen
degenen die onrecht pleegden worden gezegd: “Proef
de eeuwige bestraffing! Jullie worden vergolden voor
datgene wat jullie verdienen.” (53) En zij vragen jou
om hen in te lichten: “Is het waar?” Zeg: “Ja! Bij mijn
Heer! Het is echt waar en jullie kunnen daar niet aan
ontsnappen!” (54) En als ieder persoon die onrecht
heeft gedaan de hele aarde zou bezitten, dan zou hij
zich ermee willen vrijkopen. En zij zullen in hun harten
spijt voelen als zij de bestraffing zien. En zij zullen
rechtvaardig beoordeeld worden en hen zal geen
onrecht aangedaan worden. (55) Geen twijfel, zeker,
alles wat in de hemelen en op aarde is behoort aan
Allah. Geen twijfel, zeker Allah’s belofte is waar. Maar
de meesten van hen weten het niet. (56) Hij doet leven
en Hij doet sterven en tot Hem zullen jullie (allen)
terugkeren. (57) O mensheid! Er is tot jullie een goede
raad (de Koran) gekomen van jullie Heer waarin zich
genezing bevindt voor (de misvattingen en twijfels) in
jullie harten, en Leiding (tegen de dwaling) en een
Genade voor de gelovigen. (58) Zeg (O Mohammed):
“In de Overvloed van Allah en in Zijn Genade; laat hen
daarin verheugen.” Dat is beter dan de weelde die zij
verzamelen. (59) Zeg: “Vertel mij wat voor
voorzieningen Allah voor jullie naar beneden heeft
Hoofdstuk soera 10 Yōenoes – Jonas Deel Guz 11
248
gestuurd. En jullie hebben het wettig of onwettig
gemaakt.” Zeg: “Heeft Allah jullie toegestaan (dat te
doen) of verzinnen jullie een leugen over Allah?” (60)
En wat zullen degenen die leugens over Allah
verzinnen, denken op de Dag der Opstanding?
Waarlijk, Allah is genadevol voor de mensheid, maar
de meesten van hen zijn ondankbaar. (61) Wat jij ook
doet, en welk gedeelte van de Koran jij ook reciteert en
wat voor werk jij ook doet, Wij zijn daarvan Getuigen,
als jullie dat doen. En niets ter grote van het gewicht
van een atoom (of een kleine mier) is voor jouw Heer
op de aarde of in de hemel verborgen. En niets kleiners
dan dat en niets groter dan dat, of het staat in een
duidelijk Boek. (62) Geen twijfel! Waarlijk, de
bondgenoten van Allah zullen geen vrees hebben noch
zullen zij bedroefd zijn. (63) Degenen die geloven en
voortdurend (Allah) vrezen. (en zich van slechte daden
en zonden afzijdig houden) (64) Voor hen is er goed
nieuws in het leven van de huidige wereld en in het
Hiernamaals. Geen verandering kan er in het Woord
van Allah zijn, dit is zeker een overweldigend succes.
(65) En laat hun woorden jou niet bedroeven, want alle
macht en eer behoort aan Allah. Hij is Alhorend,
Alwetend. (66) Geen twijfel! Waarlijk, aan Allah
behoort wat in de hemelen en wat op aarde is. En
degenen die deelgenoten naast Allah aanroepen en
vereren volgen eigenlijk niet de deelgenoten, zij volgen
slechts een gissing en verzinnen leugens. (67) Hij is het
Die voor jullie de nacht heeft aangewezen zodat jullie
daarin kunnen rusten en de dag vol van licht. Waarlijk,
hierin zijn Tekenen voor een volk dat luistert. (68) Zij
(de Joden en de Christenen) zeggen: “Allah heeft een
zoon gekregen.” Heilig is Hij, Hij is de Behoefteloze,
Hoofdstuk soera 10 Yōenoes – Jonas Deel Guz 11
249
aan Hem behoort alles wat in de hemelen is en wat op
aarde is. Jullie hebben daarvoor geen bewijs. Zeggen
jullie over Allah dingen die jullie niet weten? (69) Zeg:
“Waarlijk: “Wie een leugen over Allah verzint zal nooit
succes hebben.” (70) (Voor hen is er slechts) Een kort
vermaak in deze wereld! En dan zullen zij tot Ons
terugkeren, dan zullen Wij hen de strengste bestraffing
laten proeven want zij waren ongelovig. (71) En
reciteer voor hen de geschiedenis van Noah, toen hij tot
zijn volk zei:” O mijn volk, als mijn verblijf en mijn
herinnering van de Tekenen van Allah moeilijk voor
jullie is, dan leg ik mijn vertrouwen in Allah. Neem dan
jullie besluit, samen met jullie deelgenoten, en laat
jullie besluit vervolgens niet verborgen zijn voor jullie
(onderling). Geef mij dan mijn straf en geef mij geen
uitstel. (72) Maar als jullie je afkeren dan vraag ik van
jullie geen beloning, mijn beloning rust slechts
bijAllah, en mij is bevolen om één van de moslims te
zijn.” (73) Zij verloochenen hem, maar Wij redden hem
en degenen die met hem in het schip waren en Wij
maakten hen tot opvolgers, terwijl Wij degenen die
Onze Tekenen ontkenden, verdronken. Zie dan wat het
einde was van degenen die gewaarschuwd waren. (74)
Na hem stuurden Wij toen Boodschappers naar hun
volk, zij brachten duidelijke Bewijzen, maar zij wilden
niet geloven wat zij bij voorhand al verworpen hadden.
