Artikelen




Hoofdstuk soera 67 Al-Moelk – De Heerschappij Deel Guz 29


599


hebben hem verloochend en zeiden: ‘Allah heeft niets


neergezonden, jullie verkeren slechts in grote dwaling.”


(10) Zij zeiden: “Hadden wij maar geluisterd of ons


verstand gebruikt, dan zouden wij niet tussen de


bewoners van het laaiende Vuur zijn!” (11) Dan zullen


zij hun zonden bekennen. Maar de bewoners van het


Vuur zijn verre (van genade). (12) Waarlijk! Degenen


die hun Heer in het verborgene vrezen, voor hen zal er


vergiffenis zijn en een grote beloning. (13) Of jullie je


gesprekken nu in het geheim of openbaar houden,


waarlijk, Hij is Alwetend van wat er in de harten is.


(14) Zou Hij Die schiep niet alles weten? En Hij is de


Vriendelijke, de Alwetende. (15) Hij is Degene Die de


aarde voor jullie begaanbaar heeft gemaakt. Wandelt


dan over haar zijden en eet van Zijn voorzieningen. En


tot Hem zal de herrijzenis zijn. (16) Voelen jullie je er


veilig voor dat Hij Die in de hemel is, jullie niet zal


doen verzwelgen als de aarde plotseling begint te


schudden? (17) Of voelen jullie je er veilig voor dat Hij


Die in de hemel is, niet een gewelddadige wervelwind


zal sturen? Dan zullen jullie weten hoe (terecht) Mijn


waarschuwing was. (18) En voorwaar, degenen die er


vόόr hen (de Boodschappers) waren loochenden, en hoe


(vreselijk) was toen Mijn verafschuwing. (19) En


kijken jullie niet naar de vogels boven jullie, hoe zij


hun vleugels uitslaan en weer ineenvouwen? Niemand


houdt hen tegen, behalve de Barmhartige. Waarlijk, Hij


is Alziende over alle zaken. (20) Waar is het leger dat


jullie buiten Allah om zou kunnen helpen? De


ongelovigen verkeren slechts in dwaling. (21) Of wie is


het die jullie kan voorzien als Hij Zijn voorziening


tegenhoudt? Nee, zij volharden in opstandigheid en


afkerigheid. (22) Is hij die gebogen loopt beter geleid


Hoofdstuk soera 67 Al-Moelk – De Heerschappij Deel Guz 29


600


dan degene die op het rechte Pad loopt? (23) Zeg: “Hij


is Degene die jullie geschapen heeft en voor jullie het


gehoor, ogen en harten gemaakt heeft. Jullie danken


maar weinig.” (24) Zeg: “Hij is Degene die jullie op de


aarde vermenigvuldigd heeft. En tot Hem zullen jullie


verzameld worden.” (25) Zij zeggen: “Wanneer zal


deze belofte vervuld worden, als jullie de waarheid


vertellen?” (26) Zeg: “De kennis daarover is alleen bij


Allah en ik ben slechts een duidelijke waarschuwer.”


(27) Maar als zij dan (de bestraffing) van dichtbij zien,


worden de gezichten van de ongelovigen bedroefd, en


er zal (tegen hen) gezegd worden: “Dit is waar jullie


om riepen!” (28) Zeg: “Vertel mij! Als Allah mij


vernietigt, en degenen met mij, of Hij geeft ons Zijn


genade, wie beschermt dan de ongelovigen van een


pijnlijke bestraffing?” (29) Zeg: “”Hij is de Erbarmer,


in Hem geloven wij en in Hem leggen wij ons


vertrouwen. Jullie zullen weten wie in duidelijke


dwaling verkeert.” (30) Zeg: “Vertel mij! Als al jullie


water in de aarde weg zou zakken, wie kan jullie dan


van stromend water voorzien?”


Soerah 68 – Al-Qalam (Mekkaans)


De Pen


In de naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.


(1) Noen. Bij de pen en wat zij (Engelen) schrijven. (2)


Jij bent, bij de gratie van je Heer, geen dwaas. (3) En


waarlijk, voor jou zal er een eindeloze beloning zijn.


(4) En waarlijk, jij beschikt over een hoogstaand


karakter. (5) Jullie zullen zien en zij zullen zien. (6)


Wie van jullie door gekte getroffen is. (7) Waarlijk,


Hoofdstuk soera 68 Al-Qalam – De Pen Deel Guz 29


601


jouw Heer weet beter, wie van Zijn Pad is afgedwaald


en Hij weet beter wie geleid is. (8) Gehoorzaam dus de


ontkenners niet! (9) Zij willen dat jij toegeeflijk zal


worden, dan zullen zij (ook) toegeeflijk worden. (10)


En gehoorzaam geen enkele verachtelijke


edenzweerder. (11) Een lasteraar, voortgaand met


roddel. (12) Het goede verhinderend, overtredend,


zondig. (13) Die daarnaast ook nog een bruut is, een


bastaard. (14) Omdat hij weelde en kinderen had. (15)


Als Onze Verzen voor hem gereciteerd worden, zegt


hij: “Verhaaltjes van oude mannen!” (16) Wij zullen


hem op de neus brandmerken! (17) Waarlijk, Wij


hebben hen beproefd zoals Wij de mensen van de Tuin


beproefd hebben, toen zij zwoeren in de ochtend van


haar (vruchten) te zullen plukken. (18) Zonder:


“Insha’Allah” (als Allah het wil) te zeggen. (19) Toen


kwam er van jouw Heer een bezoeking (storm) in de


nacht terwijl zij sliepen. (20) Zo werd de (tuin) zwart


en troosteloos. (21) Toen riepen zij tot elkaar in de


ochtend. (22) Zeggende: “Ga deze ochtend naar jullie


akkers, zodat je het fruit kan plukken.” (23) En zij


gingen fluiterend met elkaar op weg. (24) (Zij zeiden:)


“Laat er deze dag geen arme bij jullie binnengaan.”


