Artikelen

Uitleg van de vier principes betreft


Shirk





De tekst van de vier principes betreft Shirk


In de Naam van Allah, de Erbarmer, de Meest


Barmhartige


Ik vraag Allah, de Heer van de Geweldige Troon, dat


Hij jouw Beschermer zal zijn in deze wereld en het


Hiernamaals, en dat Hij jou gezegend zal laten zijn waar


je ook bent, en dat Hij jou laat zijn van die (mensen) dat


wanneer (hen) gegeven wordt, (dat zij) dankbaar zijn;


en wanneer zij beproefd worden, geduldig zijn; en


wanneer zij zondigen, dan tonen zij berouw. En


waarlijk, deze drie zijn de sleutels van geluk.


Weet – moge Allah u leiden tot Zijn gehoorzaamheid –


dat de h’anafiyyah, de religie van Ibrahiem (Alayhie s-


Salaam), is dat je Allah alleen aanbidt, oprecht, de


religie enkel voor Hem laat zijn. Zoals Allah de Meest


Verhevene zegt: “En Ik heb de Djinn en de mens


slechts geschapen om Mij te dienen (aanbidden).”


[596] Soerat Ad-Dzaariyaat (51), aayah 56.


De auteur difinieert de religie van de grote profeet


Ibrahiem (Alayhie s-Salaam). Ibrahiem (Alayhie s-


Salaam) is 1 van de meest vooraanstaande standvastige


profeten en iemand die gerespecteerd wordt door


iedereen die beweerd Allah (Azza wa Djal) te


aanbidden. Als men kijkt naar de religie van Ibrahim


(Alayhie s-Salaam), dan zal jij zien dat het de pure


aanbidding van Allah is.


3


Allah zegt: “Voorwaar, Allah vergeeft niet dat er aan


Hem deelgenoten worden toegekend, maar Hij


vergeeft daarbuiten aan wie Hij wil…” [597] Soerat


An-Nisaa-e (4), aayah 116


En in een ander aayah zegt Hij: “Zeg: “Wie schenkt


jullie voorzieningen uit de hemel en de aarde,” of:


“Wie heeft de macht over (het scheppen van) het


horen en het zien en wie brengt het levende voort uit


het dode en wie brengt het dode voort uit het


levende, en wie verordent het bestuur?” Zij zullen


zeggen: “Allah.” Zeg dan: “Zullen jullie (Allah) dan


niet vrezen?” [598] Soerat Yoenoes (10), aayah 31


Men dient te weten dat wanneer aanbidding vermengd


wordt (met shirk), de aanbidding niet geaccepteerd


wordt en de handeling vernietigd. Als men weet dat


personen die zo handelen permanent in het Hellevuur


zullen zijn, dan zal men zich bewust van zijn dat dit het


belangrijkste onderwerp is om te bestuderen (kennen).


Misschien (door deze studie) zal Allah u redden van


deze kwade val, bedoelend shirk met Allah, waarover


Allah heeft gezegd: “Weet dat Allah de zuivere


aanbidding toekomt.


4


En degenen die naast Hem beschermers nemen


(zeggen:) “Wij aanbidden hen slechts opdat zij ons zo


dicht mogelijk tot Allah brengen.” Voorwaar, Allah


zal over hen rechtspreken over dat waarover zij van


mening verschillen. Voorwaar, Allah leidt niet


degene die een zeer zondige leugenaar is.”


[599] Soerat Az-Zoemar (39), aayah 3.


En dit zal (bereikt) worden door het bestuderen van de


vier principes, die Allah heeft genoemd in Zijn Boek.


5


Het eerste principe


Het eerste principe is dat men dient te weten dat de


ongelovigen die de boodschapper van Allah bestreed,


erkenden dat Allah de Schepper was, Degene Die


onderhoud geeft, en Degene Die verantwoordelijk is


voor alle zaken, maar dit liet hen niet de Islam


binnengaan. En het bewijs is de uitspraak van de


Verhevene: “Zeg: “Wie schenkt jullie voorzieningen


uit de hemel en de aarde,” of: “Wie heeft de macht


over (het scheppen van) het horen en het zien en wie


brengt het levende voort uit het dode en wie brengt


het dode voort uit het levende, en wie verordent het


bestuur?” Zij zullen zeggen: “Allah.” Zeg dan:


“Zullen jullie (Allah) dan niet vrezen?” [600] Soerat


Yoenoes (10), aayah 31.


6


Het tweede principe


Zij (de moeshriekien (afgodenaanbidders)) zeggen:


“Wij roepen hen niet aan en wenden ons tot hen,


behalve om nabijheid te zoeken en voorspraak (bij


Allah).


En het bewijs voor de nabijheid is in de Uitspraak van


de Verhevene: “Weet dat Allah de zuivere aanbidding


toekomt. En degenen die naast Hem beschermers


nemen (zeggen:) “Wij aanbidden hen slechts opdat


zij ons zo dicht mogelijk tot Allah brengen.”


Voorwaar, Allah zal over hen rechtspreken over dat


waarover zij van mening verschillen. Voorwaar,


Allah leidt niet degene die een zeer zondige


leugenaar is.”


[Soerat Az-Zoemar (39), aayah 3]


En het bewijs voor de voorspraak is in de Uitspraak van


de Verhevene: “En zij aanbidden naast Allah wat hen


niet schaadt en niet baat, en zij zeggen: “Dezen zijn


onze voorsprekers bij Allah…”


[ Soerat Yoenoes (10), aayah 18]


7


Er zijn twee soorten voorspraak: shafaa’ah al-manfiyyah


(ontkennende en verboden voorspraak); en shafaa’ah almoethbatah


(bevestigende en toegestane voorspraak).


Wat betreft shafaa’ah al-manfiyyah, dit is hetgeen


gevraagd wordt aan anderen dan Allah, waar men geen


macht over heeft behalve Allah. En het bewijs voor dit


is in de Uitspraak van de Verhevene: “O jullie die


geloven: geeft van dat waar Wij jullie mee voorzien


hebben, voordat de Dag komt waarop er geen


handel, geen vriendschap en geen voorspraak zal


zijn. En de ongelovigen: zij zijn de


onrechtvaardigen.”


