Artikelen




Tafel Deel Guz 7


159


de rechtgeleiden.” (85) Allah beloont hen dan voor wat


zij zeiden met Tuinen waar rivieren onderdoor stromen


zij zullen daar voor altijd verblijven. Dat is de beloning


voor degenen die het goede doen. (86) Maar degenen


die ongelovig zijn en Onze Tekenen ontkennen, zij zijn


de bewoners van het Hellevuur. (87) O, jullie die


geloven! Verklaar de goede dingen niet onwettig, die


Allah voor jullie wettig heeft verklaard en overschrijdt


(Allah’s bevelen) niet. Waarlijk, Allah houdt niet van


de overschrijders. (88) En eet van goede, wettige de


zaken, waarin Allah jullie heeft voorzien. En vrees


Allah in Wie jullie geloven. (89) Allah zal jullie niet


bestraffen voor datgene wat in jullie eden onbedoeld is,


maar Hij zal jullie straffen voor de eden die jullie


(bewust) vastleggen. (Bij het verbreken van jullie eden)


geldt Kaffārah hiervoor: het voeden van tien armen,


zoals jullie gemiddeld jullie families voeden; of het hen


kleden; of het vrijlaten van een slaaf. Maar eenieder die


zich dat niet kan veroorloven, die moet drie dagen


vasten. Dat is de boetedoening voor de eden die jullie


gezworen hebben. En bescherm jullie eden. Dus Allah


heeft Zijn Tekenen voor jullie duidelijk gemaakt, dat


jullie dankbaar moge zijn! (90) O jullie die geloven!


Voorwaar, (alle) bedwelmende middelen, het gokken,


de afgodsbeelden en de lotspijlen zijn slechts


onreinheden die tot het werk van de Satan


behoren.Vermijdt deze (zaken) dus. Hopelijk zullen


jullie welslagen. (91) En hij (Satan) wil slechts


vijandigheid en haat zaaien (door jullie tegen elkaar op


te zetten) met behulp van bedwelmende middelen en


het gokken. (Op die manier houdt hij jullie ‘zoet’) en


weerhoudt hij jullie niet alleen om Allah te gedenken


Hoofdstuk soera 5 Al-Mā’idah – De Gedekte


Tafel Deel Guz 7


160


maar ook om het gebed te verrichten. Weten jullie dan


nooit van ophouden? (92) En gehoorzaam Allah en Zijn


Boodschapper en wees op je hoede en vrees Allah. Als


jullie je dan afkeren, weet dan dat op Onze


Boodschapper slechts het duidelijk verkondigen rust.


(93) Er is voor degenen die geloven en goede daden


verrichten geen zonde door wat zij (vroeger) aten,


wanneer zij Allah vrezen, geloven en goede daden


verrichten en opnieuw Allah vrezen, geloven en


opnieuw Allah vrezen en goede daden verrichten. En


Allah houdt van de weldoeners. (94) O, jullie die


geloven! Allah zal jullie zeker beproeven met iets van


het wild wat binnen het bereik van jullie handen en


jullie lansen ligt, opdat Allah degenen moge testen die


Hem ongezien vrezen. Wie dan daarna overtreedt, voor


hem is er een pijnlijke bestraffing. (95) O, jullie die


geloven! Doodt geen wild als jullie in de gewijde staat


zijn voor de Haddj of de kleine bedevaart. En wie het


opzettelijk doodt: dan is de vergelding het slachten van


het vergelijkbare aan vee, zoals door twee


rechtvaardige mannen onder jullie bepaald wordt, en


dat als een offer naar de Ka’ba wordt gebracht. Of als


boetedoening het voeden van de armen of een daarmee


overeenkomende (hoeveelheid dagen aan) vasten, zodat


hij het gewicht van zijn daad voelt. Allah vergeeft wat


reeds gebeurd is, en als hij herhaalt, dan zal Allah hem


ervoor straffen. En Allah is Almachtig, zeer goed tot de


Vergelding in staat. (96) Wettig voor jullie is de jacht


op de waterdieren, wat daarvan eetbaar is, ten nutte van


jullie zelf en de reiziger. Maar verboden is jacht op het


wild van het land zolang jullie in de gewijde toestand


zijn. Vrees Allah tot Wie jullie verzameld worden. (97)


Hoofdstuk soera 5 Al-Mā’idah – De Gedekte


Tafel Deel Guz 7


161


Allah heeft de Ka’ba, het Heilige Huis, als


toevluchtsoord gemaakt voor de mensheid en ook de


Heilige Maanden en de offerdieren en de halsbanden.


Dat jullie moge weten dat Allah kennis heeft van wat er


in de hemelen is en wat op aarde is en dat Allah


Alwetend is van iedere zaak. (98) Weet dat Allah streng


is in de bestraffing en dat Allah de Vergevingsgezinde,


de Genadevolle is. (99) Op de Boodschapper rust


slechts (de plicht tot) de verkondiging. En Allah weet


alles wat jullie openlijk doen en wat jullie verbergen.


(100) Zeg (O Mohammed): “Niet gelijk zijn het kwade


en het goede, zelfs als de overvloed van het slechte


jullie genoegen doet.” Vrees dus Allah O mensen van


begrip, zodat jullie zullen slagen.” (101) O, jullie die


geloven! Vraag niet over zaken die als zij voor jullie


duidelijk worden gemaakt, moeilijkheden veroorzaken.


Maar als jullie daarover vragen terwijl de Koran


geopenbaard wordt, dan worden zij jullie duidelijk.