(25) En zij vertrokken in de ochtend, vast besloten om


(de armen) te weren. (26) Maar zodra zij haar (de tuin)


zagen, zeiden zij: “Waarlijk, wij zijn afgedwaald.” (27)


“Nee! Wij zijn zelfs beroofd.” (28) De meest wijze


onder hen zei: “Heb ik jullie niet gezegd dat jullie de


Glorie (van Allah) hadden moeten prijzen?” (29) Zij


zeiden: “Glorie voor Onze Heer! Waarlijk wij zijn


onrechtvaardig geweest.” (30) Toen keerden zij zich


tegen elkaar, elkaar beschuldigend. (31) Zij zeiden:


“Wee voor ons! Waarlijk, wij waren buitensporig. (32)


Hoofdstuk soera 68 Al-Qalam – De Pen Deel Guz 29


602


Wij hopen dat onze Heer ons een betere (tuin) in de


plaats dan deze zal geven. Waarlijk, wij hopen vurig


(op vergeving) van onze Heer.” (33) Zo was de


bestraffing. En de bestraffing van het Hiernamaals is


zeker groter, als zij dat maar wisten. (34) Waarlijk,


voor de godvrezenden zijn de Tuinen der vreugde bij


hun Heer. (35) Zullen Wij dan de moslims als


misdadigers behandelen? (36) Wat scheelt jullie? Hoe


oordelen jullie? (37) Of hebben jullie een Boek waar


jullie in kunnen studeren? (38) Dat al jullie wensen


beantwoord zullen worden? (39) Of hebben jullie eden


van Ons, die tot de Dag der Opstanding reiken, dat er


voor jullie is wat jullie oordelen? (40) Vraag hun wie


van hen daar garant voor staat! (41) Of hebben zij


‘deelgenoten’? Laat zij dan komen met hun


deelgenoten als zij waarachtig zijn! (42) (Gedenk) de


dag waarop de onderbenen ontbloot zullen worden en


zij opgeroepen worden om te knielen, maar zij zullen


daartoe niet in staat zijn. (43) Hun ogen zullen angstig


teneergeslagen zijn, vernedering zal hen bedekken. En


waarlijk, zij werden opgeroepen om te knielen, toen zij


(nog) gezond waren. (44) Laat Mij dus alleen met


degenen die deze Koran loochenen. Wij zullen hen


langzaam maar zeker vernietigen, vanuit richtingen die


zij niet kunnen waarnemen. (45) En Ik zal hun uitstel


geven. Waarlijk, Mijn plan is sterk. (46) Of vraag jij


van hen een beloning, zodat zij met een schuld worden


belast? (47) Of hebben zij kennis van het


onwaarneembare, zodat zij het op kunnen schrijven?


(48) Wacht dus geduldig op de beslissing van jouw


Heer, en wees niet zo als de Profeet Younis, toen hij


(tot Allah) riep terwijl hij misnoegd was. (49) Als de


gunst van zijn Heer hem niet bereikt had, dan was hij


Hoofdstuk soera 68 Al-Qalam – De Pen Deel Guz 29


603


zeker op de naakte kust geworpen; terwijl hij vernederd


werd. (50) Maar zijn Heer koos hem uit en maakte hem


tot een rechtvaardige. (51) En waarlijk, degenen die


ongelovig zijn zouden je bijna door hun blikken willen


doden wanneer zij de overdenking horen. En zij


zeggen: “Waarlijk, hij is zeker bezeten!” (52) Terwijl


de (de Koran) niets anders is dan een overdenking voor


de werelden.


Soerah 69 – Al-Hāqqah (Mekkaans)


De Werkelijkheid


In de naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.


(1) De werkelijkheid. (2) Wat is de werkelijkheid? (3)


En wat zal jou laten weten wat de werkelijkheid is? (4)


Het volk van Thamoed en ‘Ad ontkenden de ramp (de


Dag der Opstanding). (5) Wat de Thamoed betreft: zij


werden door een vreselijke storm vernietigd. (6) En wat


de ‘Ad betreft: zij werden door een gewelddadige wind


vernietigd. (7) Die Allah zeven achtereenvolgende


nachten en acht dagen tegen hen liet woeden, had


opgelegd, zodat jij de mensen had kunnen zien liggen,


alsof zij geveld waren als palmbomen! (8) Zie jij


overblijfselen van hen? (9) En Farao en degenen vóór


hem, en de (bewoners van) omvergeworpen steden


begingen zonden. (10) En zij waren ongehoorzaam aan


de Boodschapper van hun Heer, dus strafte Hij hen met


een zware bestraffing. (11) Waarlijk! Toen het water


boven zijn grenzen steeg, droegen Wij jullie (voorvader


Noeh en zijn familie) in het vaartuig (de ark). (12)


Opdat Wij het als een overdenking voor jullie zouden


maken en het heldere oor (persoon) het kan (horen en)


Hoofdstuk soera 69 Al-Hāqqah – De


Werkelijkheid Deel Guz 29


604


begrijpen. (13) Als dan de trompet geblazen zal worden


met één stoot (de eerste). (14) En de aarde en de bergen


van hun plaats weg worden gehaald, en dan in één klap


worden verpulverd. (15) Dan, op die Dag zal de


gebeurtenis plaatsvinden. (16) En de hemel zal splijten,


dan wordt zij broos. (17) En de Engelen zullen aan haar


randen zijn en acht Engelen zullen op die dag de Troon


van jouw Heer boven zich dragen. (18) Op die Dag


zullen jullie tot het oordeel gebracht worden, geen van


jullie geheimen zullen verborgen blijven. (19) Dan zal


degene die zijn verslag in zijn rechterhand krijgt,


zeggen: “Neem, lees mijn verslag! (20) Zeker, ik was er


van overtuigd dat ik mijn afrekening zou ontmoeten!”


(21) Dus zal hij in een weltevreden leven zijn. (22) In


een hooggelegen Tuin (het Paradijs). (23) Waarvan het


fruit in trossen, laaghangend en dicht bij de hand is.


