Artikelen




Hoofdstuk soera 4 An-Nisā’ – De vrouwen Deel Guz 6


140


degenen die niet in Allah en Zijn Boodschapper


geloven en een onderscheid wensen te maken tussen


Allah en Zijn Boodschappers zeggende: “Wij geloven


in sommige en verwerpen anderen.” En zij willen


daartussen (tussen geloof en ongeloof) een weg vinden.


(151) Zij zijn waarlijk ongelovigen. En Wij hebben


voor de ongelovigen een vernederende bestraffing


voorbereid. (152) En (voor) degenen die in Allah en


Zijn Boodschappers geloven en geen onderscheid


tussen hen maken, zullen Wij hun beloning geven, en


Allah is de Vergevingsgezind, de Genadevolle. (153)


De mensen van het Boek vragen jou om aan hen een


Boek uit de hemel neer te laten dalen. Voorwaar,


Mozes hebben zij zelfs om iets groters dan dat


gevraagd, toen zij zeiden: “Laat ons Allah zien,” maar


zij werden met donder en bliksem voor hun slechtheid


geslagen. Daarna aanbaden zij het kalf, zelfs nadat


duidelijke bewijzen en Tekenen tot hen gekomen


waren. Zelfs toen vergaven Wij hen; en gaven Mozes


een duidelijk bewijs van gezag. (154) En Wij lieten


voor hen een berg verrijzen, vanwege het verdrag met


hen. Wij zeiden: “Ga de poort nederig buigend binnen.”


En Wij bevalen hen: “Verbreek de sabbat niet. En Wij


sloten met hen een duidelijk verbond. (155) En (Wij


vervloekten hen) vanwege het verbreken van het


verbond en voor het verwerpen van de Tekenen van


Allah en voor het onrechtmatig doden van de Profeten.


En wegens hun uitspraak: “Onze harten zijn bedekt.” –


Nee, Allah heeft deze vanwege hun ongeloof verzegeld,


derhalve geloven zij niet het minste. (156) En wegens


hun ongeloof en uitspraken over Maryam (aleihi


Salaam), een zware valse beschuldiging! (157) En


wegens hun uitspraak: “Wij hebben de Messias, Isa de


Hoofdstuk soera 4 An-Nisā’ – De vrouwen Deel Guz 6


141


zoon van Maryam (aleihi salaam) gedood” – maar zij


hebben hem niet gedood, noch hem gekruisigd, maar de


gelijkenis van Isa werd op een andere man gelegd. En


degenen die daarin van mening verschillen zitten vol


twijfel. Zij hebben daar geen kennis over, zij volgen


niets anders dan gissingen en zij doodden hem niet.


(158) Maar Allah verhief hem tot Zich. En Allah is


Almachtig, Alwijs. (159) En er is niemand van de


mensen van het Boek, die er niet in zal geloven vόόr


zijn dood. En op de Dag der Opstanding zal hij tegen


hen getuigen. (160) Door de zonden van de Joden


hebben en hun weerhouden van Allah’s Weg hebben


Wij bepaalde soorten voedsel onwettig gemaakt, die


voordien wettig voor hen waren. (161) En omdat zij


woekerrente hebben genomen, hoewel het hen


verboden was en door hun onwettig verslinden van de


provisie van de mens. En Wij hebben voor de


ongelovigen onder hen een pijnlijke bestraffing


voorbereid. (162) Maar degenen onder hen die een


grondige kennis hebben en de gelovigen, geloven in


wat aan jou geopenbaard is en wat vóór jou


geopenbaard is. En degenen die hun gebeden volmaakt


verrichten en zij die zakật geven en die in Allah en de


Laatste Dag geloven: aan hen zullen Wij een grote


beloning geven. (163) Wij hebben aan jou geopenbaard


zoals Wij Noeh en de Profeten na hem openbaarden. En


Wij openbaarden (ook) aan Ibrahim en Ismaël en Isaac


en Yacob, en de stammen (van Yacob), en Isa, Job,


Jonah, Haaron en Soeleiman. En aan Dawoed gaven


Wij de psalmen. (164) En (Wij zonden) Boodschappers


die Wij aan jullie hiervoor hebben genoemd en


Boodschappers die Wij niet genoemd hebben – en


Allah sprak direct tot Mozes. (165) En (Wij zonden)


Hoofdstuk soera 4 An-Nisā’ – De vrouwen Deel Guz 6


142


Boodschappers als dragers van goed nieuws en van


waarschuwingen, om te zorgen dat de mensheid niet


tegen Allah pleit, nadat de Boodschappers (gekomen


zijn). En Allah is altijd Almachtig, Alwijs. (166) Maar


Allah getuigt over wat Hij aan jou gezonden heeft. Hij


heeft het met Zijn kennis naar beneden gestuurd, en de


Engelen getuigen. En Allah is voldoende als Getuige.


(167) Waarlijk, degenen die ongelovig zijn en (de


mensheid) tegenhouden op het Pad van Allah, zij zijn


zeker ver afgedwaald. (168) Waarlijk, degenen die


ongelovig zijn en onrechtvaardig handelen, zal Allah


niet vergeven, noch zal Hij hen op enige manier leiden.