Allah heeft dat vergeven, en Allah is de


Vergevingsgezinde, de Verdraagzame. (102) Vόόr


jullie heeft een gemeenschap zulk soort vragen gesteld,


daarom zijn zij ongelovig geworden. (103) Allah heeft


(geen bijgeloof) ingesteld zoals Bahirah, Sâ’ibah,


Washîlah en Hâm. Maar de ongelovigen verzinnen


leugens over Allah en de meeste van hen hebben geen


begrip. (104) En als er tegen hen gezegd wordt: “Kom


tot wat Allah geopenbaard heeft en tot de


Boodschapper,” zeggen zij: “Genoeg voor ons is dat


wat onze vaders gevolgd hebben.” Zelfs als hun vaders


geen kennis hadden en er geen Leiding was. (105) O


jullie die geloven! Aan jullie (de hoede over) jullie zelf.


Als jullie de juiste leiding volgen, kunnen jullie niet


Hoofdstuk soera 5 Al-Mā’idah – De Gedekte


Tafel Deel Guz 7


162


gekwetst worden door degenen die dwalen. De


terugkeer van jullie allen is tot Allah, dan zal Hij jullie


vertellen over alles wat jullie plachten te doen. (106) O,


jullie die geloven! Als de dood jullie nadert, maak dan


een testament, neem vervolgens de verklaring van twee


rechtvaardige mannen van jullie volk of twee


buitenstaanders, indien jullie door het land op reis zijn


en de ramp van de dood komt over jullie. Houdt hen


dan na het gebed vast als jullie twijfelen, laat hen


beiden bij Allah zweren (zeggende): “Wij wensen


hierdoor geen werelds gewin, zelfs als hij onze naaste


verwant is. Wij zullen de getuigenis niet voor Allah


verbergen, want dan zouden wij waarlijk tot de


zondaren behoren.” (107) Maar indien bekend wordt


dat deze twee een zonde hebben begaan, laat dan twee


anderen hun plaats innemen, de dichtste verwanten


onder hen die het recht hiervan beweren te hebben. Laat


hen dan bij Allah zweren: “Wij bevestigen dat onze


getuigenis waarachtiger is dan dat van die twee anderen


en wij hebben de waarheid geen geweld aangedaan,


want dan zouden wij waarlijk tot de zondaren behoren.”


(108) Dat moet het dichter bij (het feit) brengen dat hun


getuigenis waar is, of anders moeten zij vrezen dat over


hun eigen eed nog andere eden worden afgelegd. En


vrees Allah en luister. En Allah leidt geen mensen die


verdorven zijn. (109) Op de Dag dat Allah alle


Boodschappers zal verzamelen en hen dan zal zeggen:


“Wat was het dat (men) jullie heeft geantwoord?”


Zullen zij zeggen: “Wij hebben er geen kennis van,


waarlijk, alleen U bent de Alwetende van het


verborgene.” (110) (Gedenk) dat Allah zal zeggen: “O


‘Isa, zoon van Maryam! Gedenk Mijn (veelzijdige)


Hoofdstuk soera 5 Al-Mā’idah – De Gedekte


Tafel Deel Guz 7


163


gunsten aan jou en jouw moeder, toen Ik jou met de


Heilge Geest (Djibriel) heb versterkt en ondersteund,


zodat jij in de wieg als baby tot de mensen kon spreken,


maar ook als volwassene. En (gedenk) toen Ik je het


Schrift en de Wijsheid en de Thora (van Mozes) en de


Indjiel (als openbaring) onderwees. En (gedenk) toen je


(door de Joden werd uitgedaagd) om een kleipop (in de


vorm) van een vogel te maken, met Mijn toestemming.


Vervolgens blies je daarin en het werd een (levende)


vogel, met Mijn toestemming. En (gedenk) toen je de


blinden en de melaatsen genas, met Mijn toestemming.


En (gedenk) toen je de doden (tot leven wekte en hen


uit hun graven) deed herrijzen, met Mijn toestemming.


En (gedenk) toen Ik de Kinderen van Israël (die jou van


het leven wilden beroven) bij jou vandaan hield, (enkel)


omdat je tot hen kwam met duidelijke Bewijzen. En de


ongelovigen onder hen zeiden: “Dit is niets anders dan


duidelijke tovenarij.” (111) En toen Ik in de harten van


de metgezellen het geloof in Mij en Mijn Boodschapper


plaatste, zeiden zij: “Wij geloven. En wij getuigen dat


wij moslims zijn.” (112) (Gedenk) toen de metgezellen


zeiden: “O, Isa, zoon van Maryam! Kan jou Heer voor


ons een gedekte tafel (met voedsel) neerzenden uit de


hemel?” Isa zei: “Vrees Allah, als jullie waarlijk


gelovigen zijn.” (113) Zij zeiden: “Wij wensen daarvan


te eten om sterker in het geloof te zijn en te weten dat


jij ons inderdaad de Waarheid verteld hebt en dat


wijzelf getuigen zijn.” (114) Isa, de zoon van Maryam


zei: “O Allah, onze Heer! Zendt uit de hemel voor ons


een gedekte tafel – opdat er voor de eerste tot en met de


laatste van ons – een plechtig feest is, als een Teken


van U; en geef ons onderhoud, want U bent de Beste


Hoofdstuk soera 5 Al-Mā’idah – De Gedekte


Tafel Deel Guz 7


164


van de Onderhouders. (115) Allah zei: “Ik zal het naar


jullie sturen, maar als één van jullie hierna ongelovig is,


zal Ik hem straffen met een bestraffing die Ik op


niemand van de wereldwezens heb toegepast. (116) En


(gedenk) toen Allah zei: “O, Isa, zoon van Maryam!