[Soerat Al-Baqarah (2), aayah 254]


En shafaa’ah al-moethbatah is hetgeen gevraagd wordt


aan Allah. Degene die de voorspraak verricht is geëerd


(door Allah) met die voorspraak en degene waarvoor


voorspraak wordt gedaan is iemand over wiens woorden


en handelingen Allah tevreden is. (De shafaa’ah almoethbatah


vindt plaats) nadat toestemming (van Allah


gegeven is), zoals de Verhevene zegt: “…Wie is degene


die van voorspraak is bij Hem zonder Zijn verlof?...”


[Soerat Al-Baqarah (2), aayah 255]


8


Het derde principe


Dat de profeet tot de mensen kwam die verschillen


hadden in hun (objecten) van aanbidding: onder hen


waren de aanbidders van engelen, en onder hen waren


de aanbidders van profeten en vromen, en onder hen


waren de aanbidders van bomen, beelden en stenen, en


onder hen waren de aanbidders van de zon en de maan.


De boodschapper van Allah bestreed hen echter


allemaal en maakte geen onderscheid tussen hen.


En het bewijs hiervoor (dat hij hen allemaal bestreed) is


in de Uitspraak van de Verhevene: “En bevecht hen


totdat er geen Fitnah meer is en de godsdienst geheel


voor Allah is…”


[Soerat Al-Anfaal (8 ), aayah 39]


En het bewijs van (het aanbidden) van de zon en de


maan, is de Uitspraak van de Verhevene: “En tot Zijn


tekenen behoren de nacht en de dag, en de zon en de


maan. Knielt jullie niet neer voor de zon en niet voor


de maan, maar knielt jullie neer voor Allah, Degene


Die hen heeft geschapen, als jullie alleen Hem


aanbidden.”


[Soerat Foesilat (41), aayah 37]


9


En het bewijs voor (het aanbidden) van de engelen, is de


Uitspraak van de Verhevene: “En Hij beveelt jullie


niet de engelen en de profeten als heren te nemen…”


[Soerat Aal-‘Imraan (3), aayah 80]


En het bewijs voor (het aanbidden) van profeten, is o.a.


de vorige Uitspraak van de Verhevene, maar ook: “En


(gedenk) toen Allah zei: “O ‘Isa, zoon van Maryam,


heb jij tegen de mensen gezegd: “Neemt mij en mijn


moeder tot twee goden naast Allah?” En hij (‘Isa)


zei: “Heilig bent U! Nooit zal ik kunnen zeggen


waarop ik geen recht heb. Indien ik dat gezegd had,


zou U dat zeker geweten hebben. U weet wat er in


mijn ziel is, en ik weet niet wat er in Uw ziel is.


Voorwaar, U bent de Kenner van het verborgene.”


[Soerat Al-Maa’idah (5), aayah 116


En het bewijs voor (het aanbidden) van de vromen, is de


Uitspraak van de Verhevene: “Zij (de


veelgodenaabidders) zijn degenen die aanroepen, (en


zij die aangeroepen worden) zoeken zelf naar een


middel tot hun Heer. Wie van hen het dichtst bij


(hun Heer) zijn en op Zijn Barmhartigheid hopen en


Zijn bestraffing vrezen: voorwaar, een bestraffing


van jouw Heer is te vrezen.” [Soerat Al-Israa-e (17),


aayah 57]


10


En het bewijs voor (het aanbidden) van de bomen,


beelden en de stenen, is de Uitspraak van de Verhevene:


“Zien jullie (veelgodenaanbidders) dan al-Laata en


al-‘Oezza? En Manaata, de andere, de derde?”


[Soerat An-Nadjm (53), aayah 19-20]


En (een ander bewijs is) de h’adieth van Abi Waqid al-


Laythie (Radhya llaahoe ‘anhoe), waarin hij zei: “Wij


trokken uit met de profeet naar H’oenayn en destijds


waren wij dicht bij de periode van koefr (ongeloof). En


de moeshriekien hadden een plaats van aanbidding,


waaraan zij hun wapens hingen. Zij noemden het ‘Dza


Anwaat’. Dus toen wij die plaats van aanbidding


paseerden, zeiden wij: “O boodschapper van Allah,


maak voor ons een hangplaats, zoals zij een hangplaats


hebben…”Overgeleverd door at-Tiermidzie en Ah’mad


11


Het vierde principe


Dat de moeshriekien in onze tijd ernstiger zijn in shirk,


dan die van vroeger, doordat die van het verleden shirk


begingen in (tijden van) gemak, maar oprecht waren


(jegens Allah) in (tijden van) rampspoed. De


moeshriekien van onze tijd begaan echter altijd shirk, in


gemak en rampspoed. Het bewijs hiervoor is de


Uitspraak van de Verhevene: “En als zij op schepen


varen, dan roepen zij Allah aan. Hem zuiver


aanbiddend. Maar zodra Hij hen dan heeft gered


(en) aan land heeft gebracht, dan kennen zij


deelgenoten (aan Allah) toe.”


[Soerat Al-‘Ankaboet (29), aayah 65]


.


12


Uitleg van de vier principes


Introductie


Bismillahir rahmanir rahiem


Ik vraag Allah, de Nobele Heer van de Almachtige


Troon, dat Hij uw Beschermer zal zijn in deze


wereld en het Hiernamaals, en dat Hij u gezegend zal


laten zijn waar u ook bent, en dat Hij u laat zijn van


die (mensen) dat wanneer (hen) gegeven wordt, (dat


zij) dankbaar zijn; en wanneer zij beproefd worden,


geduldig zijn; en wanneer zij zondigen, dan tonen zij


berouw. En waarlijk, deze drie zijn de sleutels van


geluk.


De Sheikh begint zijn werk met het Basmalah, d.w.z. de


zin Bismillaahi r-Rah’maani r-Rah’iem. Hiermeel volgt


hij de Soennah van Allah en Zijn boodschapper Allah


begon de eerste Soerat in de Koran namelijk met de


aayah: Bismillaahi-r Rah’maani-r Rah’iem. En Hij is


elke Soerat in de Koran begonnen met het Basmalah,


behalve Soerat at-Tawbah (9). De profeet was ook


gewoon zijn brieven te beginnen met het Basmalah.