(169) Behalve naar de weg van de Hel, om daarin voor


altijd te verblijven en dit is zeer gemakkelijk voor


Allah. (170) O, Mensheid! Waarlijk, tot jullie is een


Boodschapper gekomen met de Waarheid van jullie


Heer, geloof hem dus, het is beter voor jullie. Maar als


jullie ongelovig zijn, dan is het zeker dat aan Allah


alles toebehoort wat in de hemel en op de aarde is. En


Allah is altijd Alwetend, Alwijs. (171) O, Mensen van


het Boek, overtreedt niet de grenzen van jullie


godsdienst, zeg niets van Allah dan de Waarheid. De


messias Isa, de zoon van Maryam was (niets meer) dan


een Boodschapper van Allah en Zijn woord (‘wees en


het is’) dat Hij aan Maryam zond en uit een Geest van


Hem voortkomend. Geloof dus in Allah en Zijn


Boodschappers. Zeg niet dat Allah ’drie’ is. Stop! (Het


is) beter voor jullie. Want Allah is (de enige) de Ene


God, Verheerlijkt zij Hij (ver verheven is Hij) boven


het hebben van een zoon. Aan Hem behoort alles wat in


de hemelen is en alles wat op aarde is. En Allah is


Voldoende voor de regeling van zaken. (172) De


Messias zal nooit zo trots zijn om te ontkennen dat hij


Hoofdstuk soera 4 An-Nisā’ – De vrouwen Deel Guz 6


143


een slaaf van Allah is, noch de Engelen die in de


nabijheid (van Allah) zijn. En iedereen die Zijn


aanbidding verwerpt en trots is, die zal Hij allen


tezamen tot Hemzelf verzamelen. (173) Maar wat


betreft degenen die geloven en goede daden verrichten:


Hij zal hun (verdiende) beloningenen meer uit Zijn


overvloed geven. Maar voor degenen die Zijn


aanbidding weigeren en trots zijn, zal Hij met een


pijnlijke bestraffing straffen. En zij zullen voor zichzelf


naast Allah geen beschermer of helper vinden. (174) O,


Mensheid! Waarlijk, tot jullie is een overtuigend bewijs


gekomen van jullie Heer en Wij hebben tot jullie een


duidelijk Licht (de Koran) naar beneden gestuurd. (175)


En wat betreft degenen die in Allah geloven en zich aan


Hem vasthouden, Hij zal hen Zijn genade en gunst


geven en hen naar Zichzelf leiden door het rechte Pad.


(176) Zij zullen je om een geldige uitspraak vragen.


Zeg (O Mohammed): “Allah geeft (dus) aanwijzingen


over degenen die geen nageslacht of ouders als


erfgenamen hebben. Als het een man is die overlijdt,


die een zuster nalaat, maar geen kind, dan krijgt zij de


helft van zijn erfenis. Als (de overledene) een vrouw is,


die geen kind nalaat (dan neemt haar broer de erfenis).


Als er twee zusters zijn, dan zullen zij tweederde van


de erfenis hebben. Maar indien er (van de overleden


man) broeders en zusters (achterblijven) dan is er voor


een man net zoveel als voor twee vrouwen. (Dus) heeft


Allah het voor jullie duidelijk gemaakt, zodat jullie niet


afdwalen. En Allah is de Alwetende van alles.


Hoofdstuk soera 5 Al-Mā’idah – De Gedekte


Tafel Deel Guz 6


144


Soerah 5 – Al-Mā’idah (Medinisch)


De Gedekte Tafel


In de naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.


(1) O, jullie die geloven! Kom jullie verplichtingen na.


Wettig voor jullie zijn de dieren van het vee behalve


wat (nu) wordt aangekondigd. Niet toegestaan is het


jagen als jullie in gewijde staat zijn (tijdens de


bedevaart). Waarlijk, Allah beveelt jullie wat Hij wil.


(2) O, jullie die geloven! Doe de heilige symbolen van


Allah geen geweld aan, noch de heilige maand, noch de


dieren die als offer gebracht worden en niet de


halsomhangsels, noch de mensen die naar het Heilige


Huis komen, om de overvloed en het genoegen van hun


Heer te zoeken. Maar als jullie niet meer in de gewijde


staat zijn, mogen jullie jagen, en laat niet de haat van


sommige mensen je tegenhouden van de Masdjied al-


Haram je naar overtreding leiden. Help elkaar in


gehoorzaamheid en gehoorgeving (aan Allah en Zijn


Boodschapper), maar help elkaar niet bij zonde en


(grensoverschrijdend) onrecht. En vrees Allah,


waarlijk, Allah is streng in de bestraffing. (3) Verboden


voor jullie zijn: het kadaver, het bloed en het vlees van


het varken, en hetgeen waarover anders (dan de Naam)


van Allah is uitgesproken, het gewurgde, het geslagene,


het gevallene,het gestokene terwijl het geslacht werd,


en dat waar de wilde dieren van gevreten hebben –


tenzij jullie in staat zijn om het te slachten – en


(verboden is) datgene wat op steenaltaren geofferd is en


wat jullie met pijlen verloten. Dat is een zware zonde.