Heb jij tegen de mensen gezegd: “Aanbidt mij en mijn


moeder als twee goden naast Allah?” Hij (Isa) zei:


“Verheerlijkt zij U! Het is niet aan mij om te zeggen


waartop ik geen recht heb. Als ik zo iets gezegd had,


dan zou U dat zeker geweten hebben. U weet wat in


mijn binnenste is, terwijl ik niet weet wat in U is,


waarlijk, U en alleen U bent de Alwetende van alles


wat verborgen en onzichtbaar is. (117) Ik heb hen niet


anders gezegd, behalve wat U mij bevolen heeft te


zeggen: “Aanbidt Allah, mijn Heer en jullie Heer.” En


ik was een getuige van hen, terwijl ik onder hen


verbleef, maar toen U mij tot U nam, werd U de Waker


over hen, en U bent Getuige van alle zaken. (118) Als


U hen straft, zijn zij Uw slaven. En als U hen vergeeft,


waarlijk U en alleen U bent de Almachtige, de Alwijze.


(119) Allah zei: “Dit is de Dag waarop de waarachtigen


(in hun geloof) van hun waarachtigheid zullen


profiteren (van de geneugten in de eeuwige Tuinen):


voor hen zijn de Tuinen waar rivieren onderdoor


stromen – zij zullen daarin voor altijd verblijven. Allah


is tevreden over hun (verrichte daden) en zij over Hem


(vanwege de Paradijslijke beloningen). Dat is het grote


succes. (120) Aan Allah behoort het Koninkrijk van de


hemelen en de aarde en alles wat daarin is. En Hij is tot


alle zaken in staat.


Hoofdstuk soera 6 Al-An’ām – Het Vee Deel Guz 7


165


Soerah 6 – Al-An’ām (Mekkaans)


Het Vee


In de naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.


(1) Alle lofprijzing en dank is aan Allah, Die de


hemelen en de aarde heeft geschapen, en de duisternis


en het licht heeft voortgebracht. Maar degenen die


ongelovig zijn, stellen anderen gelijk aan hun Heer. (2)


Hij is Degene Die jullie uit klei heeft geschapen en


vervolgens een bepaalde tijd (voor de doden) heeft


vastgesteld. En een bepaalde tijd is er bij Hem (voor de


opwekking). Toch twijfelen jullie. (3) En Hij is Allah in


de hemelen en op aarde. Hij weet wat jullie verbergen


en wat jullie openbaar maken en Hij weet wat jullie


verdienen (goed of slecht). (4) En nooit is een Teken tot


hen gekomen van de Tekenen van hun Heer, of zij


hebben zich daarvan afgewend. (5) Voorwaar, zij


hebben de Waarheid verworpen toen het tot hen kwam,


maar zij zullen de werkelijkheid, die zij bespotten, leren


kennen. (6) Hebben zij niet gezien hoeveel generaties


vόόr hen Wij vernietigd hebben, gemeenschappen die


Wij op aarde macht gegeven hadden, macht die Wij


jullie niet gegeven hebben. En voor wie Wij uit de


hemel regen uitgegoten hebben en die Wij rivieren die


onder hen door stroomden brachten. Toch hebben Wij


hen voor hun zonden vernietigd en deden hen na andere


generaties opstaan. (7) En zelfs als Wij tot jou (O


Mohammed) een Boodschap, geschreven op papier


hadden gestuurd, zodat zij het met hun handen konden


aanraken, zouden de ongelovigen gezegd hebben: “Dit


Hoofdstuk soera 6 Al-An’ām – Het Vee Deel Guz 7


166


is niets anders dan duidelijke toverij.” (8) En zij


zeggen: “Waarom is er geen Engel tot hem naar


beneden gestuurd? Als Wij een Engel naar beneden


hadden gestuurd, dan zou de zaak meteen beklonken


zijn en zou hen geen uitstel gegund zijn. (9) En als Wij


een Engel aan hem hadden toegewezen, dan zouden


Wij hem zeker tot een man gemaakt hebben, en Wij


zouden zeker verwarring gesticht hebben over een zaak


die al verwarrend genoeg is. (10) En voorwaar, vόόr


jou zijn er veel Boodschappers bespot, maar hun


spotters waren omringd met alles waarover zij spotten.


(11) Zeg: “Reis over land en zie wat het einde is van


degenen die de Waarheid verwierpen.” (12) Zeg: “Aan


wie behoort dat alles wat in de hemelen en op aarde


is?” Zeg: “Aan Allah. Hij heeft Zichzelf de Genade


voorgeschreven. Voorwaar, Hij zal jullie op de dag der


opstanding, waarover geen twijfel bestaat, verzamelen.


Degenen die zichzelf vernietigen, zullen niet geloven.


(13) En aan Hem behoort alles wat er in de nacht en in


de dag bestaat, en Hij is de Alhorende, Alwetende. (14)


Zeg (O Mohammed): “Zal ik als beschermer een ander


dan Allah, de Schepper van de hemelen en de aarde


nemen? En Hij is het Die voedt maar niet gevoed


wordt.” Zeg: “Waarlijk, het is mij bevolen de eerste te


zijn die zich onderwerpt.” (aan Allah) En jij, wees niet


degene behorend tot de afgodenaanbidders. (15) Zeg:


“Ik vrees, als ik mijn Heer ongehoorzaam ben, de


bestraffing op de Machtige Dag.” (16) Van wie op die


Dag zo’n bestraffing is afgewend, (daarvoor zal Allah)


zeker genade hebben. En dat is een duidelijk succes.