Toen hij bijvoorbeeld een brief schreef aan Hercalius,


de keizer van Rome, verklaarde het:


13


Bismillaahi r-Rah’maani r-Rah’iem. Van Mohammad,


de dienaar van Allah en Zijn boodschapper aan


Hercalius, de leider van de Romeinen.


Het reciteren van Al-Basmalah voor elke handeling


heeft vele voordelen. Om te beginnen volgt men de


Soennah van Allah en Zijn boodschapper, zoals eerder


uitgelegd is. Ten tweede herinnert men zich hiermee dat


het doel van deze handeling – wat het ook moge zijn –


het verkrijgen van een beloning van Allah is. Zelfs al


wordt een niet-religieuze handeling verricht met de


juiste intenties, dan kan deze beloond worden door


Allah – zolang de handeling zelf toegestaan is, eveneens


de reden waarom men de handeling verricht. Ten derde


is het een impliciete doe’aa-e (smeekbede) aan Allah


om degene die deze handeling verricht te zegenen in


deze handeling, en hem succesvol erin te laten zijn. Ten


vierde, wanneer een persoon de gewoonte ontwikkelt


om Al-Basmalah te zeggen, dan zal hij automatisch


verminderen in zonde. Dit komt doordat men onbewust


Al-Basmalah zal zeggen voor elke handeling die hij


verricht, dus wanneer het een zonde is dan zal hij


zichzelf aan Allah herinneren, en het verrichten van de


handeling vermijden.


14


De auteur maakt vervolgens een oprechte doe’aa-e voor


de lezer, en dit is een indicatie voor zijn bezorgdheid


om de moslim – hij vraagt Allah namelijk om de lezer te


beschermen van alle kwaden, en dat Hij hem gezegend


laat zijn waar hij ook is. Één van de essentiële manieren


om gezegend te zijn, is door kennis op te doen en het


vervolgens te verspreiden, waar men ook heen gaat. Op


deze manier zullen mensen dus voordeel halen door


hem, ten alle tijden en op elke plaats, en hij zal het


goede verspreiden waar hij ook gaat. Deze zelfde


doe’aa-e is ook verricht door de nobele profeet ‘Isa Ibn


Maryam (Jezus) (Alayhie s-Salaam), terwijl hij een


baby was en in de wieg lag, zeggend: “En Hij heeft mij


gezegend waar ik ook ben en Hij heeft mij bevolen


de salaat te verrichten en de zakaat (te betalen),


zolang ik leef.”[ Soerat Maryam (19), aayah 31].


De auteur gebruikt tevens de verheven Namen en


Eigenschappen van Allah (Azza wa Djal) om dichter tot


Hem te komen, opdat zijn doe’aa-e geaccepteerd wordt.


Hij verklaart namelijk, dat hij bidt tot Allah “...de Heer


van de Nobele Troon.” De Troon van Allah is één van


de grootste Tekenen van Allah. Het is de grootste


creatie, want geen ander object dat geschapen is, is zo


groot of zwaar als de Troon. Het heeft zuilen, die


vastgehouden worden door eerbiedwaardige engelen.


15


Tevens is het omringd door engelen die Allah (Azza wa


Djal) voortdurend prijzen en vergiffenis vragen voor de


gelovigen. Het is het hoogste geschapen object van


Allah, en het dak van Djannatoe l-Firdaws (Djannatoe l-


Firdaws is het hoogste niveau in het Paradijs dat


bereikt kan worden; moge Allah het onze verblijfplaats


laten zijn)


Het is beschreven in de Koran met de term madjied, wat


impliceert dat het een majesteitelijke en nobele Troon


is; tevens is het beschreven met de term ‘adziem, wat


impliceert dat het een grote en geweldige Troon is.


En het is deze grootse Troon waarbij Allah Zichzelf


Verheven heeft, zoals Hij gezegd heeft in meer dan


zeven verzen van de Koran: “De Barmhartige, Die op


Troon verheven is.” [Soerat Taa-Ha (20), aayah]


Al deze eigenschappen van de Troon zijn authentiek


verhaald in de Koran en ah’adieth. Vandaar dat de


auteur de titel “de Nobele Heer van de Troon” gebruikt,


om zo de kans te vergroten dat zijn doe’aa-e wordt


verhoord.


De Sheikh noemt de drie karakteristieken, die hij de


sleutels tot geluk’ noemt, aangezien elke persoon die


gezegend is met deze drie sleutels in staat zal zijn om de


deuren van het goede en geluk te openen, zowel in deze


wereld als het Hiernamaals.


16


Dit komt doordat alles wat een gelovige overkomt, iets


is dat hij wenst, of iets is dat hij niet wenst en dat


slechte gevolgen met zich meebrengt. Een gebeurtenis


die wenselijk is, is zonder enige twijfel een zegening


van Allah verklaart in de Koran: “Wat jou van het


goede overkomt, het is van Allah...” [Soerat An-


Nisaa-e (4), aayah 79]


En Hij zegt tevens: “...Als jullie dankbaar zijn, dan


zullen Wij zeker jullie (genietingen)


vermeerderen...” [Soerat Ibrahim (14), aayah 7]


Ware dankbaarheid aan Allah vereist een fysieke


dankbaarheid, zoals met de uitspraak Al-h’amdoelilaah


(alle lof is voor Allah). Het vereist het niet misbruiken


van de goede fortuinen waarmee Allah (Azza wa Djal)


een persoon gezegend heeft. In plaats hiervan vereist


ware dankbaarheid aan Allah (Azza wa Djal), dat een


persoon zijn zegeningen gebruikt om Allah zelfs nog


meer te aanbidden. Als een persoon bijvoorbeeld Allah


wenst te danken voor het geld waarmee hij gezegend is,


dan wordt dit bereikt door het betalen van zakaat over


dit geld, en door het aan te wenden om de tevredenheid


van Allah te verkrijgen.


17


Als een ramp een dienaar treft, dan is deze ramp ofwel


religieus van aard, en is deze door de persoon zelf


veroorzaakt – dit wordt een zonde genoemd – of het is


een wereldse ramp, die plaatsvindt met de Wil van


Allah – dit is een test en beproeving van Allah. Dus


wanneer een moslim een zonde begaat, dan realiseert hij


zich de verkeerdheid van hetgeen hij heeft verricht, en


vervolgens probeert hij het onmiddelijk te corrigeren


door berouw te tonen voor de zonde.