Op deze dag hebben de ongelovigen alle hoop op jullie


Hoofdstuk soera 5 Al-Mā’idah – De Gedekte


Tafel Deel Guz 6


145


godsdienst opgegeven, vrees hen dus niet, maar vrees


Mij. Vandaag heb Ik de godsdienst voor jullie voltooid


en Mijn gunst voor jullie volmaakt en heb de Islam


voor jullie als godsdienst gekozen. Maar voor hem die


door erge honger gedreven is en die niet wil zondigen,


Allah is dan de Vergevingsgezinde, de Genadevolle. (4)


Zij vragen je wat wettig voor hen is. Zeg: “Wettig voor


jullie zijn alle soorten halal voedsel, die Allah voor


jullie wettig heeft gemaakt. En de roofdieren die jullie


afgericht hebben zoals jachthonden; getraind en


onderricht om (te vangen) op een manier die Allah


jullie onderricht heeft, eet dus van wat zij voor jullie


vangen, maar spreek de Naam van Allah daarover uit,


en vrees Allah. Waarlijk, Allah is snel in de berekening.


(5) Op deze dag zijn alle goede (zaken) voor jullie


toegestaan gemaakt. Het voedsel van de mensen van


het Boek is jullie toegestaan en jullie voedsel is wettig


voor hen. (Wettig om te huwen) zijn kuise vrouwen van


de gelovigen en kuise vrouwen van degenen die het


Boek is gegeven vόόr jullie tijd, als jullie hun hun


voorgeschreven bruidsschat geven, kuisheid wensend


en geen overspel plegend, noch heimelijk minnaressen


nemend. En iedereen die ongelovig is aan de eenheid


van Allah en in de andere geloofsbepalingen, diens


werk is vruchteloos en in het Hiernamaals zal hij onder


de verliezers zijn. (6) O, jullie die geloven! Als jullie


willen overgaan tot het gebed, was (dan eerst) jullie


gezichten en jullie handen (en onderarmen) inclusief de


ellebogen, wrijf (met natte handen) over jullie hoofden


en (was) jullie voeten, inclusief de enkels. En als jullie


Hoofdstuk soera 5 Al-Mā’idah – De Gedekte


Tafel Deel Guz 6


146


in toestand van seksuele onreinheid *4F


5 zijn, reinig


julliezelf dan (en doe ghoesl). Maar als jullie ziek zijn


of op reis zijn, of als een van jullie van het toilet


gekomen is, of als jullie (intiem) contact hebben gehad


met (jullie) vrouwen en geen water (kunnen) vinden,


reinig jullie dan met zuivere aarde en wrijf (daarmee)


over jullie gezichten en jullie handen (inclusief de


polsen). (Want) Allah wil het jullie (absoluut) niet


moeilijk maken, maar Hij wil jullie reinigen (van


onzuiverheden en zonden), en Zijn gunsten voor jullie


vervolmaken (op basis van de islam), opdat jullie


(hiervoor) dankbaar zullen zijn. (7) En gedenk Allah’s


gunsten voor jullie en Zijn verbond wat Hij met jullie


afgesloten heeft toen jullie zeiden: “Wij hoorden en wij


gehoorzaamden.” Vrees Allah. Waarlijk, Allah is de


Alwetende van de geheimen van (jullie) harten. (8) O,


jullie die geloven! Wees standvastigen voor Allah als


rechtvaardige getuigen. En laat de haat van een volk


jullie er niet toe brengen niet dat rechtvaardig te wezen.


Wees rechtvaardig (voor zowel vriend als vijand), want


dat is het dichtst bij godsvrees. Vrees daarom Allah!


Waarlijk, Allah weet wat jullie doen. (9) Allah heeft


degenen die geloven en goede daden verrichten beloofd


dat er voor hen vergiffenis is en een grote beloning.


(10) Zij die ongelovig zijn en Onze Tekenen


ontkennen, zijn degenen die de bewoners van het


Hellevuur zullen zijn. (11) O, jullie die geloven!


Gedenk de gunsten van Allah voor jullie, toen sommige


mensen (een plan) wensten te maken, om hun handen


*5 Djoenoeb; toestand van rituele onreinheid: gemeenschap, zaadlozing,


menstruatie, bloedingen e.d.


Hoofdstuk soera 5 Al-Mā’idah – De Gedekte


Tafel Deel Guz 6


147


tegen jou uit te strekken, maar (Allah) weerhield hun


handen. Vrees dus Allah. En laat de gelovigen in Allah


hun vertrouwen leggen. (12) Voorwaar, Allah heeft een


verbond met de Kinderen van Israël gesloten. En onder


hen hebben Wij twaalf leiders aangewezen. En Allah


zei: “Ik ben bij jullie, als jullie de gebeden volmaakt


verrichten en zakaat geven en in Mijn Boodschappers


geloven, hen respecteren en hen helpen, en Allah een


goede lening lenen. Waarlijk, Ik zal jullie zonden


verwijderen en jullie naar de Tuinen verwijzen waar


rivieren onderdoor stromen. Maar als één van jullie


hierna ongelovig is, is hij zeker van het rechte Pad


afgedwaald. (13) Omdat zij het verbond verbroken


hebben, vervloeken Wij hen en laten wij hun harten


hard worden. Zij hebben de woorden (in het Boek) van


hun (juiste) plaats verwisseld en hebben een goed


gedeelte van de Boodschap die naar hen gestuurd was,


vergeten. En jij (O Mohammed) zal steeds bedrog bij


hen vinden, met uitzondering van een paar van hen.