(24) (Er wordt gezegd:) “Eet en drink smakelijk wegens


wat jullie hebben verricht in de vroegere dagen.” (25)


Maar degene die zijn verslag in zijn linkerhand krijgt,


zal zeggen: “Wee mij, was mijn verslag maar niet (aan


mij) gegeven! (26) En ik weet niet hoe mijn afrekening


zal zijn. (27) O, had de dood maar aan mij een einde


gemaakt! (28) Mijn welvaart is mij niet tot nut geweest.


(29) Mijn macht is van mij weggegaan!” (30) (Er zal


gezegd worden): “Grijp hem en keten hem, (31) Gooi


hem dan in het laaiende vuur. (32) Bindt hem vast met


een ketting waarvan de lengte zeventig armlengten is!”


(33) Waarlijk, hij geloofde niet in Allah, de


Allergrootste. (34) En hij spoorde niet aan tot het


voeden van de armen. (35) Dus op deze Dag heeft hij


geen vrienden hier. (36) Noch enig voedsel, behalve


vuil van het uitwassen van wonden. (37) Dat niemand


Hoofdstuk soera 69 Al-Hāqqah – De


Werkelijkheid Deel Guz 29


605


zal eten behalve de zondaren. (38) Zo waarlijk zweer Ik


bij al wat jullie zien. (39) En bij al wat jullie niet zien.


(40) Dat dit waarlijk het Woord van een geëerde


Boodschapper is. (41) Het is niet het woord van een


dichter. Weinig is het wat jullie geloven! (42) Noch het


woord van een waarzegger. Weinig is de lering die


jullie er uit trekken. (43) Dit is de openbaring die door


de Heer der Werelden is neergezonden. (44) En als hij


(Mohammed) een paar woorden had verzonnen in Onze


Naam. (45) Dan zouden Wij hem zeker bij zijn


rechterhand gegrepen hebben. (46) En dan zouden Wij


zeker zijn levensader hebben doorgesneden. (47) En


niemand van jullie zou Ons van (de bestraffing) van


hem kunnen tegenhouden. (48) En waarlijk, deze Koran


is een overdenking voor de godvrezenden. (49) En


waarlijk, Wij weten dat er onder jullie zijn die


loochenen. (50) En voorwaar, hij (de Koran) zal voor


de ongelovigen zeker een oorzaak van spijt zijn. (51)


En waarlijk, het is de zekere waarheid. (52) Verheerlijk


daarom de Naam van jouw Heer, de Allergrootste.


Soerah 70 – Al-Ma‘āridj (Mekkaans)


De Treden


In de naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.


(1) Een vraagsteller vroeg over een bestraffing die


vallen zal. (2) Voor de ongelovigen, die niemand kan


vermijden. (3) Van Allah, de Heer der wegen die


omhoog leiden. (4) De Engelen en de Geest stijgen naar


Hem op in een dag waarvan de maat vijftigduizend


jaren is. (5) Heb daarom gepast geduld. (6) Waarlijk!


Zij zien haar (de bestraffing) van ver weg. (7) Maar Wij


Hoofdstuk soera 70 Al-Ma‘āridj – De Treden Deel Guz 29


606


zien haar van nabij. (8) De dag waarop de hemel als


gesmolten koper zal zijn. (9) En de bergen als gekaarde


wol zullen zijn. (10) En geen vriend zal naar een vriend


vragen. (11) Hoewel zij elkaar kunnen zien. De


misdadiger zal wensen dat hij zich van de bestraffing


van die Dag kan vrijkopen met zijn kinderen. (12) En


met zijn echtgenote en zijn broeder. (13) En zijn


verwanten, die hem beschermden. (14) En alles wat op


aarde is, opdat zij hem mogen redden. (15) In geen


geval! Waarlijk, het zal het Hellevuur zijn! (16) Die de


hoofdhuid wegrukt. (17) Het zal hem opeisen, die zich


afwendt en wegloopt. (18) Die (rijkdommen)


verzamelde en achterhield. (19) Waarlijk, de mens is


ongeduldig geschapen. (20) Als het kwade hem treft is


hij teneergeslagen. (21) En gierig wanneer het goede


hem overkomt. (22) Behalve degenen die toegewijd in


hun gebeden zijn. (23) Degenen die evenwichtig in hun


gebeden blijven. (24) En in wiens rijkdom een


rechtmatig deel is. (25) Voor de bedelaar en de


behoeftige die niet bedelt. (26) En degenen die in de


Dag van de Vergelding geloven. (27) En degenen die


de bestraffing van hun Heer vrezen. (28) Waarlijk!


Voor de bestraffing van hun Heer is niemand veilig.


(29) En degenen die hun kuisheid behoeden. (30)


Behalve bij hun vrouwen en de slaven waarover zij


beschikken; hen wordt niets verweten. (31) Maar


iedereen die meer zoekt dan dezen, dan zijn zij degenen


die tot de overtreders behoren. (32) En degenen die het


hun toevertrouwde bewaken en hun beloften nakomen.


(33) En degenen die trouw zijn bij hun getuigenissen.


(34) En degenen die goed over hun gebeden waken.


(35) Zij zijn het die geëerd in de Tuinen zullen


verblijven. (36) Dus wat scheelt degenen die ongelovig


Hoofdstuk soera 70 Al-Ma‘āridj – De Treden Deel Guz 29


607


zijn, dat zij zich haasten? (37) Van rechts en links in


groepen? (38) Hoopt een ieder van hen de Tuinen der


vreugde te betreden? (39) Neen! Dat is niet zo!


Waarlijk, Wij hebben hen uit datgene wat zij weten


geschapen! (40) Ik zweer bij de Heer van het oosten en


het westen, dat Wij zeker over de macht beschikken.


(41) Om hen te vervangen (door anderen) die beter zijn


dan hen; en Wij kunnen niet verhinderd worden. (42)


Laat hen zich in ijdele taal vermaken en wat spelen, tot


voor hen de Dag aanbreekt die hen beloofd is. (43) De


Dag waarop zij zo snel uit hun graf zullen komen alsof


zij naar een bepaald doel spoeden. (44) Met hun


blikken in angstig teneergeslagen, de schandelijkheid


bedekt hen! Dat is de Dag die hen beloofd is!