Allah (Azza wa Djal) zegt: “Voorwaar, Allah


aanvaardt slechts het berouw van degenen die het


slechte uit onwetendheid bedrijven en vervolgens


snel berouwvol zijn. Zij zijn degenen van wie Allah


het berouw aanvaardt en Allah is Alwetend, Alwijs.”


[Soerat An-Nisaa-e (4), aayah 17]


Waar berouw dient oprecht omwille van Allah verricht


te worden; het dient vergezeld te worden met een echt


gevoel van schuld; en een serieuze vastbeslotenheid om


de zonde niet te herhalen. Bovendien dient de zondaar te


vermeerderen in het vragen van vergiffenis aan Allah,


en ook dient hij meer goede daden te verrichten, opdat


Allah het kwaad zal wegvegen dat hij heeft aangericht.


18


Wat betreft een wereldse ramp, een persoon dient zich


volledig bewust te zijn dat het leven van deze wereld


slechts een test is, waarbij deze persoon gedurende zijn


hele leven getroffen zal worden door vele verschillende


tegenslagen, om te zien of hij dankbaar is of niet.


Allah (Azza wa Djal) zegt: “En Wij zullen jullie zeker


beproeven met iets van vrees, honger, vermindering


van bezittingen, levens en vruchten. Maar verkondig


blijde tijdingen aan de geduldigen. Degenen die, als


een rampspoed hen treft, zeggen: “Innaa lillaahi wa


innaa ilaihi raadji’oen (tot Allah behoren wij en tot


Allah keren wij terug).” [Soerat al-Baqarah (2),


aayah 155-156]


Kortom, degene die in staat is om Allah te danken voor


het goede waarmee hij gezegend is, berouw toont voor


de zonden die hij heeft verricht, en geduldig is omwille


van Allah wanneer een rampspoed hem treft, heeft zeker


de sleutels ontvangen van al het geluk.


Aanbidding: doelen en definitie


Weet – moge Allah u leiden naar gehoorzaamheid


tegenover Hem – dat de h’anifiyyah, de relige van


Ibrahim (Alayhie s-Salaam), is dat je alleen Allah


aanbidt, oprecht, en dat je de religie enkel voor Hem


laat zijn.


19


Zoals Allah de Meest Verhevene zegt: “En Ik heb de


Djinn en de mens slechts geschapen om Mij te dienen


(aanbidden).” [Soerat Adh-Dhaar’yaat (51), aayah


56]


De auteur definieert de religie van de grote profeet


Ibrahim (Alayhie s-Salaam). Ibrahim is één van de


meest vooraanstaande standvastige profeten, en iemand


die gerespecteerd wordt door iedereen die beweert Allah


te aanbidden. Als men kijkt naar de religie van Ibrahim


(Alayhie s-Salaam), dan zal hij zien dat het de pure


aanbidding is van Allah. Allah (Azza wa Djal) zegt:


“Ibrahim was geen jood, en geen christen, maar hij


was een H’anief, die zich (aan Allah) overgegeven


had, en hij behoorde niet tot de


veelgodenaanbidders.”


[Soerat Aal ‘Imraan (3), aayah 67]


En in een ander vers zegt Hij: “En wie is beter in de


godsdienst dan degene die zich volledig aan Allah


overgeeft en weldoet, en de godsdienst van Ibrahim,


H’anief, volgt. En Allah nam Ibrahim als khaliel.”


[Soerat An-Nisaa-e (4), aayah 125]


20


De term h’anief betekent dat een persoon zich richt op


het aanbidden van Allah en al het andere achter zich


laat, door afstand te nemen van shirk. Dat is waarom de


mensen in de tijd van de profeet die de Arabische


afgodenaanbidders afwezen, h’oenafaa-e werden


genoemd. Zij keerden zich namelijk weg van dergelijke


afgoderij en aanbaden in plaats hiervan enkel Allah


(Soebh’anahoe wa Ta’aalaa).


De profeet werd eens gevraagd: “Welke religie is het


meest geliefd bij Allah?” Dus antwoordde hij: “De


voornaamste h’anifiyyah,” Overgeleverd door al-


Boekhaarie in zijn Adab al-Moefrad 387. (Zie as-Silsilah


881) hetgeen de Islam is. In deze h’adieth noemde hij


de Islam de ‘voornaamste h’anifiyyah,’ hiermee


aangevend dat het de essentie is van de religie van


Ibrahim, wat de pure aanbidding van Allah was.


Allah (Azza wa Djal) verklaart in het door de auteur


geciteerde vers, het doel van de schepping. Dit vers is


absoluut expliciet in het vaststellen van het doel van de


schepping en dat is dat de mensheid en de djinn Allah


dienen te aanbidden. Het is daarom noodzakelijk voor


een persoon om het doel van de schepping te begrijpen.


Taalkundig wordt aanbidding – of ‘ibaadah –


gedefinieerd als het hebben van een complete liefde


voor het object dat aanbeden wordt, gepaard met


complete nederigheid en dienstbaarheid (Zie


Moekhtasar as-Silsilah, van ar-Raazi, p.408)..


21


Wanneer een object dus geliefd wordt, maar een


persoon voelt zich er niet nederig tegenover, dan is dit


geen ‘ibaadah. Zoiets kan bijvoorbeeld voorkomen


wanneer een vader liefde toont aan zijn familie en


kinderen. Eveneens, wanneer aan een object


dienstbaarheid en nederigheid wordt getoond, zonder


enige liefde, dan is het ook dit geen aanbidding. Zoiets


kan bijvoorbeeld voorkomen in het geval van een


koning of heerser. Enkel wanneer deze twee


karakteristieken gecombineerd worden in het geheel,


dan zal ‘ibaadah plaatsvinden.


Wanneer de term ‘ibaadah in de teksten van de Koran of


Soennah voorkomt, dan verwijst het naar een breed


aantal handelingen, die allen handelingen en


verklaringen bevatten die Allah liefheeft en Hem


tevreden maken, ongeacht of deze handelingen van het


hart, tong of ledematen zijn { Madjmoe’ al-Fataawa 10/149}


‘Ibaadah van het hart omvat o.a het houden van Allah,


het vrezen van Allah, en het hopen van het beste van


Allah; ‘ibaadah van de tong omvat o.a. het reciteren van


de Koran, het gedenken van Allah (dhikr), en het


oproepen (uitnodigen) van anderen tot het aanbidden


van Allah (da’wah) en ‘ibaadah van de ledematen omvat


o.a. het vasten, bidden en het geven in liefdadigheid.