Maar vergeef hen, en negeer (hun fouten). Waarlijk,


Allah houdt van de weldoeners. (14) En van degenen


die zichzelf Christen noemen, hebben Wij een verbond


afgenomen, maar zij hebben een goed gedeelte van de


Boodschap die hen gestuurd is, vergeten. Dus hebben


Wij vijandigheid en haat in hen geplant tot de Dag der


Opstanding en Allah zal hun vertellen wat zij deden.


(15) O, mensen van het Boek. Nu is onze


Boodschapper tot jullie gekomen: hij heeft jullie veel


duidelijk gemaakt van wat jullie van het Boek


verborgen. En hij heeft jullie veel kwijtgescholden.


Voorwaar, er is van Allah een Licht (de Profeet) en een


duidelijk Boek tot jullie gekomen. (16) Waarin Allah al


Hoofdstuk soera 5 Al-Mā’idah – De Gedekte


Tafel Deel Guz 6


148


degenen leidt die Zijn genoegen zoeken naar wegen van


vrede en Hij brengt hen door Zijn wil uit de


duisternissen naar het Licht en leidt hen naar het rechte


Pad. (17) Zeker, in ongeloof zijn zij die zeggen dat


Allah de Messias is, de zoon van Maryam! Zeg (O


Mohammed): “Wie heeft er dan enige macht hebben


om Allah, wanneer Hij zou wensen dat de Messias, de


zoon van Maryam en zijn moeder en allen die op aarde


samen zijn, allen vernietigd zouden worden? En aan


Allah behoort het Koninkrijk van de hemelen en de


aarde en alles wat daar tussen is. Hij schept wat Hij wil.


En Allah is in staat om alles te doen. (18) En de Joden


en de Christenen zeggen: “Wij zijn de kinderen van


Allah en Zijn geliefden.” Zeg (O Mohammed):


“Waarom straft Hij jullie dan voor jullie zonden? Nee,


jullie zijn niets dan mensen, die Hij geschapen heeft,


Hij vergeeft wie Hij wil en Hij straft wie Hij wil. En


aan Allah behoort het Koninkrijk van de hemelen en de


aarde en alles wat daar tussen is en tot Hem keren


(allen) terug. (19) O, mensen van het Boek! Nu is tot


jullie Onze Boodschapper gekomen en hij maakt


(zaken) duidelijk voor jullie, na een onderbreking in (de


opvolging) van Boodschappers, zodat jullie niet


zeggen: “Tot ons kwam geen brenger van goed nieuws


en geen waarschuwer. Maar nu is tot jullie een


Boodschapper van goed nieuws gekomen en een


waarschuwer. En Allah is tot alles in staat. (20) En


(gedenk) dat Mozes tot zijn mensen zei: “O mijn volk!


Gedenk de gunsten die Allah jullie heeft gegeven, toen


Hij Profeten onder jullie voortbracht en onder jullie


koningen aanwees, en Hij jullie gaf, wat Hij niet aan


anderen van de wereldwezens heeft gegeven. (21) O,


Hoofdstuk soera 5 Al-Mā’idah – De Gedekte


Tafel Deel Guz 6


149


mijn volk! Ga het Heilige land binnen wat Allah aan


jullie heeft toegekend en keer niet terug. want dan


zullen jullie tot de verliezers terugkeren. (22) Zij


zeiden: “O Mozes! In het (dit Heilige land) zijn mensen


van grote kracht en wij zullen het nooit binnengaan,


totdat zij weggaan; als zij weggaan gaan wij naar


binnen.” (23) Twee mannen van hen die (Allah)


vreesden en aan wie Allah Zijn gunsten had gegeven


zeiden: “Val hen door de poort aan, want als jullie daar


zijn, zal de overwinning aan jullie zijn en leg jullie


vertrouwen (volledig) in Allah als jullie ware gelovigen


zijn.” (24) Zij zeiden: “O, Mozes! Wij zullen nooit naar


binnen gaan, zolang zij daar zijn. Gaan jullie dan en


jullie Heer en vecht allebei, wij blijven hier zitten.”