Soerah 71 – Nōeh (Mekkaans)


De Profeet Noach


In de naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.


(1) Waarlijk, Wij hebben Noah tot zijn volk gestuurd


(zeggende): “Waarschuw jouw volk voordat er een


pijnlijke bestraffing tot hen komt.” (2) Hij zei: “O mijn


volk! Waarlijk, ik ben een duidelijke waarschuwer voor


jullie. (3) Aanbidt daarom Allah, vreest Hem en


gehoorzaam mij. (4) Hij zal jullie zonden vergeven en


jullie uitstel verlenen tot een aangewezen tijd. Waarlijk,


wanneer het tijdstip van Allah komt, zal het niet


worden uitgesteld, als jullie dat wisten.” (5) Hij zei: “O


mijn Heer! Waarlijk, ik heb mijn volk dag en nacht


opgeroepen. (6) Maar mijn roepen heeft slechts hun


afkeer vermeerderd. (7) En waarlijk! Telkens wanneer


ik hun opriep opdat U hun zou vergeven, stopten zij


Hoofdstuk soera 71 Nōeh – De Profeet Noach Deel Guz 29


608


hun vingers in hun oren, en bedekten zij (hun


gezichten) met hun kleding en bleven zij uiterst


hoogmoedig. (8) En waarlijk, ik riep hen met luide


stem. (9) En verkondigde hun in het openbaar, ook


sprak ik tot hen in het verborgene.” (10) Ik zei (tegen


hen): “Vraag om vergiffenis van jullie Heer; waarlijk,


Hij is Vergevingsgezind. (11) Hij zal dan overvloedige


regen uit de hemel tot jullie sturen. (12) En jullie een


vermeerdering in weelde en kinderen geven en Hij zal


jullie tuinen schenken en rivieren.” (13) Wat scheelt


jullie, dat jullie de Grootheid van Allah niet vrezen?


(14) Terwijl Hij jullie in fasen geschapen heeft. (15)


Zien jullie niet hoe Allah de zeven hemelen, de één


boven de ander, geschapen heeft? (16) En de maan


daarin als licht heeft geplaatst en de zon als een lamp?


(17) En Allah heeft jullie als schepselen voortgebracht


uit de aarde. (18) Daarna zal Hij jullie hiertoe


terugbrengen en jullie daaruit opnieuw doen verrijzen.


(19) En Allah heeft voor jullie de aarde als een tapijt


uitgespreid. (20) Opdat jullie haar over brede wegen


bereizen. (21) Noach zei: “Mijn Heer! Zij waren mij


ongehoorzaam en volgden iemand wiens weelde en


kinderen hem geen vermeerdering bracht maar alleen


verlies. (22) En zij hebben een geweldige


samenzwering uitgedacht. (23) En zij zeiden: “Verlaat


jullie goden nooit, en verlaat Wadd noch Soewa noch


Yaghoeth noch Ya’oeq noch Nasr *16F


17. (24) En


voorwaar, zij hebben velen doen dwalen. En en U doet


de onrechtvaardigen slechts in dwaling toenemen.” (25)


Vanwege hun zonden werden zij verdronken en daarna


*17 Dit zijn de namen van de belangrijkste afgoden van het volk van de Profeet


Noach.


Hoofdstuk soera 71 Nōeh – De Profeet Noach Deel Guz 29


609


lieten Wij hen het Vuur binnengaan, en zij vonden


buiten Allah geen helpers. (26) En Noach zei: “Mijn


Heer! Laat geen enkele ongelovige op aarde! (27) Als


U hen (in leven) laat, dan zullen zij Uw slaven


misleiden en zij zullen niets dan een onzedelijk en


ondankbaar nageslacht voortbrengen. (28) Mijn Heer!


Vergeef mij en mijn ouders en wie mijn huis als een


gelovige binnentreedt, en alle gelovige mannen en


vrouwen. En doe de onrechtvaardigen slechts in verderf


toenemen."


Soerah 72 – Al-Djinn (Mekkaans)


De Djinn


In de naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.


(1) (O Mohammed), zeg: “Er is aan mij geopenbaard


dat een groep Djinn heeft meegeluisterd.” En zij zeiden


(tegen hun mede-Djinn): “Waarlijk! Wij hebben een


wonderbaarlijke recitatie gehoord (tijdens het


ochtendgebed)! (2) Zij (de recitatie) leidt naar het


rechte Pad en wij geloven daarin en (na deze dag)


zullen wij nooit meer deelgenoten aan onze Heer


toekennen. (3) En verheven is de Majesteit van onze


Heer. Hij heeft zich geen vrouw genomen noch een


zoon. (4) En de dwazen onder ons plachten leugens te


vertellen over Allah. (5) En waarlijk, wij dachten dat de


mensen en de Djinns nooit een leugen over Allah


zouden vertellen. (6) En waarlijk, er waren mannen


onder de mensheid die bescherming zochten bij de


(mannelijke) Djinn (uit vrees voor ongeluk tijdens hun


reizen), maar zij deden hen enkel in zonde en ongeloof


toenemen. (7) En zij dachten zoals jullie dachten: dat


Hoofdstuk soera 72 Al-Djinn – De Djinn Deel Guz 29


610


Allah geen boodschapper zou sturen. (8) En wij hebben


geprobeerd de hemel te bereiken (om af te luisteren),


maar vonden haar gevuld met nauwlettende


(poort)wachters, (die ons bekogelden met) vurige


vlammen (vallende sterren). (9) En waarlijk, wij


verscholen ons daar op plaatsen om iets op te vangen,


maar wie nu wil meeluisteren (na de openbaring aan


Mohammed) treft een pijl van vuur aan die op hem


loert. (10) En dat wij niet weten of er kwaad bedoeld


wordt voor degenen die op aarde zijn, of dat hun Heer


hun op het rechte Pad heeft voorbestemd. (11) Er dat er


onder ons rechtschapenen zijn (na het horen van de


Koran) en dat er onder ons zijn die dat niet zijn. Wij


waren op verschillende wegen. (12) En dat wij er van


overtuigd zijn dat wij op de aarde Allah nooit kunnen


ontkomen en dat wij nooit van Hem kunnen


wegvluchten. (13) En dat, toen wij over de rechte


Leiding hadden gehoord, wij erin geloofden. En wie in


Zijn Heer gelooft: hij zal geen vermindering (in de


beloning van zijn goede daden) en geen vermeerdering


(van zondigheid) vrezen. (14) Sommigen onder ons zijn


moslim, en onder ons zijn er die afwijken (van het


rechte Pad). En iedereen die de islam omhelst, heeft het


rechte Pad gekozen. (15) En wat de afwijkenden


betreft: zij zijn brandhout voor de Hel.” (16) (En Allah


zegt:) “Als zij op het rechte Pad zouden zijn gebleven,


dan zouden Wij hun overvloedig water te drinken


gegeven hebben. (17) Om hen daarmee te beproeven.