22


Men kan dus zien dat de term ‘ibaadah breed en veel


omvattend is, aangezien het alle handelingen bevat, die


Allah geboden heeft en waarmee Hij tevreden


is.‘Ibaadah heeft twee basis voorwaarden en drie zuilen.


De term ‘voorwaarde’ geeft aan dat elke handeling ter


aanbidding in overeenstemming dient te zijn met deze


twee simpele voorwaarden, opdat de handeling


geaccepteerd wordt. Geen handeling kwalificeert zich


als een handeling ter aanbidding, totdat aan deze


voorwaarden wordt voldaan. De term ‘zuil’ geeft aan,


dat deze zuilen aanwezig dienen te zijn wanneer de


handeling verricht wordt, opdat het een perfecte


handeling ter aanbidding zal zijn.


De eerste voorwaarde is dat de handeling enkel omwille


van Allah verricht wordt. Dit is de essentie van


Tawh’ied – dat alle handelingen van een persoon enkel


omwille van Allah verricht worden.


En dit is de toepassing van de zin: Laa ilaaha illa llaah


(niets heeft het recht om aanbeden te worden behalve


Allah), wat de eerste helft van de geloofsgetuigenis, de


shahaada, is. Door te bevestigen dat er geen god is die


aanbidding waardig is dan Allah, bevestigt een persoon


dat al zijn religieuze handelingen enkel omwille van


Allah verricht worden.


23


De tweede voorwaarde is dat de handeling verricht


wordt in overeenstemming met de Soennah van de


profeet. Met andere woorden, een persoon kan geen


handeling van aanbidding zelf bedenken, want de enige


wijze om te weten of een specifieke handeling een


handeling ter aanbidding is of niet, is door te zien of de


profeet Mohammed deze handeling opgedragen heeft


of niet. En dit is de toepassing van de zin:


Moeh’ammadoen r-Rasoeloe llaah (Mohammed is de


boodschapper van Allah), de tweede helft van de


geloofsgetuigenis. Door te bevestigen dat Mohammed


de ware boodschapper is en een profeet van Allah


(Soebh’anahoe wa Ta’aalaa), bevestigt men dat enkel de


profeet het recht heeft om gehoorzaamd te worden


(naast Allah Zelf natuurlijk), zonder enige vragen te


stellen. De enige persoon die ons kan informeren hoe


Allah te aanbidden is de profeet, aangezien hij degene


is waar Allah mee gecommuniceerd heeft.


Al-Fodhayl ibn Iyaadh (Al-Fodhayl ibn ‘lyyadh ibn Mas’oed


at-Tamimi (187 H.) is geboren in Samarkand (stad in Oezbekistan)


en groeide uit tot een struikrover. Echter, hij toonde berouw


hiervoor en reisde naar Al-Koefah (stad in Irak), op zoek naar


kennis. Hij werd beroemd voor zijn onthouding en vroomheid. cf.


Tahdzieb al-Kamaal (4736); Tahdzieb at-Tahdzieb.)


24


Zei met betrekking tot het vers: “Degene Die de dood


en het leven heeft geschapen om jullie te beproeven,


(en te tonen) wie van jullie de beste daden verricht.


En Hij is de Almachtige, de Vergevensgezinde.”


[Soerat al-Moelk (67), aayah 2]


(Dit betekent dat handelingen worden verricht) op


correcte wijze en met een oprechte intentie. Indien een


handeling verricht wordt met een oprechte intentie, doch


op incorrecte wijze, dan zal het niet geaccepteerd


worden; eveneens, als een handeling correct verricht


wordt, maar niet met een oprechte intentie, dan zal het


tevens verworpen worden. Alleen wanneer een


handeling correct en oprecht verricht wordt, zal deze


geaccepteerd worden. En ‘oprechtheid’ betekent dat de


handeling omwille van Allah verricht wordt, en


‘correct’ betekent dat de handeling volgens de Soennah


verricht wordt.” [Djamie’ al-‘Oeloem, p.59]


Kortom, deze twee voorwaarden zijn van essentieel


belang voordat een persoon enige handelingen van


aanbidding gaat verrichten. Als er niet aan de eerste


voorwaarde voldaan wordt, dan wordt de handeling als


een vorm van shirk, aangezien het verricht is voor iets


(iemand) anders dan Allah.


25


En als niet aan de tweede voorwaarde voldaan wordt,


dan wordt de handeling beschouwd als een innovatie, of


bid’ah. Tegelijkertijd bestaan er drie essentiële zuilen,


waar al de aanbidding van een persoon op gebaseerd is.


Met andere woorden, terwijl hij of zij één van de


handelingen van aanbidding verricht, dienen deze drie


zuilen aanwezig te zijn, opdat de handeling compleet en


perfect zal zijn. Tevens kan gezegd worden dat deze


drie zuilen in feite de drijfveer zijn voor alle


handelingen van aanbidding.


Deze drie zuilen zijn: liefde, angst en hoop. Een persoon


aanbidt Allah dus uit liefde, angst en hoop. Een persoon


aanbidt Allah dus uit liefde voor Allah en de vrees voor


de bestraffing van Allah en een oprechte hoop om de


beloning van Allah te verkrijgen. Indien aan één van


deze drie voorwaarden niet wordt voldaan, dan is de


juiste geest van de aanbidding niet aanwezig.


Sommige geleerden hebben een voorbeeld gegeven van


‘ibaadah en deze drie zuilen, in de vorm van een vogel


met zijn twee vleugels. Het hart van de vogel is de


liefde voor Allah, en ‘angst’ en ‘hoop’ zijn de twee


vleugels.Dus wanneer de ‘liefde’ (het hart) niet


aanwezig is, dan zal de ‘ibaadah (de vogel als geheel)


dood zijn. En als ‘hoop’ dan wel ‘angst’ afwezig is, dan


is de ‘ibaadah niet in staat om te bewegen.