(17) Indien Allah jou met een kwetsuur treft, dan kan


niemand het verwijderen behalve Hij, en indien Hij jou


met iets goeds treft: Hij is in staat om alles te doen. (18)


Hoofdstuk soera 6 Al-An’ām – Het Vee Deel Guz 7


167


En Hij is de Oppermachtige over Zijn dienaren, en Hij


is de Alwijze de Alwetende. (19) Zeg: ”Wat is de


grootste zaak in de getuigenis?” Zeg: “Allah is getuige


tussen jullie en mij; deze Koran is aan mij geopenbaard,


dat ik jullie en wie hij bereikt daarmee kan


waarschuwen. Kunnen jullie echt getuigen dat er naast


Allah nog anderen goden zijn? Zeg: “Nee (dat) getuig


ik niet.” Zeg: “Voorwaar, Hij is de enige God. En


waarlijk, ik ben onschuldig aan datgene wat jullie als


deelgenoten in aanbidding aan Allah toekennen. (20)


Degenen aan wie Wij het Boek hebben gegeven


erkennen hem als een Boodschapper van Allah, zoals


zij hun eigen zonen erkennen. Degenen die zichzelf


vernietigen geloven niet. (21) En wie maakt meer


fouten dan degenen die leugens over Allah verzint, of


Zijn Tekenen verwerpt? Waarlijk, de onrechtvaardigen


zullen nooit slagen. (22) En op de Dag wanneer Wij


hen allen zullen verzamelen, zullen Wij tegen degenen


die deelgenoten in de aanbidding (met Ons) toekennen


zeggen: “Waar zijn jullie deelgenoten die jullie aan Ons


hebben toegekend?” (23) Er zal dan geen andere


verontschuldiging (over zijn) voor hen dan te zeggen:


“Bij Allah, onze Heer, wij waren niet degenen die


deelgenoten aan Allah in de aanbidding toekenden.”


(24) Zie hoe zij tegen zichzelf liegen en afgedwaald


zijn van wat zij plachten te verzinnen. (25) En onder


hen zijn er een paar die naar jou luisteren, maar Wij


hebben sluiers over hun harten gelegd, zodat zij het (de


Koran) niet begrijpen, en doofheid in hun oren. En


indien zij alle Tekenen zien, zullen zij daarin niet


geloven; tot het punt dat wanneer zij naar jou toekomen


om te redetwisten, de ongelovigen zeggen: “Dit zijn


niets anders dan verhaaltjes van oude mensen.” (26) En


Hoofdstuk soera 6 Al-An’ām – Het Vee Deel Guz 7


168


zij verbieden het en zij keren zich er van af, maar zij


vernietigen niets anders dan zichzelf, toch bemerken zij


het niet. (27) Als jij maar kon zien, wanneer zij bij het


Hellevuur worden gehouden! Zij zullen zeggen:


“Werden wij maar teruggebracht! Dan zouden wij de


Tekenen van onze Heer niet ontkennen en wij zouden


tot de gelovigen behoren!” (28) Nee, het is hen


duidelijk geworden wat zij hiervoor verborgen hebben.


Maar als zij zouden terugkeren, dan zouden zij zeker


terugkeren naar datgene wat hen verboden was. En zij


zijn waarlijk leugenaars. (29) En zij zeggen: “Er is geen


niets dan ons leven van deze wereld en wij zullen nooit


herrezen worden.” (30) Als jij maar kon zien wanneer


zij voor hun Heer gebracht worden! Hij zal zeggen: “Is


dit (opstanding en de verrekening) niet de Waarheid?”


Zij zullen zeggen: “Ja, bij onze Heer!” Hij zal dan


zeggen: “Proeven jullie dan de bestraffing, want jullie


geloofden niet.” (31) Degenen die hun ontmoeting met


Allah ontkennen zijn zeker de verliezers, totdat opeens


het Uur over hen komt en zij zeggen: “Wee ons voor


wat wij (in onze levens) veronachtzaamden” terwijl zij


de lasten op hun ruggen zullen dragen; en slecht zijn de


lasten die zij dragen! (32) En het leven van deze wereld


is niets anders dan spel en vermaak. Het huis in het


Hiernamaals is beter voor degenen die godvrezend zijn.


Willen jullie dat dan niet begrijpen? (33) Wij kennen


beslist (O Mohammed) de droefheid die hun woorden


bij jou veroorzaken; jij bent het niet die zij ontkennen,


maar het zijn de Verzen van Allah die de


onrechtvaardigen ontkennen. (34) Waarlijk, (vele)


Boodschappers vόόr jou werden ontkend. Maar met


geduld droegen zij de ontkenning, en zij werden


gekwetst tot Onze Hulp hen bereikte. En niemand kan


Hoofdstuk soera 6 Al-An’ām – Het Vee Deel Guz 7


169


de Woorden van Allah veranderen. Zeker, het nieuws


van de Boodschappers heeft jou bereikt. (35) En als hun


afkeer moeilijk voor jou is: als je in staat bent om een


tunnel in de grond of een ladder in de lucht te maken,


zodat je hun een Teken kan geven. En als Allah het


gewild had, had Hij hen allen onder de ware Leiding


kunnen verzamelen. Behoor daarom niet tot de


onwetenden. (36) Alleen degenen die luisteren zullen


gehoorzamen. En Allah zal de doden laten verrijzen en


Dan zullen zij tot Hem terugkeren. (37) En zij zeggen:


“Waarom wordt er geenTeken van zijn Heer voor hem


naar beneden gestuurd?” Zeg: “Allah is zeker in staat


om een Teken te sturen, maar de meesten van hen


weten niet.” (38) Er is geen bewegend schepsel op


aarde, noch een vogel die op zijn vleugels vliegt, of het


behoort tot een gemeenschap zoals die van jullie. We


hebben niets uit het (alomvattende) Boek (nl. Al-Lawh


Al-Mahfoodh) weggelaten. Dan zullen zij tot hun Heer


verzameld worden. (39) Degenen die Onze Tekenen


verwerpen zijn doof en dom in de duisternissen, Allah


laat dwalen wie Hij wil, en Hij plaatst op het rechte Pad


wie Hij wil. (40) Zeg (O Mohammed): “Vertel mij, als


Allah’s bestraffing jou treft, of het Uur jou treft, zou je


dan iemand anders dan Allah roepen, indien jullie


waarachtigen zijn!” (41) Nee! Alleen Hem roepen jullie


en Hij zal dat (ongemak), waarvoor jullie Hem roepen,


verwijderen, indien Hij dat wil. En jullie zouden


vergeten wat voor deelgenoten jullie aan Hem hebben


toegekend! (42) Waarlijk, Wij hebben aan vele


volkeren vόόr jou (Boodschappers) gestuurd. En Wij


hebben hen met buitengewone armoede en met rampen


getroffen, zodat zij in nederigheid moge geloven. (43)


En waarom zijn zij, toen Onze bestraffing hen bereikte,


Hoofdstuk soera 6 Al-An’ām – Het Vee Deel Guz 7


170


niet nederig geworden? Maar hun harten werden


verhard en Satan maakte dat wat zij deden, prachtig


voor hen leek. (44) Toen zij dus (de waarschuwing)


vergaten, openden Wij voor hen de deuren naar alle


(plezierige) zaken, totdat zij midden in het vermaak wat


hun gegeven werd, Wij hen plotseling de bestraffing


gaven. Zij werden in de vernietiging getrokken met


diepe spijt en berouw. (45) Dus de wortels van de


mensen die zondigden, werden afgesneden. En alle


lofprijzingen en dank zijn voor Allah, de Heer der


Werelden. (46) Zeg (O Mohammed): “Vertel mij,


indien Allah jullie gehoor en gezicht zou wegnemen en


jullie harten verzegelde, welke god anders dan Allah,


zou jullie die terug geven?” Zie hoe vaak Wij de


Tekenen hebben uitgelegd, toch keren zij zich ervan af.


(47) Zeg: “Vertel mij als de bestraffing van Allah tot


jullie komt, plotseling of openlijk (tijdens de nacht)?


Zal er iemand anders vernietigd worden behalve de


onrechtvaardigen?” (48) En Wij hebben de


Boodschappers slechts gestuurd als brengers van goede


berichten en als waarschuwers. Dus iedereen die


gelooft en goede daden verricht:voor hem is er geen


angst en zij zullen niet treuren. (49) Maar degenen die


Onze Tekenen verwerpen: hen treft de bestraffing


wegens de zware zonden die zij plachten te begaan.


(50) Zeg: “Ik vertel jullie niet dat er bij mij schatten


van Allah zijn, en niet dat ik het verborgene ken; noch


vertel ik jullie dat ik een Engel ben. Ik volg slechts wat


aan mij geopenbaard wordt.” Zeg: “Zijn de blinden en


de zienden gelijk? Willen jullie dan niet nadenken?”


(51) En waarschuw daarmee degenen die vrezen dat zij


voor hun Heer verzameld zullen worden: er is voor hen


naast Hem geen Beschermer noch Bemiddelaar.


Hoofdstuk soera 6 Al-An’ām – Het Vee Deel Guz 7


171


Hopelijk zullen zij Allah vrezen. (52) En verdijf niet


degenen die in de ochtend en de middag hun Heer


aanroepen en naar Zijn aangezicht zoeken. In niets ben


jij verantwoordelijk voor hen, en zij zijn in niets


verantwoordelijk voor jou, verdrijf jij hen, dan behoor


je tot de onrechtvaardigen. (53) En zo hebben Wij


sommigen van hen met anderen beproefd, opdat zij


zouden zeggen: “Zijn het deze die Allah begunstigd


heeft onder ons? Weet Allah niet het beste wie de


dankbaren zijn? (54) Wanneer degenen die in Onze


Tekenen geloven tot jou komen, zeg dan: “vrede zij met


jullie” Jullie Heer heeft Zichzelf de Genade


voorgeschreven. Indien één van jullie in onwetendheid


iets kwaad doet en daarna berouw toont en goede daden


verricht, dan is Hij zeker de Vergevingsgezinde, de


Genadevolle.” (55) En daarom leggen Wij de Tekenen


in detail uit, zodat de weg van de misdadigers duidelijk


wordt. (56) Zeg: “Mij is verboden om degenen te


aanbidden die jullie naast Allah aanroepen.” Zeg: “Ik


zal jullie zelfingenomen wensen niet volgen, ik zou dan


dwalen en ik zou niet tot de rechtgeleiden behoren.”


(57) Zeg (O Mohammed): “Ik berust mij op een


duidelijk bewijs van mijn Heer, maar jullie ontkennen.


Ik heb geen macht over wat jullie willen verhaasten.