En wie zich afwendt van de overdenking van zijn Heer,


die voert Hij naar een strenge bestraffing.” (18) En


voorwaar, de moskeeën behoren aan Allah toe: roep


daarom niemand naast Allah aan! (19) Wanneer de


slaaf van Allah (Mohammed) opstond om Hem aan te


Hoofdstuk soera 72 Al-Djinn – De Djinn Deel Guz 29


611


roepen in het gebed, vormden zij om hem heen een


grote menigte, alsof zij aan elkaar plakten. (20) Zeg:


“Ik roep alleen mijn Heer aan en ik vereenzelvig


niemand met Hem.” (21) Zeg: “Het is niet in mijn


macht om jullie enig kwaad te doen noch om jullie tot


het rechte Pad te brengen.” (22) Zeg: “Niemand kan mij


voor Allah’s bestraffing beschermen, en ik zal nooit


naast Hem een toevluchtsoord vinden. (23) (Mij is)


slechts de verkondiging van Allah's Boodschap


opgedragen.” En wie ongehoorzaam is aan Allah en


Zijn Boodschapper:voor hem is het Hellevuur, hij zal


daarin voor altijd verblijven. (24) Tot zij datgene zien


wat hen beloofd is, dan zullen zij weten wie de zwakste


helpers heeft en het kleinst in aantal is. (25) Zeg: “Ik


weet niet of dat wat jullie beloofd is nabij is, of dat


mijn Heer er een bepaalde termijn voor zal aanwijzen.”


(26) De Alwetende van het onwaarneembare. Hij


openbaart aan niemand het onwaarneembare. (27)


Behalve aan een Boodschapper die Hij heeft uitgekozen


en voorwaar, dan laat Hij vόόr hem en achter hem


wachters (Engelen) gaan. (28) Om te doen weten dat zij


de Boodschappen van hun Heer overbrachten. En Hij


omvat (met Zijn kennis) alles wat met hen is. En Hij


heeft alles berekend.


Soerah 73 – Al-Moezzammil (Mekkaans)


De Omhulde


In de naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.


(1) O jij omhulde. (2) Sta (in gebed) de hele nacht,


behalve een kort gedeelte (van de nacht). (3) De helft


ervan of iets minder dan dat. (4) Of een beetje meer; en


Hoofdstuk soera 73 Al-Moezzammil – De


Omhulde Deel Guz 29


612


reciteer de Koran duidelijk en aandachtig. (5) Waarlijk,


Wij zullen een gewichtige Woorden tot jou neerzenden.


(6) Waarlijk, het opstaan in de nacht (om te bidden) is


zwaarder en maakt het woord zekerder. (7) Waarlijk, jij


bent overdag belast met vele aangelegenheden. (8) En


gedenk de Naam van jouw Heer en wijd je geheel aan


Hem. (9) (Hij alleen is) de Heer van het Oosten en het


Westen. Er is geen andere God naast Hem. Neem Hem


daarom als beschermer. (10) En wees geduldig met wat


zij zeggen en neem op gepaste wijze afstand van hen


(de ongelovigen). (11) En laat de loochenaars, de


bezitters van weelde aan Mij over. En geef hen een


korte tijd uitstel. (12) Waarlijk, bij Ons zijn (voor hen)


ketenenen een laaiend Vuur. (13) En voedsel waarin zij


stikken en een pijnlijke bestraffing. (14) Op de Dag


waarop de aarde en de bergen heftig zullen beven en de


bergen tot uit elkaar geblazen stof zullen worden. (15)


Waarlijk, Wij hebben een Boodschapper tot jullie


gezonden als getuige over jullie, zoals Wij een


Boodschapper aan Farao hebben gestuurd. (16) Maar


Farao was ongehoorzaam aan de Boodschapper, dus


grepen Wij hem met een zware bestraffing. (17) Hoe


zullen jullie je dan beschermen als jullie de Dag waarop


de kinderen grijsaards worden ontkennen? (18) De


hemel zal dan gespleten zijn en Zijn belofte wordt


zeker vervuld. (19) Waarlijk, dit is een vermaning, laat


daarom wie wil een Pad tot zijn Heer nemen! (20)


Waarlijk, jouw Heer weet dat je bijna tweederde of de


helft van de nacht of een derde van de nacht staat (te


bidden) en dat doen ook een deel van degenen die bij


jou horen. En Allah kent de nacht en de dag. Hij weet


dat jullie niet in staat zijn om de hele nacht te bidden,


Hoofdstuk soera 73 Al-Moezzammil – De


Omhulde Deel Guz 29


613


dus keert Hij zich in barmhartigheid tot jullie. Verricht


van het nachtgebed zoveel als gemakkelijk is voor


jullie. Hij weet dat er onder jullie zieken zijn en


anderen die door het land reizen, op zoek naar Allah’s


overvloed, en anderen die strijden voor de zaak van


Allah. En verricht van het nachtgebed wat gemakkelijk


is voor jullie. En onderhoudt het gebed en geef zakaat


en leen aan Allah een goede lening. En wat jullie


vooruitzenden voor julliezelf aan goede daden, jullie


zullen het bij Allah aantreffen. Het is een betere en


grotere beloning. En vraag om vergiffenis van Allah.