26


Hoewel de bewijzen voor ieder van deze zuilen


veelvuldig zijn combineer Allah (Azza wa Djal) deze


tevens in een vers, die later ook geciteerd wordt door de


auteur: “Zij (de veelgodenaanbidders) zijn degenen


die aanroepen, (en zij die aangeroepen worden)


zoeken zelf naar een middel tot hun Heer. Wie van


hen het dichtst bij (hun Heer) zijn en op Zijn


Barmhartigheid hopen en Zijn bestraffing vrezen:


voorwaar, een bestraffing van jouw Heer is te


vrezen.” [Soerat Al-Israa-e (17), aayah 57]


In dit vers beschrijft Allah (Azza wa Djal) de situatie


van Zijn dienaren, die aanbeden worden door


onwetende mensen. Deze dienaren concurreren met


elkaar, proberen dichter bij Allah te komen doordat zij


van Hem houden. Tegelijkertijd zijn zij hoopvol om de


Genade van Allah te bereiken, en vrezend voor Zijn


bestraffing. Zij aanbidden Allah (Azza wa Djal) dus op


basis van de drie zuilen van liefde, angst en hoop.


Tawh’ied en Shirk


Dus wanneer u weet, dat Allah u heeft geschapen om


Hem te aanbidden, weet dan dat ‘aanbidding’ niet als


aanbidding wordt beschouwd, behalve met tawh’ied


(monotheïsme), zoals het gebed geen gebed wordt


genoemd, behalve met reinheid (tah’aarah).


27


Dus als shirk zich mengt in de aanbidding, dan wordt


het niet geaccepteerd, zoals onreindheid reinheid


vernietigt als het erin binnengaat.


De aanbidding van Allah heeft twee noodzakelijke


voorwaarden, zoals reeds besproken is, waarvan de


eerste oprechtheid is. Dit betekent dat handelingen van


aanbidding enkel tot Allah gericht dienen te zijn. Dit is


de kern van Tawh’ied, hetgeen de boodschap was van


alle profeten van Allah (Soebh’anahoe wa Ta’aalaa),


vanaf Aadam (Alayhie s-Salaam) tot aan Mohammed.


Tawh’ied wordt gedefinieerd als: het alleen aanbidden


van Allah, terwijl men gelooft in Zijn Unieke Essentie,


Eigenschappen en Handelingen.


Kortom, er zijn twee aspecten van tawh’ied. Het eerste


aspecht heeft te maken met de abstracte voorstelling van


de Essentie van de Schepper. Een persoon dient het


perfecte bestaan van Allah te bevestigen en zijn


Essentie, Namen en Eigenschappen te beschouwen als


Uniek en Perfect. Dit aspect staat bekend in het


Arabisch als Tawh’ied al-l’tieqaadie, bedoelend het


hebben van Tawh’ied in het geloof. Het tweede aspect


heeft te maken met de verwezenlijking van deze


bevestiging, door het doel van alle handelingen van


aanbidding het bereiken van de tevredenheid van Allah


te laten zijn. Dit aspect staat bekend als Tawh’ied al-


‘Amalie, of Tawh’ied in alle handelingen.


28


Deze twee aspecten zijn even essentieel, opdat de


Tawh’ied van een compleet zal zijn. Als iemand


bijvoorbeeld gelooft dat Allah een zoon heeft, maar alle


handelingen van aanbidding tot Allah alleen richt, dan is


hij geen moslim. Hetzelfde geldt voor degene die


gelooft in het Perfecte Bestaan van Allah, maar alle


handelingen van aanbidding richt tot een afgod, ook hij


is geen moslim. Alleen wanneer een persoon tawh’ied


bevestigt en praktiseert in de meest volle zin, dan zal hij


of zij moslim(a) zijn Shirk is het tegenovergestelde van


tawh’ied. Het is niet mogelijk dat in het hart van een


persoon tawh’ied bestaat naast shirk. Shirk wordt


gedefinieerd als: het nemen van een deelgenoot naast


Allah. Met andere woorden, het vereist het toekennen


van een recht aan een geschapen object, terwijl dat


enkel Allah toekomt. Als een persoon daarom in shirk


valt, dan verlaat hij automatisch tawh’ied, aangezien


tawh’ied, door zijn percieze definitie, betekent dat men


zijn handelingen verzuivert omwille van Allah. Het


voorbeeld dat de auteur geeft verduidelijkt dit punt.


Precies zoals een handeling die de reiniging van een


persoon verbreekt, ongeacht hoe klein of gering de


handeling ook is, zo vernietigt shirk de tawh’ied van een


persoon, ongeacht hoe klein of nietszeggend het ook


moge lijken.


29


Het is om deze reden dat als een persoon valt in shirk,


dat al zijn handelingen afgewezen worden. Allah (Azza


wa Djal) zegt in de Koran: “En voorzeker, er is aan jou


en degenen voor jou geopenbaard: “Als jij deelgenoten


toekent, dan zullen jouw werken vruchteloos worden


en zul zij zeker tot de verliezers behoren.”


[Az-Zoemar (39), aayah 65]


In dit vers verklaart Allah (Soebh’anahoe wa Ta’aalaa)


dat zelfs als de profeet in shirk zou vallen – en


natuurlijk is dit niet mogelijk – dan zouden al zijn goede


daden weggeveegd worden en niet geaccepteerd worden


door Allah. In dit wordt een strenge waarschuwing


gegeven voor (het wegblijven van) shirk, aangezien het


alle goede daden van een persoon vernietigt, zoals een


persoon zijn gebed zou vernietigen, wanneer hij zijn


woedhoe-e (de kleine rituele wassing) verbreekt.


Het belang van het kennen van Shirk


Men dient dus te weten dat wanneer aanbidding


vermengd wordt (met shirk), de aanbidding niet


geaccepteerd wordt en de handeling vernietigd. Als men


weet dat personen die zo handelen permanent in het


Hellevuur zullen zijn, dan zal men zich realiseren dat dit


het belangrijkste onderwerp is om te bestuderen


(kennen).


30


Door deze studie zal Allah u misschien redden van deze


kwade val, bedoelend shirk met Allah, waarover Allah


(Azza wa Djal) heeft gezegd: “Weet dat Allah de


zuivere aanbidding toekomt. En degenen die naast Hem


beschermers nemen (zeggen:) “Wij aanbidden hen


slechts opdat zij ons zo dicht mogelijk tot Allah


brengen.” Voorwaar, Allah zal over hen


rechtspreken over dat waarover zij van mening


verschillen. Voorwaar, Allah leidt niet degene die


een zeer zondige leugenaar is.”