(25) Hij zei: “O, mijn Heer! Ik heb slechts macht over


mijzelf en mijn broeder, scheidt ons dus van de mensen


die zondig zijn!” (26) (Allah) zei: “Daarom is het (dit


Heilige land voor hen voor veertig jaar) verboden; in


verwarring zullen zij door het land trekken. Heb geen


medelijden met de mensen die verdorven zijn.” (27) En


reciteer voor hen in waarheid het verhaal van de twee


zonen van Adam, toen ieder een offer (aan Allah)


bracht. Van één van hen (Abel) werd het aanvaard maar


van de ander (Kaїn) niet. De laatste zei tegen de eerste:


“Ik zal jou zeker doden.” De eerste zei: “Waarlijk,


Allah accepteert slechts van degenen die godvrezend


zijn. (28) Als je je hand tegen mij opheft om mij te


doden, zal ik nooit mijn hand tegen jou opheffen om je


te doden, want ik vrees Allah, de Heer der Werelden.


(29) Waarlijk, ik wil dat je mijn zonden en jouw


zonden op je neemt, zodat jij één van de bewoners van


het Vuur wordt, en dat is de vergelding voor de


Hoofdstuk soera 5 Al-Mā’idah – De Gedekte


Tafel Deel Guz 6


150


onrechtvaardigen.” (30) Toen zette hij zich ertoe aan


om zijn broeder te doden, hij vermoordde hem en werd


zo één van de verliezers. (31) En nadat (Kaїn geen raad


wist met het lijk van Abel) stuurde Allah een raaf die


(met zijn poten en snavel een gat) in de grond graafde


om hem te tonen hoe hij het dode lichaam van zijn


broeder (en zijn wandaad) moest verbergen. (Kaїn) zei:


“Wee mij! Ben ik zelfs niet in staat dat ik niet net zoals


de raaf het dode lichaam van mijn broeder kan


verbergen?” Daarop behoorde hij tot degenen die spijt


hebben. (door berouw te tonen). (32) Hierom hebben


Wij de Kinderen van Israël bevolen dat als iemand een


ander doodt- niet als vergelding voor een ziel of voor


het verspreiden van ellende over het land – het is, alsof


hij de hele mensheid gedood heeft en als iemand een


leven redt, het is alsof hij het leven van de hele


mensheid heeft gered. En zeker, tot hen kwam Onze


Boodschapper met duidelijke bewijzen en Tekenen, en


zelfs hierna waren velen overtreders op de aarde. (33)


De vergelding voor degenen die een oorlog tegen Allah


en Zijn Boodschapper aangaan en ellende over het land


brengen, is slechts dat zij gedood of gekruisigd worden,


of hun handen en voeten worden aan tegengestelde


kanten afgehakt, of zij worden uit het land verbannen.


Dat is hun vernedering in deze wereld en een grote


bestraffing behoort hen toe in het Hiernamaals. (34)


Behalve voor degenen die terugkomen met spijt


voordat zij onder jouw macht komen, in dat geval, weet


dan dat Allah de Vergevingsgezinde, de Genadevolle


is. (35) O, jullie die geloven! Verricht jullie plichten


voor Allah en vrees Hem. Zoek de middelen om Hem


te benaderen en werk hard voor Zijn zaak, zoveel jullie


Hoofdstuk soera 5 Al-Mā’idah – De Gedekte


Tafel Deel Guz 6


151


maar kunnen. Zodat jullie moge slagen. (36) Waarlijk,


als degenen die ongelovig zijn, alles op aarde zouden


hebben en nog evenzoveel daarbij om een losgeld voor


zichzelf te betalen tegen de bestraffing op de Dag der


Opstanding, het zou niet van hen aanvaard worden, en


voor hen zal er een pijnlijke bestraffing zijn. (37) Zij


hopen het Vuur te verlaten, maar zij kunnen daar nooit


uit en voor hen is er een altijd durende bestraffing. (38)


De dief, man of vrouw: hak zijn of haar hand af als


vergelding voor wat zij hebben gedaan, een straf als


voorbeeld van Allah. En Allah is de Almachtige,


Alwijze. (39) Maar degene die berouw toont nadat hij


zijn misdaad heeft begaan en goede daden verricht, dan


voorwaar, Allah zal hem vergeven. Waarlijk, Allah is


de Vergevingsgezinde, de Genadevolle. (40) Weet jij


niet dat slechts aan Allah het Koninkrijk van de


hemelen en aarde toebehoort? Hij straft wie Hij wil en


Hij vergeeft wie Hij wil. En Allah is tot alle zaken in


staat. (41) O, Boodschapper! Laat je niet bedroeven


door degenen die met elkaar wedijveren in ongeloof en


degenen die zeggen met hun monden: “Wij geloven!”


Maar hun harten hebben geen geloof. En onder de


Joden zijn er mannen die veel en aandachtig naar


leugens luisteren –zij geven gehoor aan een ander volk


dat niet bij jou gekomen is. Zij verwisselen de woorden


van hun plaats. Zij zeggen: “Als je dit is gegeven, neem


het, maar als je het niet is gegeven, let dan op!” En als


Allah Zijn beproeving (voor iemand) wil, dan ben jij


niet bij machte dat bij Allah tegen te houden. Dit zijn


degenen wiens harten Allah niet wenst te reinigen.