Het besluit ligt uitsluitend bij Allah, Hij verklaart de


Waarheid en Hij is de beste Rechter.” (58) Zeg: “Als ik


dat had, waar jullie ongeduldig om vragen dan zou de


zaak meteen tussen ons beklonken zijn, maar Allah


kent de onrechtvaardigen het beste.” (59) En bij Hem


zijn de sleutels van het onzichtbare, niemand kent die


behalve Hij. Hij weet wat er op het land is en in de zee;


er valt nog geen blad of Hij weet ervan. Er is geen


graankorrel in de duisternissen van de aarde, noch iets


Hoofdstuk soera 6 Al-An’ām – Het Vee Deel Guz 7


172


vers of droogs of het is in een duidelijke verklaring


genoteerd. (60) Hij is het die jullie zielen in de nacht


neemt en kennis heeft over alles wat jullie gedurende


de dag hebben gedaan. En Hij (wekt) jullie weer, zodat


een vastgestelde periode vervuld kan worden, aan het


einde daarvan keren jullie tot Hem terug. Dan zal Hij


jullie vertellen wat jullie plachten te doen. (61) Hij is de


Onbedwingbare, Verheven boven Zijn dienaren, en Hij


stelt Wakers (Engelen) over jullie, totdat de dood één


van jullie benadert, Onze boodschappers nemen zijn


ziel en zij veronachtzamen nooit hun plicht. (62) Dan


keren zij tot Allah terug, hun ware Meester, de


Rechtvaardige Heer. Zeker, Hij is de Beoordeelaar en


Hij is (het snelst in de verrekening. (63) Zeg: “Wie redt


jullie uit de duisternis van het land en de zee, wanneer


jullie Hem in nederigheid en in stilte aanroepen: “Als


Hij ons maar van dit gevaar redt, dan zullen Wij


waarlijk dankbaar zijn.” (64) (O Mohammed) zeg: “Het


is Allah die jullie van deze (gevaren) redt en van alle


moeilijkheden. En toch aanbidden jullie anderen naast


Allah?” (65) Zeg: “Hij heeft de macht om de


bestraffing voor jullie van boven of van onder jullie


voeten te sturen, of jullie te bedekken met verwarring in


de partijstrijd en jullie het geweld te laten proeven van


elkaar.” Zie hoe Wij de Tekenen hebben uitgelegd.


Hopelijk zullen zij het begrijpen. (66) Maar jouw


mensen hebben het ontkend, hoewel het de Waarheid


is. Zeg: “Ik ben voor jullie zaken niet


verantwoordelijk.” (67) Voor elk bericht is er een


bepaalde tijd en jullie zullen het te weten komen. (68)


En als jij merkt dat zij Onze Verzen bespotten, keer je


dan van hen af (door niet bij hen te blijven zitten) totdat


zij een ander onderwerp aansnijden. En als Sjaitaan jou


Hoofdstuk soera 6 Al-An’ām – Het Vee Deel Guz 7


173


het doet vergeten maar daarna de gedachtenis hieraan


jou te binnen schiet: blijf dan niet in het gezelschap van


de ‘daalimoen’ (de polytheïsten en onrechtplegers).


(69) Degenen die Allah gehoorzaam zijn en het slechte


vermijden zijn in geen geval verantwoordelijk voor hen


maar hun plicht is hen eraan te herinneren. Hopelijk


zullen zij (Allah) vrezen. (70) En laat degenen met rust


die hun godsdienst tot spel en vermaak nemen. Het


wereldse leven misleidt hen. Maar vermaan met (de


Koran) opdat niemand weggevaagd wordt door wat zij


verrichten: hij zal voor zichzelf geen beschermer of


bemiddelaar naast Allah vinden. En al zou hij iedere


losprijs aanbieden: het wordt niet van hem aanvaard.


Zij zijn degenen die zichzelf wegvagen door wat zij


verrichten. Voor hen zal kokend water te drinken zijn


en een pijnlijke bestraffing, omdat zij ongelovig waren.


(71) Zeg: “Zullen wij anderen naast Allah aanroepen,


dat ons niet baat en ons niet schaadt en zullen wij op


onze schreden terugkeren nadat Allah ons geleid heeft?


Zoals degene die door de Satans op aarde verdwaasd


weggelokt is, terwijl hij metgezellen heeft die hem tot


de Leiding oproepen (zeggende): “Kom tot ons”. Zeg:


“Waarlijk, Allah’s Leiding is de enige Leiding, en ons


is bevolen ons te onderwerpen aan de Heer der


Werelden.” (72) En onderhoudt het gebed en wees


gehoorzaam aan Allah en vrees Hem en Hij is het tot


Wie jullie verzameld zullen worden. (73) En Hij is het


die de hemelen en de aarde in Waarheid heeft


geschapen en op de dag zal Hij zeggen: “Wees,” en het


is. Zijn Woord is de Waarheid. Hem behoort de


heerschappij op de Dag waarop op de trompet geblazen


wordt. Alwetend van het onzichtbare en het zichtbare.


Hij is de Alwijze. Welbewust (van alle dingen). (74) En


Hoofdstuk soera 6 Al-An’ām – Het Vee Deel Guz 7


174


(gedenk) toen Ibrahim tegen zijn vader Azhar zei:


“Neem je afgodsbeelden tot goden? Waarlijk, Ik zie dat


jij en je volk een grote fout maken.” (75) Dus hebben


Wij Ibrahim het koninkrijk der hemelen en aarde laten


zien, zodat hij één van degenen is die met zekerheid


geloofd heeft. (76) Toen de nacht hem met duisternis


bedekte, zag hij een ster. Hij zei: “Dit is mijn Heer.”