Dus verzegelden Wij de harten van de overtreders. (75)
Hierna stuurden Wij met Onze Tekenen Mozes en
Haaron naar de Farao en zijn notabelen. Maar zij
gedroegen zich arrogant en zij waren een misdadig
volk. (76) Toen zij met de Waarheid van Ons tot hen
kwamen, zeiden zij: “Dit is zeker duidelijke toverij.”
(77) Mozes zei: “Zeggen jullie (dit) over de Waarheid
Hoofdstuk soera 10 Yōenoes – Jonas Deel Guz 11
250
die tot jullie is gekomen? Is dit toverij? Maar de
tovenaars zullen nooit slagen.” (78) Zij zeiden: “Ben je
tot ons gekomen om ons van het geloof van onze
voorvaderen te laten afkeren zodat er voor jullie beiden
grootheid in dit land zou zijn? Wij zullen jullie twee
(Mozes en Haroen) niet geloven!” (79) En Farao zei:
“Breng mij iedere goedgetrainde tovenaar.” (80) En
toen de tovenaars kwamen, zei Mozes tegen hen: “Gooi
neer wat jullie neer willen gooien!” (81) Toen zij het
neergegooid hadden, zei Mozes: “Wat jullie
meegenomen hebben is toverij, Allah zal het zeker
vernietigen. Waarlijk, Allah rechtvaardigt het werk van
verderfzaaiers niet. (82) En Allah stelt de Waarheid
vast en maakt het duidelijk met Zijn Woorden, hoe erg
de misdadigers het ook haten. (83) Maar niemand
geloofde Mozes, behalve wat kinderen van zijn volk,
vanwege de vrees voor de Farao en diens notabelen dat
zij hen zouden vervolgen. En werkelijk, de Farao was
een onderdrukker in het land, hij behoorde zeker tot de
buitensporigen. (84) En Mozes zei: “O mijn volk! Als
jullie in Allah geloven, geef Hem dan jullie vertrouwen
als jullie moslims zijn.” (85) Zij zeiden: “In Allah
leggen wij ons vertrouwen. Onze Heer! Maak ons geen
voorwerp van vervolging voor een volk dat
onrechtvaardig is. (86) En red ons door Uw Genade van
het ongelovige volk.” (87) En Wij inspireerden Mozes
en zijn broeder (zeggende): “Neem huizen voor jullie
mensen in Egypte en maak van jullie huizen plaatsen
voor jullie aanbidding en verricht het gebed perfect en
geef het goede nieuws aan de gelovigen.” (88) En
Mozes zei: “Onze Heer! U hebt zeker de Farao en zijn
notabelen schitter en weelde van dit leven gegeven.
Zodat zij de mensen van Uw rechte Pad laten dwalen.
Hoofdstuk soera 10 Yōenoes – Jonas Deel Guz 11
251
Onze Heer! Vernietig hun weelde en verhardt hun
harten, zodat zij niet zullen geloven tot zij een pijnlijke
bestraffing zien.” (89) Allah zei: “Waarlijk het
smeekgebed van jullie beiden is geaccepteerd. Blijf
beiden dus op het rechte Pad en volg niet het pad van
degenen die niet weten.” (90) En Wij brachten de
Kinderen van Israël over de zee en de Farao volgde met
zijn leger uit tirannie en vijandschap, totdat, toen hij
verdronk, Farao zei: “Ik geloof dat er geen god is dan
Degene waarin de Kinderen van Israël geloven en ik
behoor tot hen die zich hebben overgegeven (aan
Allah).” (91) (Allah zei): “Nu (geloof je) terwijl je
eerder weigerde te geloven en je tot de onmatigenden
behoorde?” (92) Deze dag zullen Wij dus je (dode)
lichaam (uit de zee) brengen opdat je een Teken moge
zijn voor degenen die na jou komen! En waarlijk, velen
van de mensheid zijn achteloos voor Onze Tekenen.
(93) En zeker hebben Wij de Kinderen van Israël een
eerbare verblijfplaats gegeven en hen van goede zaken
voorzien, en zij verschilden niet van mening tot de
kennis tot hen kwam. Waarlijk, Allah zal tussen hen
getuigen op de Dag der Opstanding in datgene waarvan
zij van mening verschilden. (94) Als jij dan twijfelt
over wat Wij aan jou geopenbaard hebben, vraag dan
aan degenen die vόόr jou het Boek gelezen hebben.