Voor hen is er op de wereld een vernedering en voor


hen is er in het Hiernamaals een grote bestraffing. (42)


Hoofdstuk soera 5 Al-Mā’idah – De Gedekte


Tafel Deel Guz 6


152


Zij blijven gehoor geven aan de leugen, zij blijven eten


van het verbodene. Als zij dus naar jou komen, oordeel


dan tussen hen, of keer je van hen af. En indien jij je


van hen afkeert, kunnen zij jou in het geheel niet


schaden. En als je oordeelt, oordeel dan onder hen met


rechtvaardigheid. Waarlijk, Allah houdt van degenen


die rechtvaardig zijn. (43) Maar waarom komen zij


voor een besluit naar jou terwijl zij de Thora hebben?


Daarin is de Wet van Allah: maar zelfs na dat keren zij


zich af. Want zij zijn geen (ware) gelovigen. (44)


Waarlijk, Wij hebben de Thora neergezonden, met


daarin Leiding en Licht. De Profeten, die zichzelf aan


Allah’s wil onderwierpen, oordeelden ermee over de


Joden. En de rabbijnen en de priesters (oordeelden ook)


met behulp van hetgeen hun van het Boek van Allah


was toevertrouwd, en zij waren daar getuigen van.


Vrees daarom niet de mensen maar vrees Mij en


verkoop Mijn verzen niet voor een geringe prijs. En wie


niet oordeelt met dat wat Allah geopenbaard heeft, is


een ongelovige. (45) En Wij hebben daarin voor hen


bevolen dat: “Een leven om een leven, een oog voor


een oog, een neus voor een neus, een oor voor een oor,


een tand voor een tand, en gelijken wonden vergolden


wordt.” Maar als iemand bij wijze van liefdadigheid


van de vergelding afziet, zal dat een uitwissing (van


zijn zonden) voor hem zijn. En iedereen die niet


oordeelt met dat wat Allah heeft geopenbaard, behoort


tot de onrechtvaardigen. (46) En in hun voetstappen


hebben Wij Isa, de zoon van Maryam gestuurd, de


Thora bevestigend en wat vóór hen was. En Wij gaven


hem de Bijbel, waarin Leiding en Licht was en de


bevestiging van wat er van de Thora (reeds) vόόr hem


Hoofdstuk soera 5 Al-Mā’idah – De Gedekte


Tafel Deel Guz 6


153


was: als een Leiding en een Vermaning voor de


godvrezenden. (47) Laat de mensen van de Bijbel


oordelen met dat wat Allah daarin geopenbaard heeft.


En iedereen die niet oordeelt met wat Allah


geopenbaard heeft behoort tot de verdorvenen. (48) En


Wij hebben aan jou het Boek (de Koran) in waarheid


gestuurd, vervullende hetgeen daarvóór in het Boek (de


Bijbel) was (verkondigd) en als bewaker daarover.


Oordeel dus onder hen met datgene wat Allah


geopenbaard heeft. En volg niet hun zelfingenomen


wensen, om van de Waarheid die tot jou gekomen is af


te wijken. Aan ieder van jullie hebben Wij een wet en


een duidelijke weg voorgeschreven. Als Allah het


gewild had, zou Hij jullie allen tot één volk hebben


gemaakt, maar (Hij) wenst jullie te mogen testen met


dat wat Hij jullie gegeven heeft; wedijver dus in goede


daden. De terugkeer van jullie (allen) is tot Allah, dan


zal Hij jullie inlichten over datgene waarin jullie van


mening verschilden. (49) (O Mohammed), oordeel


tussen hen met wat Allah heeft geopenbaard (zelfs al


zijn het Joden of andersgelovenden), en volg hun


zelfingenomen wensen (en begeerten) niet, maar hoed


je voor hen, dat zij jullie niet weglokken van wat Allah


aan jou neergezonden heeft. En als zij zich afkeren,


weet dan dat het Allah’s wil is om hen te straffen voor


sommige van hun zonden. En waarlijk, de meeste


mensen zijn echt verdorven. (50) Zoeken zij dan het


oordeel van onwetendheid? En wie is er beter in het


oordelen dan Allah voor de mensen die een stevig


geloof hebben? (51) O, jullie die geloven! Neem niet de


Joden en de Christenen als bondgenoten, zij zijn


bondgenoten van elkaar. En als één van jullie hen als


Hoofdstuk soera 5 Al-Mā’idah – De Gedekte


Tafel Deel Guz 6


154


bondgenoot neemt, dan behoort hij zeker tot hen.


Waarlijk, Allah leidt het onrechtvaardige volk niet. (52)


En jij ziet dan degenen in wiens harten een ziekte is,


zich naar hen (de vijanden van de moslims) toe


haasten.Zij zeggen: “Wij vrezen dat ongeluk of rampen


ons zullen treffen.” Misschien brengt Allah (jou) wel de


overwinning of een beslissing volgens Zijn wil. Dan


zullen zij spijt hebben voor wat zij geheim hebben


gehouden. (53) En degenen die geloven zullen zeggen:


“Zijn dit de mannen die bij Allah hebben gezworen dat


zij tot jullie behoren?” Alles wat zij deden was


vruchteloos en zij zijn de verliezers geworden. (54) O,


jullie die geloven! Iedereen van jullie die zijn rug tot


zijn godsdienst keert: Allah zal mensen voortbrengen


die Hij liefheeft en zij hebben Hem lief en dat nederig


is ten opzichte van gelovigen, ferm ten opzichte van


ongelovigen, vechtend op de Weg van Allah en nooit


bang voor degenen die verwijten maken. Dat is de


Gunst van Allah die Hij geeft aan wie Hij wil. En Allah


is Voldoende voor de noden van Zijn schepselen,


Alwetend. (55) Waarlijk, jullie beschermers zijn Allah


en Zijn Boodschapper. En de gelovigen – degenen die


het gebed volmaakt verrichten, zakaat geven, en


nederig buigen. (56) En iedereen die Allah, Zijn


Boodschapper en degenen die geloven als beschermers


neemt: zij maken de partij van Allah tot overwinnaars!