Waarlijk, Allah is Vergevingsgezind, Genadevol.


Soerah 74 – Al-Moeddattsir (Mekkaans)


De Ommantelde


In de naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.


(1) O jij ommantelde. (2) Sta op en waarschuw. (3) En


verheerlijk jouw Heer! (4) En reinig jouw kleding. (5)


En vermijd de afgoden! (6) En geef niet om meer te


ontvangen. (7) En wees geduldig omwille van jouw


Heer! (8) Als dan op de bazuin geblazen wordt. (9)


Waarlijk, die Dag zal een zware dag zijn. (10) (Die Dag


is) voor de ongelovigen niet gemakkelijk. (11) Laat


hem aan Mij over die Ik alleenstaand (zonder


bezittingen) geschapen heb. (12) Ik heb hem


overvloedig bezit gegeven. (13) En kinderen


voortdurend aan zijn zijde. (14) En ik verschafte


hem*17F


18 elk gemak. (15) En vervolgens verlangt hij dat


*18 De persoon in kwestie die hier beschreven wordt was Walid bin al Moeghirah,


een van de rijkste vooraanstaanden van de Qoeraisj.


Hij was niet dankbaar, hoewel hij al zijn rijkdommen aan Allah te danken had.


Hoofdstuk soera 74 Al-Moeddattsir – De


Ommantelde Deel Guz 29


614


ik vermeerder. (16) Nee! Hij is opstandig tegen Onze


Verzen. (17) Ik zal hem beladen met een zware


bestraffing. (18) Waarlijk, hij dacht na en nam een


besluit. (19) Laat hem vervloekt zijn! Hoe vreemd was


zijn besluit! (20) Nogmaals, laat hem vervloekt zijn,


hoe vreemd was zijn besluit! (21) Dan Toen dacht hij


weer na (en pijnigde zijn hersens). (22) Daarop fronste


hij (zijn voorhoofd) en keek nors. (23) Vervolgens


keerde hij zijn rug toe , en was hoogmoedig. (24) En


zei hij: “Dit (nieuwe geloof) is niets anders dan


overgedragen tovenarij. (25) Dit is slechts het woord


van een mens!” (26) Weldra zal Ik hem in het


Hellevuur werpen. (27) En wat laat jou precies weten


wat het Hellevuur is? (28) Zij (de Hel) laat niet


(onverteerd) achter en zij laat niet met rust. (29) Zij


verschroeit (de huid) van de mens. (30) Over haar


waken negentien (Engelen). (31) En Wij hebben geen


anderen dan Engelen aangesteld als bewakers van de


Hel. En Wij hebben hun aantal slechts vastgesteld als


een beproeving voor de ongelovigen en opdat de


mensen aan wie het Boek gegeven is overtuigd zullen


zijn. En opdat degenen die geloven zullen toenemen in


geloof. En opdat er geen twijfel is voor de mensen van


het Boek en de gelovigen. En opdat degenen in wiens


harten een ziekte is en de ongelovigen mogen zeggen:


“Wat bedoelt Allah met dit voorbeeld?” Zo laat Allah


dwalen wie Hij wil, en leidt Hij wie Hij wil. En


niemand kent an de legerscharen van jullie Heer,


behalve Hij. En dit is niets anders dan een Overdenking


voor de mensheid. (32) Nee, bij de maan! (33) En bij de


nacht wanneer die zich terugtrekt. (34) En bij de


dageraad wanneer zij gloort. (35) Waarlijk, zij (de Hel)


Hoofdstuk soera 74 Al-Moeddattsir – De


Ommantelde Deel Guz 29


615


is zeker één van de grootste rampen. (36) Een


waarschuwing voor de mensheid. (37) Voor ieder van


jullie die voort willen gaan (door goede daden te


verrichten) of achter willen blijven (door slechte daden


te verrichten). (38) Ieder persoon is een onderpand voor


wat hij verdiend heeft. (39) Behalve degenen aan de


rechterzijde. (40) In Tuinen vragen zij elkaar. (41) Over


de misdadigers. (42) (Zij zeggen:) “Wat heeft hen naar


de Hel gevoerd?” (43) Zij zullen zeggen: “Wij waren


niet onder degenen die hun gebeden verrichten. (44)


Noch plachten wij de armen te voeden. (45) En wij


plachten ijdele gesprekken te voeren met de ijdele


sprekers. (46) En wij verloochenden de Dag des


Oordeels. (47) Tot het zekere (de dood) tot ons kwam.”


(48) Dus is geen bemiddeling of geen bemiddelaar voor


hen van enig nut. (49) Wat scheelt hen dan dat zij zich


van de Vermaning afkeren? (50) Alsof zij geschrokken


ezels zijn. (51) Die vluchten voor een leeuw. (52) Nee,


ieder van hen wenst dat hem opengeslagen bladzijden


(van een Openbaring) zullen worden getoond. (53)


Nee! Zij vrezen zelfs het Hiernamaals niet. (54) Nee,


waarlijk, dit (de Koran) is een vermaning, (55) Wie wilt


trekt er lering uit. (56) En zij trekken er geen lering uit,


tenzij Allah het wil. Hij is het Die vrees toekomt en Hij


is het Die het toekomt om te vergeven.


Soerah 75 – Al-Qiyāmah (Mekkaans)


De Opstanding


In de naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.


(1) Ik zweer bij de Dag der Opstanding. (2) En Ik zweer


bij degene die zichzelf verwijten maakt. (3) Denkt de


Hoofdstuk soera 75 Al-Qiyāmah – De


Opstanding Deel Guz 29


616


mens dat Wij zijn beenderen niet zullen verzamelen?