Waarlijk, de Waarheid is tot jou gekomen van jouw
Heer. Wees dus niet iemand die twijfelt. (95) En behoor
niet tot degenen die de Tekenen van Allah weerleggen,
want dan zullen jullie één van de verliezers zijn. (96)
Waarlijk! Degenen waarvoor het Woord van jouw Heer
gerechtvaardigd is, zullen niet geloven. (97) Zelfs als
alle Tekenen tot hen komen, totdat zij een pijnlijke
bestraffing zien. (98) Was er maar een stad geweest,
Hoofdstuk soera 10 Yōenoes – Jonas Deel Guz 11
252
behalve die van het volk van Yoenoes, die geloofde,
opdat haar geloof haar zou baten.Toen zij geloofden,
namen Wij de bestraffing van de vernedering in het
wereldse leven weg, en schonken Wij hen genietingen
tot een bepaalde tijd. (99) En als jullie Heer het gewild
had, dan hadden allen op aarde geloofd. Wil jij (O
Mohammed) dan de mensheid onderwerpen tot zij
gelovig zijn? (100) En geen ziel kan geloven, behalve
met de toestemming van Allah. En Hij legt een
bestraffing op aan degenen die achteloos zijn. (101)
Zeg (O Mohammed): “Zie, wat er in de hemelen en op
aarde is.” Maar Tekenen noch waarschuwingen zijn de
ongelovigen tot nut. (102) Wachten zij dan allen maar
op dagen (rampen) zoals van de mensen die voor hen
heen zijn gegaan? Zeg: “Wachten jullie maar, ik ben
ook onder degenen die wachten.” (103) Daarna redden
Wij Onze Boodschappers en degenen die geloven! Wij
zijn dus verplicht om de gelovigen te redden. (104)
Zeg: “O mensheid! Als je over mijn godsdienst twijfelt,
(weet) dan (dat) ik degenen naast Allah, die jullie
aanbidden, nooit zal aanbidden. Maar ik aanbid Allah
Die jullie wegneem. En mij is bevolen om één van de
gelovigen te zijn.” (105) En: “Richt je aangezicht
geheel op de godsdienst als aanhanger van het zuivere
geloof en wees nooit één van de afgodenaanbidders.”
(106) En roep naast Allah niet iemand aan waar jullie
geen baat bij hebben, noch wat jullie kan kwetsen, maar
(in het geval) jullie dat doen, zullen jullie zeker tot de
onrechtvaardigen behoren. (107) En als Allah je kwetst,
dan kan niemand behalve Hij het verwijderen, en als
Hij het goede met jullie voor heeft, dan is er niemand
die Zijn gunsten die Hij aan de slaven laat welgevallen,
kan verwijderen. Hij is de Genadevolle, de
Hoofdstuk soera 10 Yōenoes – Jonas Deel Guz 11
253
Barmhartige. (108) Zeg: “O mensheid! Nu is de
Waarheid tot jullie gekomen van jullie Heer. Dus
iedereen die Leiding ontvangt, doet het goede voor
zichzelf, en iedereen die dwaalt doet het voor zijn eigen
verlies, en ik ben niet over jullie ingesteld als een
voogd.” (109) En volg de inspiratie die jou gestuurd is
en wees geduldig tot Allah Zijn oordeel geeft. En Hij is
de beste Beoordelaar.
Soerah 11 – Hōed (Mekkaans)
Profeet Hoed
In de naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.
(1) Alif, Lām, Rā (Dit is) een Boek, waarvan de verzen
onherroepelijk zijn gemaakt en dan nauwkeurig worden
uitgelegd door de Ene, Die Alwijs en Welbekend (met
alle zaken is). (2) Opdat jullie slechts Allah aanbidden.
Waarlijk, ik (Mohammed) ben voor jullie een
waarschuwer en een brenger van goed nieuws. (3) En
vraag vergiffenis van jullie Heer, en keer je tot Hem in
berouw, dan zal Hij jullie een goed vermaak geven voor
een aangewezen tijd. En Hij geeft Zijn overvloedige
gratie aan iedere eigenaar van een verdienste. Maar als
jullie je afkeren, dan vrees ik voor jullie een bestraffing
van de Grote Dag. (4) Tot Allah is jullie terugkeer en
Hij is Almachtig over alle dingen. (5) Geen twijfel! Zij
verbergen hun vijandschap voor Hem in hun innerlijk.
Zeker, zelfs als zij zichzelf met hun kleding bedekken
weet Hij wat zij verbergen en wat zij laten zien.
Waarlijk, Hij is de Alwetende van van hun harten. ۞
(6) En er is geen levend wezen op aarde of Allah heeft
hem zijn onderhoud gegarandeerd! En Hij kent de