Maar toen het onderging, zei hij: “Ik houd niet van wat


ondergaat.” (77) Toen hij de maan op zag komen, zei


hij: “Dit is mijn Heer.” Maar toen hij onderging zei hij:


“Tenzij mijn Heer mij leidt, zal ik zeker onder het


dwalende volk verkeren.” (78) Toen hij de zon op zag


komen, zei hij: “Dit is mijn Heer. Deze is groter.” Maar


toen zij onderging, zei hij: “O, mijn volk! Ik ben


waarlijk vrij van alles wat jullie als deelgenoten aan


Allah toevoegen.” (79) Waarlijk, ik heb mijn


aangezicht gewend tot Hem Die de hemelen en de


aarde heeft geschapen, als ‘hanif’ en ik behoor niet tot


degenen die anderen naast Allah aanbidden.” (80) Zijn


mensen redetwisten met hem. Hij zei: “Redetwisten


jullie met mij over Allah, terwijl Hij mij heeft geleid?


Ik vrees degenen die jullie aan Allah toekennen in


aanbidding niet (niets kan mij gebeuren), behalve


wanneer mijn Heer (Allah) iets wil. Mijn Heer omvat in


Zijn kennis alle dingen. Kunnen jullie dat niet


herinneren? (81) En hoe moet ik degenen die jullie aan


Allah in aanbidding toekennen vrezen, terwijl jullie niet


vrezen Allah deelgenoten toe te kennen waartoe Hij


jullie geen bewijs gezonden heeft? (Dus) welke van de


twee partijen heeft meer recht op zekerheid? Als jullie


maar wisten.” (82) Het zijn degenen die geloven en hun


geloof niet met het verkeerde verwarren, voor hen


(alleen) is er veiligheid en zij zijn de rechtgeleiden. (83)


Hoofdstuk soera 6 Al-An’ām – Het Vee Deel Guz 7


175


En dat was Ons bewijs wat Wij Ibrahim tegen zijn


mensen gaven. Wij verheven die Wij willen in graden.


Zeker, jullie Heer is Alwijs, Alwetend. (84) En Wij


gaven hem Isaac en Yacob, ieder van hen leidden Wij,


en ervόόr leidden Wij Noah en onder zijn nageslacht


Dawoed, Soeleiman, Yob, Yoesoef, Mozes en Haaron.


Dus Wij belonen de weldoeners. (85) En Zachariah en


Yahya en Isa en Ilias: ieder van hen was rechtvaardig.


(86) En Ismael en Elisha en Yoenah en Loeth: allen


hebben Wij boven de wereldbewoners bevoorrecht.


(87) En ook een aantal van hun voorouders en


nageslacht en hun broeders, Wij hebben hen


uitverkoren en Wij hebben hen op het rechte Pad


geleid. (88) Dit is de Leiding van Allah, waarmee Hij


van Zijn dienaren leidt wie Hij wil. Maar als zij in de


aanbidding tot Allah deelgenoten hebben toegekend,


dan hebben zij geen nut van al hun daden. (89) Dat zijn


degenen die Wij het Boek, de Oordeelskracht en het


Profeetschap hebben gegeven. Maar als zij daarin niet


geloven: waarlijk, Wij vertouwen het toe aan een volk


dat er niet ongelovig aan is. (90) Dat zijn degenen die


Allah geleid heeft. Volg dus hun leiding. Zeg: “Ik vraag


jullie hiervoor geen beloning. Het is slechts een


geheugensteun voor de werelden. (91) Zij hebben Allah


niet beoordeeld met het oordeel waar Allah recht op


heeft, toen zij zeiden: “Allah heeft aan geen enkel mens


iets neergezonden.” Zeg (O Mohammed): “Wie zond de


Schrift dan neer die Mozes als licht en als Leiding voor


de mensen heeft gebracht? Jullie maken er perkament


van om te laten zien, maar jullie verbergen er veel van.


Er wordt jullie geleerd wat jullie niet geleerd was, noch


jullie vaderen.” Zeg: Allah (heeft het neergezonden).”


Laat hen zich dan vermaken met hun ijdele praat. (92)