(57) O, jullie die geloven! Neem niet als bondgenoot


degenen die met jullie godsdienst spotten en scherts


maken uit de kring van degenen die het Boek vóór


jullie gegeven waren en neem de ongelovigen (ook


niet) als bondgenoot. En vrees Allah als jullie echt ware


gelovigen zijn. (58) En als jullie de roep tot het gebed


Hoofdstuk soera 5 Al-Mā’idah – De Gedekte


Tafel Deel Guz 6


155


aankondigen, nemen zij dat als (onderwerp van)


bespotting en scherts. Dit is omdat zij een volk zijn dat


niet begrijpt. (59) Zeg (O Mohammed): “O, Mensen


van het Boek! Wreken jullie ons voor geen andere


reden dan dat wij in Allah geloven en in wat aan ons is


neergezonden en in wat vroeger neergezonden is, en


omdat de meesten van jullie verdorvenen zijn? (60)


Zeg: “Zal ik jullie iets vertellen dat slechter is dan dat,


als een vergelding van Allah? Degenen die Allah heeft


vervloekt en over wie Hij Zijn woede heeft uitgestort


en van wie Hij (enkelen) tot apen en varkens en


duivelsdienaren heeft gemaakt. En degenen die de


afgoden aanbidden: zij zijn degenen die de slechtste


plaats hebben en die het verst afdwalen van de rechte


Weg!” (61) Toen zij tot jou kwamen zeiden zij: “Wij


geloven.” Maar eigenlijk komen zij binnen met de


bedoeling van ongeloof en zij gaan met hetzelfde naar


buiten. En Allah weet alles wat zij verbergen. (62) En


jij ziet dat velen van hen zich tot de zonde en de


overtreding haasten en zij eten onwettige zaken. Kwaad


is dat wat zij gedaan hebben. (63) Waarom weerhouden


de rabbijnen en de theologen hen niet van zondige


woorden en het eten van illegale zaken? Kwaad is het


wat zij hebben vertoond. (64) De Joden zeggen:


“Allah’s hand is gebonden.” Maar hún handen zijn


gebonden en zij zijn vervloekt voor wat zij gezegd


hebben. Nee, Zijn beiden handen zijn wijd uitgestrekt,


Hij besteedt zoals Hij wil. Waarlijk, de openbaring die


voor jou gekomen is van Allah, vermeerdert zeker bij


de meesten van hen opstandigheid en ongeloof. Wij


hebben haat en vijandigheid onder hen geplaatst tot aan


de Dag der Opstanding. Iedere keer als zij een


Hoofdstuk soera 5 Al-Mā’idah – De Gedekte


Tafel Deel Guz 6


156


oorlogsvuur ontsteken, dooft Allah het. En zij streven


(altijd) hard om ellende over de aarde te verspreiden.


En Allah houdt niet van de verderfzaaiers. (65) En als


de Mensen van het Boek maar geloofd hadden en het


kwaad afgeweerd hadden en godvrezend geworden


waren, zouden Wij zeker hun zonden uitgewist hebben


en hen tot de Tuinen der genoegens verwezen hebben.


(66) En als zij maar volgens de Thora en de Indjiel


(Bijbel) gehandeld hadden, en aan wat (nu) van hun


Heer is neergezonden, dan zouden zij zeker van wat


boven hen is en van wat onder hun voeten (aan voedsel)


is, hebben gekregen. Onder hen is een gematigde


gemeenschap, maar velen van hen verrichten kwade


daden. (67) O, Boodschapper! Verkondig wat aan jou is


neergezonden van jouw Heer. En als je dat niet doet,


dan heb je Zijn Boodschap niet duidelijk gemaakt.


Allah zal je tegen de mensheid beschermen. Waarlijk,


Allah leidt de mensen die ongelovig zijn niet. (68) Zeg


(O Mohammed): “O, Mensen van het Boek! Jullie zijn


niet (op de juiste weg) totdat jullie je vasthouden aan de


Thora en de Indjiel en aan wat jullie door jullie Heer


neergezonden is. ” Waarlijk, datgene wat voor jou is


neergezonden van jouw Heer doet velen van hen


toenemen in hun obstinate opstandigheid en ongeloof.