[Soerat Az-Zoemar (39), aayah 3]


Dit zal bereikt worden door het bestuderen van de vier


principes, die Allah – de Verhevene – heeft genoemd in


Zijn boek.Het belang van het bestuderen van elke zaak


is afhankelijk van de potentiële opbrengst of schade.


Daarom zien wij dat vele wetenschappelijke


disciplinens gericht zijn op het verkrijgen van voordelen


voor de mens, zoals met meetkunde. Tegelijkertijd zijn


er doktoren die hun hele leven doorbrengen met het


bestuderen van bepaalde ziekten, niet omdat zij erdoor


getroffen kunnen worden, maar juist om hun gevaren te


leren en dus de ziekten of de verspreiding ervan


proberen te voorkomen.


31


Het is met dit perspectief in gedachten, waardoor de


Islam ons feitelijk oplegt om bepaalde kwaden te leren


en bestuderen. Allah (Azza wa Djal) zegt in de Koran:


“En zo leggen Wij de Verzen uit. En opdat de weg


van de zondaren duidelijk wordt.”


[Soerat Al-An'aam (6), aayah 55]


Allah de Almachtige heeft het pad dus duidelijk


gemaakt voor de gelovige en Hij heeft tevens het pad


van de zondaren verduidelijkt (m.a.w. iedereen die


tegen het pad van de gelovigen in gaat), en door dit te


doen, is de persoon die deze paden volgt beter in staat


om een onderscheid te maken tusssen de twee, en dus in


staat om zichzelf te redden van gevaar. Dat is de reden


waarom H’oedeifah ibn al-Yamaan (Radhya llaahoe


‘anhoe), één van de grootste metgezellen, zei: “De


metgezellen vroegen over goede zaken, maar ik vroeg


hem  over slechte zaken, want ik was bang dat zij mij


zouden treffen.” Overgeleverd door Moesliem 4726''.


En ‘Oemar ibnoe l-Khattaab (Radhya llaahoe ‘anhoe)


zei: “De zuilen van de Islam zullen vernietigd worden,


één voor één, wanneer mensen die Djaahielieyyah niet


kennen grootgebracht worden in Islam.” (Tafsier al-'Aziez


al-H'amid).


32


De betekenis van deze diepgaande uitspraak, is dat


wanneer mensen niet realiseren hoe het kwade te


herkennen, dat zij erin zullen vallen. Één van de


redenen waarom de metgezellen de beste zijn van deze


natie, is doordat zij opgegroeid waren in het ergste van


alle Djaahielieyyah , dus toen de Islam kwam werden


zij de zuiverste van de zuiveren. Als gevoel van het


kwaad waarin zij waren grootgebracht, waardeerden zij


de zuiverheid van de Islam op een manier die anderen


grootgebracht worden in de Islam niet zullen begrijpen.


Het komt hierdoor dat de metgezellen de betekenissen


en gevolgen van Shirk en Tawh’ied realiseerden, en


daardoor niet overdreven in het eren van de profeten en


heiligen, zoals de moslims van latere generaties wel


deden/doen.


Djaahilijah: De term Djahielieyyah betekent letterlijk


'onwetendheid'. Het wordt gebruikt om de tijd voor de komst van de


profeet (Salla llahoe ‘Alayhie Wa Sallam) aan te duiden, aangezien


de mensheid in een staat van onwetendheid verkeerde, met


betrekking tot Allah. De term verwijst tevens naar alle soorten


kwaad


33


Kennis van het kwade is een hele belangrijke factor in


het perfectioneren van het geloof van een persoon.


Zoals een dichter op welbespraakte wijze dichtte:


Leer het kwaad, niet omwille van het kwaad


maar juist om het te vermijden.


Want voorwaar, hij die het kwaad niet kan


onderscheiden van het goede, zal erin vallen


(letterlijke vertaling).


Als een persoon realiseert dat de zonde van shirk de


grootste zonde en het grootste kwaad is, en dat het enige


zonde is waarover Allah beloofd heeft het niet te


vergeven (mits er geen berouw voor getoond wordt),


dan zal hij het belang van het bestuderen van shirk


realiseren. Enkel door het bestuderen van shirk kan een


persoon begrijpen in welke gevaren hij kan lopen door


shirk te plegen. Wanneer een persoon tevens realiseert


hoe gevaarlijk shirk is, dan zal hij zijn verschillende


vormen en typen bestuderen, want de kennis bezitten


van hoe gevaarlijk een zaak is, is niet voldoende om


jezelf ertegen te beschermen. Het is dan ook van


essentieel belang dat een persoon in staat is om het


bestaan van shirk te herkennen, de tekenen ervan en zijn


symptomen. Hij dient tevens bewust te zijn van de


factoren die hem helpen om shirk te vermijden en die


hem beschermen van het vallen hierin.


34


En hij dient altijd voorbereid te zijn om zijn positie te


verdedigen tegenover anderen die shirk plegen, zodat hij


het bewijs voor hen allemaal kan uiteenzetten, en hen


kan oproepen tot de zuivere tawh’ied van Allah. Ook


dient hij de redenen en de valse bewijzen te bestuderen,


die worden aangevoerd door degenen die shirk plegen –


zo trachten zij hun shirk te rechtvaardigen – zodat hij


deze kan weerleggen en meer effectief zal zijn in het


oproepen tot de zuivere aanbidding van Allah. Dit alles


kan enkel bereikt worden door een gedetailleerde studie


van shirk te verrichten, en alle factoren die er betrekking


op hebben.


Enkele ernstige gevolgen van shirk zijn:


Het is de enige zonde waarover Allah beloofd heeft dat


Hij het niet zal vergeven, en het bewijs hiervoor wordt


later genoemd door de auteur.


Degene die shirk verricht, heeft zichzelf verboden om


het Paradijs binnen te gaan en zichzelf verplicht tot het


Hellevuur als zijn eeuwige verblijfplaats – zoals Allah


(Azza wa Djal) zegt: “...Voorwaar, hij die deelgenoten


aan Allah toekent: Allah heeft hem waarlijk het


Paradijs verboden. En zijn bestemming zal de Hel


zijn...”