(4) Ja, Wij zijn in staat om zijn vingertoppen (opnieuw)


volmaakt te vormen. (5) De mens wil zelfs in


zondigheid voortleven. (6) Hij vraagt: “Wanneer zal


deze Dag der Opstanding zijn?” (7) Wanneer het oog


verblind wordt. (8) En de maan duister wordt. (9) En de


zon en de maan samen zullen komen. (10) Op die Dag


zal de mens zeggen: “Waar is het toevluchtsoord?| (11)


Nee! Er is geen toevluchtsoord. (12) Bij jouw Heer is


die Dag de eindbestemming. (13) Op die Dag zal de


mens verteld worden wat hij vooruit heeft gestuurd en


wat hij heeft nagelaten. (14) De mens zal zelfs tegen


zichzelf getuigen. (15) Hoewel hij verontschuldigingen


naar voren zal brengen. (16) (Allah zegt tot de Profeet:)


“Beweeg jouw tong er niet mee (de Koran), om het


daarmee te bespoedigen. (17) Het is aan Ons om hem te


doen bewaren en hem voor te doen dragen. (18) En als


Wij hem dan aan jou hebben gereciteerd, volg dan zijn


recitatie. (19) Het is dan aan Ons om het voor jou


duidelijk te maken. (20) Nee, maar (jullie mensen)


houden van het huidige leven op deze wereld. (21) En


laten het Hiernamaals. (22) Sommige gezichten zullen


op die Dag verlicht zijn. (23) Naar hun Heer kijkend.


(24) En andere gezichten zullen op die dag somber zijn.


(25) Zij weten zeker dat een vreselijke ramp hen


spoedig zal overkomen. (26) Nee, wanneer (de ziel) het


sleutelbeen bereikt. (27) En er gezegd wordt: “Wie kan


genezen?” (28) En hij tot de conclusie zal komen dat


het (tijd) is om te vertrekken. (29) En een been zal met


een ander been verenigd worden. (30) Dan wordt (hij)


Hoofdstuk soera 75 Al-Qiyāmah – De


Opstanding Deel Guz 29


617


tot uw Heer gedreven. (31) Hij *18F


19 geloofde (de Koran


en de Boodschapper) niet en hij verrichte het gebed


niet. (32) Integendeel, hij loochende en keerde zich af!


(33) Toen liep hij trots naar zijn familie terug. (34) Wee


jou! En wee voor jou! (35) Opnieuw, wee voor jou! En


dan wee voor jou! (36) Denkt de mens dat hij met rust


zal worden gelaten (door zich niets aan te trekken van


Allah’s wetten)? (37) Was hij niet eerst een kleine


levenskiem die werd uitgestort? (38) En vervolgens


een bloedklonter waarna Hij (hem) schiep en


nauwkeurig vormde? (39) Daarvan (de kiem) maakt Hij


een paar, man en vrouw. (40) Is Degene met zo’n


macht niet in staat de doden tot leven te brengen?


*19 Dit Vers beschrijft de hoogmoedigheid van Aboe Djahl, een van de


voonaamste tegenstanders van de Profeet.


Soerah 76 – Al-Insān (Medinisch)


De Mens


In de naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.


(1) Er is voor de mens een bepaalde tijd geweest waarin


hij in niets gedenkwaardig was. (2) Waarlijk, Wij


hebben de mens geschapen uit een gemengde druppel


om hem te beproeven. Daarop gaven Wij hem het


gehoor en gezichtsvermogen. (3) Waarlijk, Wij hebben


hem de Weg getoond, of hij nu dankbaar of ondankbaar


zal zijn. (4) Waarlijk, Wij hebben voor de ongelovigen


ijzeren ketenen, halsbanden en een laaiend Vuur bereid.


(5) Waarlijk, de vromen zullen drinken uit een beker


waarvan de mengdrank ‘Kafoer’ (kamfer) is. (6) Een


bron waarvan de slaven van Allah zullen drinken. Zij


Hoofdstuk soera 76 Al-Insān – De Mens Deel Guz 29


618


laten deze overvloedig stromen. (7) Zij vervulden hun


belofte en zij vreesden een Dag waarvan het kwaad


wijdverspreid zal zijn. (8) En zij geven voedsel


ondanks dat zij het liefhebben aan de armen, de wees


en de gevangenen. (9) (Zeggende): “Wij voeden jullie


slechts om Allah’s genoegen te zoeken, Wij wensen


geen beloning of dankbaarheid van jullie. (10)


Waarlijk, wij vrezen van (onze Heer een moeilijke en


pijnlijke Dag.” (11) Allah zal hen op die Dag


beschermen voor het kwaad en hen glans en blijdschap


schenken. (12) En Hij zal hen vanwege hun geduldige


volharding belonen met het Paradijs en met zijde. (13)


Leunend zitten zij daarin op verheven tronen. Zij


vinden daarin geen zon en geen kou. (14) En haar


schaduwen zijn voor hen dichtbij en de trossen fruit


daarvan hangen laag, binnen hun bereik. (15) En onder


hen wordt rondgegaan met zilveren schalen en glazen


van kristal. (16) Kristalhelder, gemaakt van zilver. Zij


zullen de maat daarvan bepalen volgens hun wensen.


(17) En daarin wordt er voor hen geschonken uit een


beker waarvan de mengdrank gember is. (18) Er


bevindt zich daarin een bron die Salsabil genoemd


wordt. (19) En onder hen wordt rondgegaan door


eeuwig jeugdigen. Als jij hen ziet, dan denk jij dat zij


verstrooide parels zijn. (20) En als jij rondkijkt, dan zie


jij een vreugde en een groot koninkrijk. (21) Hun


kleding zal van fijne groene zijde en goud borduursel


zijn. Zij zullen versierd worden met zilveren


armbanden en hun Heer zal hen een zuivere drank


geven. (22) (En er zal tegen hen gezegd worden):


“Waarlijk, dit is een beloning voor jullie en jullie


inspanningen zijn aanvaard.” (23) Waarlijk! Wij zijn


het die de Koran aan jou in gedeelten hebben


Hoofdstuk soera 76 Al-Insān – De Mens Deel Guz 29


619


neergezonden. (24) Wees daarom geduldig volgens de


wetten van jouw Heer, en volg niet de zondaar of de


ongelovige onder hen. (25) En gedenk (in jouw gebed)


de Naam van jouw Heer, in de ochtend en in de avond.