Hoofdstuk soera 6 Al-An’ām – Het Vee Deel Guz 7


176


En dit (de Koran) is een gezegend Boek wat Wij


neergezonden hebben, (de openbaringen) bevestigend


die daarvoor gekomen zijn, zodat jullie de moeder der


steden (Mekka) kunnen waarschuwen en allen die daar


rondom heen zijn. Degenen die in het Hiernamaals


geloven, geloven erin. En zij worden voortdurend in


hun gebeden begeleid. (93) En wie kan


onrechtvaardiger zijn dan degene die een leugen over


Allah bedenkt, of zegt: “Ik heb inspiratie gekregen,


terwijl hij helemaal geen inspiratie over iets heeft


gekregen; en degene die zegt: “Ik zal openbaren wat


Allah geopenbaard heeft.” En als je kon zien wanneer


de onrechtvaardigen in doodsangst verkeren als de


Engelen naar hun handen rijken (zeggende): “Lever


jullie zielen af; vandaag worden jullie beloond met de


bestraffing van de schande vanwege wat jullie aan


onwaarheid over Allah plachten te zeggen en vanwege


wat jullie van Zijn Verzen hoogmoedig plachten te


verwerpen.” (94) En waarlijk, jullie komen één voor


één tot Ons, zoals Wij jullie de eerste keer hebben


geschapen. En jullie hebben al hetgeen waarvan Wij


jullie voorzien hebben, achtergelaten. En Wij zien jullie


bemiddelaars, waarvan jullie beweerden dat zij


deelgenoten van Allah waren, niet bij jullie. Nu zijn


alle verbanden tussen jullie en hen afgesneden en alles


wat jullie beweerden is verdwenen. (95) Waarlijk! Het


is Allah Die ervoor zorgt dat het zaadje en de pit zich


splijt en uitbot. Hij brengt de levenden uit de doden


voort en Hij is het die de dood uit de levenden


voortbrengt. Zo is Allah, hoe kunnen jullie dus van de


Waarheid wegdwalen? (96) (Hij is de) Kliever van de


dageraad. Hij heeft de nacht als rust aangewezen en de


zon en de maan voor het berekenen (van de tijd). Zo is


Hoofdstuk soera 6 Al-An’ām – Het Vee Deel Guz 7


177


de meting van de Almachtige, de Alwetende. (97) Hij is


het Die sterren voor jullie heeft uitgezet, opdat jullie


door de duisternissen van het land en de zee geleid


worden. Wij hebben Onze Tekenen uitgelegd aan een


volk dat weet. (98) Hij is Degene Die jullie van één


enkel persoon geschapen heeft en jullie een


verblijfplaats heeft gegeven en een bewaarplaats.


Voorwaar, Wij hebben Onze Tekenen uitgelegd aan een


volk dat begrijpt. (99) Hij is Degene Die de regen uit de


hemel stuurt en Wij laten daarmee allerlei soorten


plantengroei uit voortkomen, waaruit Wij groente laten


voortkomen, en waaruit Wij volle aren voortbrengen.


En uit de dadelpalm en zijn bloemschede komen


trossen dadels voort, laag en dichtbij hangend, en


tuinen met druiven, olijven en granaatappels, van


gelijke en ongelijke soort. Kijk naar hun fruit als zij dat


beginnen te dragen en de rijpheid daarvan. Waarlijk! In


deze zaken zijn Tekenen voor de mensen die geloven.


(100) Toch kennen zij de Djinn als deelgenoot aan


Allah toe in de aanbidding, hoewel Hij hen geschapen


heeft en zij kennen Hem valselijk, zonder kennis, zonen


en dochters toe. Verheerlijkt is Hij! En verheven boven


(alles) wat zij Hem toekennen. (101) Hij is de Schepper


van de hemelen en de aarde. Hoe kan Hij kinderen


hebben, wanneer Hij geen echtgenote heeft? Hij schiep


alle zaken en Hij is de Alwetende van alles. (102) Dat


is Allah! Jullie Heer! Er is geen god naast Hem, de


Schepper van alle zaken. Aanbidt Hem dus (alleen), en


Hij is over alle zaken Toezichthouder. (103) Geen blik


kan Hem bereiken. Maar Hij bereikt de blik (van


iedereen). En Hij is de Zachtmoedige, de Alwetende.


(104) Waarlijk, bewijzen zijn tot jullie gekomen van


jullie Heer, dus iedereen die ziet, zal dat doen (ten bate


Hoofdstuk soera 6 Al-An’ām – Het Vee Deel Guz 7


178


van) hemzelf en iedereen die zichzelf verblindt zal dat


ten koste van zichzelf doen en ik (Mohammed) ben


geen hoeder over jullie. (105) Wij hebben de Verzen


verschillende malen uitgelegd, opdat zij zeggen: “Jij


hebt (dit van iemand) geleerd.” En opdat Wij het


verduidelijken aan een volk dat weet. (106) Volg (O


Mohammed) hetgeen jou van jouw Heer geopenbaard


wordt; Er is geen god dan Hij. En keer je af van de


veelgodenaanbidders. (107) Als Allah het gewild had,


dat zouden zij geen deelgenoten in de aanbidding naast


Hem hebben genomen. En Wij hebben jou niet als


hoeder over hen gemaakt, noch ben jij ingesteld om hun


zaken te regelen. (108) En beledig niet degenen die zij


naast Allah aanbidden, opdat zij Allah niet valselijk


beschuldigen zonder kennis. Wij hebben de eigen


daden van de mensen oprecht laten lijken; dan is hun


terugkeer tot hun Heer en Hij zal hen vertellen wat zij


gedaan hebben. (109) En zij leggen de plechtigste eden


bij Allah af, dat indien er een Teken tot hen zou komen,


zij zeker daarin zullen geloven. Zeg: “Tekenen zijn


slechts bij Allah. En wat zal jullie doen weten, dat als


er eenmaal (een Teken tot hen) kwam, zij niet zouden


geloven.” (110) En Wij zullen hun harten en hun ogen


(van de leiding) wegdraaien, want zij weigerden vanaf


het eerste moment daarin te geloven, en Wij zullen hen


in hun overtreding blind laten ronddwalen. ۞


(111) En al zouden Wij Engelen tot hen neergezonden


hebben en zouden de doden tot hen gesproken hebben


en zouden Wij alle zaken (die Mohammed’s


Profeetschap bewijzen) vόόr hen verzameld hebben,


dan nog zouden zij het niet geloven, tenzij Allah het


wil, maar de meeste van hen gedragen zich onwetend.


(112) En zo hebben Wij voor elke Profeet een vijand



Recente berichten

WIE HEEFT HET UNIVERS ...

WIE HEEFT HET UNIVERSUM GESCHAPEN? EN WIE HEEFT MIJ GESCHAPEN? EN WAAROM?

De Islam is de religi ...

De Islam is de religie van de Heer der Werelden

DE ISLAM IS DE RELIGI ...

DE ISLAM IS DE RELIGIE VAN DE HEER DER WERELDEN

EEN BOODSCHAP VAN EEN ...

EEN BOODSCHAP VAN EEN MOSLIMPREKER AAN EEN CHRISTEN