Wees dus niet bedroefd over de mensen die ongelovig


zijn. (69) Zeker, degenen die (in de Koran) geloven, en


de Joden en de Sabijnen en de Christenen die in Allah


en in de Laatste Dag geloven en goede daden


verrichten: voor hen zal er geen vrees zijn, noch zullen


zij bedroefd zijn. (70) Waarlijk, Wij hebben een


verbond gesloten met de Kinderen van Israël en hen


Boodschappers gestuurd. Elke keer dat er tot hen een


Hoofdstuk soera 5 Al-Mā’idah – De Gedekte


Tafel Deel Guz 6


157


Boodschapper kwam, met wat niet met hun eigen wens


overeenkwam, loochenden zij een groep en doodden zij


een groep. (71) Zij dachten dat er geen beproeving zou


zijn, dus werden zij blind en doof. Hierna keerde Allah


zich tot hen (met vergiffenis); maar opnieuw werden


velen blind en doof. En Allah is Alziende van wat zij


doen. (72) Zeker, zij zijn ongelovig die zeiden: “Allah


is de Messias, de zoon van Maryam” Maar de Messias


(Jezus) zei: “O, Kinderen van Israël, aanbidt Allah,


mijn Heer en jullie Heer.” Waarlijk, iedereen die


deelgenoten aan Allah toekent in de aanbidding: Allah


heeft hem waarlijk het Paradijs verboden. En voor hem


zal het Vuur zijn verblijfplaats zijn. En voor de


onrechtvaardigen zullen er geen helpers zijn. (73)


Zeker, de ongelovigen zullen degenen zijn die zeggen:


“Allah is een derde van drie (goden).” Maar er is geen


god dan de Ene God (Allah). En als zij niet stoppen met


wat zij zeggen, dan zal er zeker een pijnlijke bestraffing


voor de ongelovigen zijn. (74) Willen zij geen spijt aan


Allah betonen en om Zijn vergiffenis vragen? Want


Allah is de Vergevingsgezinde, de Genadevolle. (75)


De Messias (Jezus), zoon van Maryam is niet meer dan


een Boodschapper, alle Boodschappers vόόr hem zijn


heengegaan. Zijn moeder was een oprechte vrouw.


Beiden waren zij gewend om voedsel te eten (net als


andere mensen). Kijk hoe Wij de Tekenen voor hen


duidelijk hebben gemaakt, en zie dan hoe zij (de


ongelovigen) zich afwendden. (76) Zeg (O


Mohammed): “Hoe aanbidden jullie naast Allah iets


wat geen macht heeft jullie goed of kwaad te doen?


Maar het is Allah Die Alhorend, Alwetend is. (77) Zeg:


“O, Mensen van het Boek! Overdrijf niet zonder recht


Hoofdstuk soera 5 Al-Mā’idah – De Gedekte


Tafel Deel Guz 6


158


in jullie godsdienst en volg niet de zelfingenomen


wensen van een volk dat in voorbijgaande tijden


afgedwaald was en die velen misleid hebben. En zij zijn


van het Rechte Pad afgedwaald.” (78) Degenen onder


de Kinderen van Israël die ongelovig waren en door de


tongen van Dawoed (David) en Isa (Jezus) vervloekt


waren. Dit was omdat zij ongehoorzaam waren en de


grenzen plachten te overtreden. (79) Zij verboden


elkaar het verwerpelijke niet dat zij verrichtten. Slecht


was het wat zij plachten te doen! (80) Jij hebt velen van


hen gezien, die de ongelovigen als hun bondgenoten


namen. Slecht is het wat zij zelf vooruit hebben


gestuurd, daarom is Allah’s toorn op hen gevallen en zij


zullen in de bestraffing verblijven. (81) En als zij in


Allah en in de Profeet geloofd hadden en in wat aan


hem geopenbaard is, dan zouden zij hen nooit als


bondgenoten nemen, maar velen van hen zijn de


verdorvenen. ۞


(82) Waarlijk, jij zult zeker vinden dat de mensen die


het sterkst in vijandschap tegenover de gelovigen zijn,


de Joden en de afgodendienaren zijn. En jij zult zeker


vinden dat zij die het dichtst bij in de liefde voor de


gelovigen zijn, degenen zijn, die zeggen: “Wij zijn


Christenen.” Dit is omdat onder hen priesters en


monniken zijn en zij zijn niet trots. (83) En als zij


luisteren naar datgene wat aan de Boodschapper is


neergezonden, zien jullie dat hun ogen met tranen


gevuld zijn, omdat zij de Waarheid herkennen. Zij


zeggen: “Onze Heer! Wij geloven, noteer ons onder de


getuigen. (84) En waarom zouden wij niet geloven in


Allah en in wat tot ons is gekomen van de Waarheid?


En wij wensen dat onze Heer ons zal verwijzen onder


Hoofdstuk soera 5 Al-Mā’idah – De Gedekte



Recente berichten

EEN BOODSCHAP VAN EEN ...

EEN BOODSCHAP VAN EEN MOSLIMPREKER AAN EEN CHRISTEN

Zwangerschap en borst ...

Zwangerschap en borstvoeding tijdens de Ramadan

Een aantal regels ove ...

Een aantal regels over zedelijkheidsnormen bij een bezoek aan een zieke