(26) En in een gedeelte van de nacht, en kniel je neer


voor Hem en verheerlijk Hem tijdens een lang deel van


de nacht. (27) Waarlijk! Deze (ongelovigen) houden


van de voorbijgaande wereld en leggen achter hun rug


een zware Dag. (28) Wij hebben hen geschapen hebben


en Wij hebben hun gestel sterk gebouwd. En als Wij


het gewild hadden, dan zouden Wij hen vervangen door


gelijksoortigen. (29) Waarlijk! Dit is een Vermaning,


wie het dan wil, zal het Pad naar zijn Heer nemen. (30)


Maar jullie zullen het niet willen tenzij Allah het wil.


Waarlijk, Allah is Alwetend, Alwijs. (31) Hij zal Zijn


Genade toekennen aan wie Hij wil en voor de


onrechtvaardigen heeft Hij een pijnlijke bestraffing


voorbereid.


Soerah 77 – Al-Moersalāt (Mekkaans)


De Uitgezondenen


In de naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.


(1) Bij de met goedheid gezondenen. (2) En bij hen die


verbrijzelen. (3) En bij hen, die heinde en ver


verspreiden. (4) En bij hen die goed onderscheiden. (5)


En bij de Engelen die de Openbaringen naar de


Boodschappers brengen. (6) Om tot verontschuldiging


te brengen of te waarschuwen. (7) Zeker, wat jullie


beloofd is zal vervuld worden. (8) Als dan de sterren


gedoofd worden. (9) En de hemel splijt. (10) En de


bergen verpulverd worden. (11) En als de


Hoofdstuk soera 77 Al-Moersalāt – De


Uitgezondenen Deel Guz 29


620


Boodschappers verzameld worden. (12) (Er wordt


gezegd:) “Tot welke Dag is er uitstel gegeven?” (13)


Tot de Dag van de Beoordeling. (14) En wat zal jullie


uitleggen wat de Dag van de Beoordeling is? (15) Wee


die Dag de ontkenners! (16) Hebben wij de vroegeren


(ongelovigen) niet vernietigd? (17) Waarna Wij hen


deden opvolgen door de lateren? (18) Zo behandelen


Wij de misdadigers. (19) Wee die Dag de ontkenners!


(20) Hebben Wij jullie niet uit een waardeloze vloeistof


geschapen? (21) Toen plaatsten Wij het in een


beschermende rustplaats. (22) Voor een bepaalde


periode. (23) Zo hebben Wij het bepaald en hoe


voorteffelijk zijn Wij in het bepalen! (24) Wee die Dag


de ontkenners! (25) Hebben Wij de aarde niet als een


verzamelplaats gemaakt? (26) Voor de levenden en de


doden. (27) En Wij plaatsten daarop stevige bergen en


Wij schonken jullie helder water. (28) Wee die Dag de


ontkenners! (29) “Ga naar dat wat jullie plachten te


ontkennen! (30) Ga naar een schaduw (van rook) in


drie kolommen. (31) Die geen verkoelende schaduw


geeft en die niet baat tegen de felle vlammen van het


Vuur. (32) Waarlijk! Zij (de Hel) werpt vonken als


kastelen. (33) Alsof zij gele kamelen waren. (34) Wee


die Dag de ontkenners! (35) Dit is een Dag waaop zij


niet spreken. (36) En het zal hun niet toegestaan


worden om zich te verontschuldigingen. (37) Wee die


Dag de ontkenners! (38) Dit is de Dag van de


Beoordeling; Wij hebben jullie en degenen die vroeger


leefden bijeengebracht. (39) Als jullie een list hebben,


voer die dan uit. (40) Wee die Dag de ontkenners! (41)


Waarlijk, de godvrezenden zullen temidden van


schaduw en bronnen zijn. (42) En er zijn vruchten die


Hoofdstuk soera 77 Al-Moersalāt – De


Uitgezondenen Deel Guz 29


621


zij wensen. (43) (Er wordt gezegd:) “Eet en drink met


smaak als beloning voor hetgeen wat jullie plachten te


doen.” (44) Waarlijk, zo belonen Wij de weldoeners.


(45) Wee die Dag de ontkenners! (46) Eet en vermaak


jezelf voor korte tijd. Waarlijk, jullie zijn misdadigers.


(47) Wee die Dag de ontkenners! (48) En als er tegen


hen gezegd wordt: “Buig je neder” (in het gebed) dan


buigen zij niet. (49) Wee die Dag de ontkenners! (50)


In welk Woord na hem (de Koran) zullen zij dan


geloven? ۞


Soerah 78 – An-Nabā’ (Mekkaans)


Het Grote Nieuws


In de naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.


(1) Wat vragen zij (elkaar)? (2) Over de grote


aankondiging. (3) Waarover zij in onenigheid zijn. (4)


Nee, zij zullen het weten. (5) Nogmaals nee, zij zullen


het weten. (6) Hebben Wij de aarde niet als een


uitgespreide plaats gemaakt? (7) En de bergen als


pinnen? (8) En Wij hebben jullie in paren geschapen.


(9) En Wij hebben voor jullie slaap gemaakt, als rust.


(10) En Wij hebben de nacht als een bedekking


gemaakt. (11) En Wij hebben de dag gemaakt om


levensonderhoud te vinden. (12) En boven jullie hebben


Wij zeven sterke hemelen gebouwd. (13) En Wij


hebben daarin een stralende lamp geplaatst. (14) En


Wij hebben uit de wolken stromend water gezonden.


(15) Opdat Wij daarmee koren en planten voortbengen.


(16) En dichtbegroeide tuinen. (17) Waarlijk, de Dag


der Beslissingen is op een vastgestelde tijd. (18) De


Dag waarop de trompet wordt geblazen zullen jullie


Hoofdstuk soera 78 An-Nabā’– Het Grote



Recente berichten

EEN BOODSCHAP VAN EEN ...

EEN BOODSCHAP VAN EEN MOSLIMPREKER AAN EEN CHRISTEN

Zwangerschap en borst ...

Zwangerschap en borstvoeding tijdens de Ramadan

Een aantal regels ove ...

Een aantal regels over zedelijkheidsnormen bij een bezoek aan een zieke