[Soerat Al-Maa-idah (5), aayah 72]


35


-De persoon die shirk verricht met Allah vernietigt al


zijn goede daden, zodat geen van zijn handelingen


geaccepteerd wordt door Allah, zoals genoemd is in een


vers dat eerder al vermeld is.


-De handeling die het meest verboden is in de Koran, is


die van shirk. Er zijn letterlijk honderden verzen waarin


Allah direct of indirect gewaarschuwd heeft tegen shirk,


en er is geen één ander aspect waar zo hevig tegen


gewaarschuwd is.


Kan er dus een zaak zijn die belangrijker en gevaarlijker


is dan shirk? Daarom, wanneer iemand deze gevaren


realiseert, dan zal hij streven – door het te bestuderen –


om het te vermijden.


De auteur verklaart dat kennis van shirk verkregen kan


worden door het bestuderen van ‘...de vier principes,’


waarvan de titel van het boek afgeleid is. Deze vier


principes leggen uit en verduidelijken de precieze


betekenis van shirk, en (dit alles) is gebaseerd op de


Koran en Soennah, en de geschiedenis van de Arabieren


voor de komst van Islam. Uiteraard impliceert dit niet


dat deze vier principes de enige kennis is die men nodig


heeft om shirk te begrijpen, maar het is wel zo dat deze


principes een voldoende introductie zijn om de


basisideeën van shirk te begrijpen.


36


Het eerste principe


Het eerste principe is dat men dient te weten dat de


ongelovigen die de boodschapper van Allah bestreed,


erkenden dat Allah – de Verhevene – de Schepper was,


Degene Die onderhoud geeft, en Degene Die


verantwoordelijk is voor alle zaken, maar dit liet hen


niet de Islam binnengaan. Het bewijs is Zijn uitspraak:


“Zeg: “Wie schenkt jullie voorzieningen uit de hemel


en de aarde,” of: “Wie heeft de macht over (het


scheppen van) het horen en het zien en wie brengt


het levende voort uit het dode en wie brengt het dode


voort uit het levende, en wie verordent het bestuur?”


Zij zullen zeggen: “Allah”. Zeg: “Zullen jullie


(Allah) dan niet vrezen?”


[Soerat Yoenoes (10), aayah 31]


Dit principe is een buitengewoon belangrijk principe en


de onwetendheid hierover heeft vele mensen doen laten


dwalen. Dat terwijl de bewijzen ervoor zo veelvuldig


zijn en tevens zo duidelijk dat er geen ruimte is voor


twijfel betreffende dit principe.


De Arabieren die tegen de boodschapper van Allah


ingingen en tegen hem vochten, geloofden standvastig


dat Allah (Soebh’anahoe wa Ta’aalaa) God is. Zij


bevestigden dat Allah (Soebh’anahoe wa Ta’aalaa) de


Schepper is van de hemelen en aarde, en dat Hij, en


alleen Hij, de Almachtige is.


37


Zij gaven toe dat hun voorzieningen enkel van Allah


kwamen en niet van de afgoden die zij aanbaden, en zij


gaven toe dat het Allah is Die zal doen herleven, nadat


zij sterven. Het bewijs hiervoor wordt hervonden in vele


verzen in de Koran.


In het vers, geciteerd door de auteur, verklaart Allah dat


de Arabieren tijdens de Djaahielieyyah , indien zij


gevraagd werden over wie hun voorzieningen schenkt


of hen de zintuigen van het horen of zien heeft


geschonken, of het leven schept en de dood brengt, of


de controle heeft over de hele schepping, zouden


antwoorden: “Allah”. Echter, ondanks dit geloof hadden


zij niet de angst voor Allah en verrichten zij shirk met


Hem. In een ander vers zegt Allah (Azza wa Djal): “En


de meesten van hen geloven niet in Allah zonder


deelgenoten aan Hem toe te kennen.”


[Soerat Yoesoef (12), aayah 106]


Met andere woorden, zij geloven in Allah, maar zij


aanbidden niet Allah alleen. Zij bevestigden dus dat


Allah de Heer is, maar zij richtten hun aanbidding niet


alleen tot Allah. Ibn ‘Abbaas (Radhya llaahoe ‘anhoe)


zei met betrekking tot dit vers: “Hun geloof in Allah is


dat, als je hen zou vragen wie de hemelen en de aarde


en de bergen schiep, dat zij zouden antwoorden: ‘Allah’.


38


Toch begaan zij shirk (door anderen naast Hem te


aanbidden).” ‘Ikrimah, één van de studenten van Ibn


‘Abbaas, zei: “Als je hen zou vragen wie hen heeft


geschapen en wie de hemelen en aarde schiep, dan


zouden zij zeggen: ‘Allah’. Dus dat is het geloof dat zij


hebben in Allah, maar ondanks hun geloof, aanbidden


zijn anderen.” (Tefsier at-Tabarie 16/286)


Een ander bewijs voor het feit dat zij geloofden dat


Allah God is, is dat de Arabieren tijdens de


Djaahielieyyah hun afgoden aanbaden om dichterbij


Allah te komen (dit punt zal verder uitgewerkt worden


in het derde principe). Dus het feit dat Allah de Ultieme


is Die aanbeden moest worden, laat duidelijk zien dat zij


Allah beschouwden als God.


Ook een ander bewijs is dat zij Allah direct aanriepen in


tijden van rampspoed (dit punt zal verder uitgewerkt


worden in het laatste principe). Eens te meer laat deze


handeling zien dat de Arabieren tijdens de


Djaahielieyyah zich volledig bewust waren dat Allah


de Enige God is, Die Almachtig is, en dat Hij alleen de


Schepper en Onderhouder van alles is.


De vraag die dus ontstaat is: als zij dit alles van Allah


bevestigden, waarom accepteerden zij de Islam dan


niet?



Recente berichten

De Islam is de religi ...

De Islam is de religie van de Heer der Werelden

DE ISLAM IS DE RELIGI ...

DE ISLAM IS DE RELIGIE VAN DE HEER DER WERELDEN

EEN BOODSCHAP VAN EEN ...

EEN BOODSCHAP VAN EEN MOSLIMPREKER AAN EEN CHRISTEN