Artikelen




INTERPRETATIE VAN DE BETEKENIS VAN DE HEILIGE KORAN





Hoofdstuk soera 1 Al-Fātiha – De Opening Deel Guz 1


43


Soerah 1 – Al-Fātiha (Mekkaans)


De Opening


(1) In de naam van Allah, de meest Barmhartige, de


meest Genadevolle. (2) Alle lof en dank komt (alléén)


Allah toe, de Bezitter van (alle) wereldwezens (mensen,


Djinn, Engelen en de rest van Zijn volledige


schepping). (3) De meest Barmhartige (voor elk wezen


in dit leven), de meest Genadevolle (voor Zijn


gelovigen in het Hiernamaals). (4) De Heerser op de


Dag des Oordeels. (5) U (alléén) aanbidden wij, en U


(alléén) vragen wij om hulp.(6) Leidt ons op het rechte


Pad. (7) Het Pad van degenen aan wie U gunsten hebt


geschonken (verwijzend naar de Profeten en meer


specifiek Mohammed) en niet (naar het pad) van


degenen die Uw toorn hebben opgewekt (degenen die


de Waarheid verwerpen of verbergen) noch (naar het


pad) van de dwalenden.


Soerah 2 – Al-Baqarah (Medinisch)


De Koe


In de naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.


(1) Alif, Lām, Mīm. (2) Dit is het Boek, waarover geen


twijfel bestaat, een leidraad voor degenen die


godvrezend zijn. (3) Degenen die in het


onwaarneembare geloven en de gebeden volmaakt


verrichten en die weldoen met hetgeen Wij hen hebben


geschonken. (die dit aan en henzelf, hun ouders, hun


kinderen, hun echtgenoten etc. besteden en die


aalmoezen aan de armen geven en geld besteden op


Hoofdstuk soera 2 Al-Baqarah – De Koe Deel Guz 1


44


Allah’s weg) (4) En die geloven in datgene dat aan jou


(O Mohammed) is neergezonden. En wat vóór jou is


neergezonden. En zij geloven met zekerheid in het


Hiernamaals. (5) Zij hebben de leiding van hun Heer en


zullen daarom succes hebben. (6) Waarlijk, voor


degenen die ongelovig zijn maakt het geen verschil of


jij ze al dan niet waarschuwt: ze zullen toch niet


geloven. (7) Allah heeft hun harten en hun gehoor


verzegeld en over hun ogen is er een bedekking. Hun


zal een grote bestraffing ten deel vallen. (8) En er zijn


er onder de mensen die zeggen: “Wij geloven in Allah


en de laatste dag” terwijl zij geen gelovigen zijn. (9) Zij


trachten Allah en degenen die geloven te bedriegen,


terwijl zij slechts zichzelf bedriegen en zij beseffen


(het) niet. (10) In hun harten is een ziekte en Allah


heeft de ziekte doen toenemen. Er is voor hen een


pijnlijke bestraffing, want zij hadden de gewoonte om


leugens te vertellen. (11) En wanneer tegen hen gezegd


werd: “Zaai geen verderf op aarde,” dan zeggen zij:


“Wij zijn slechts vredestichters.” (12) Waarlijk! Zij zijn


degenen die verderf zaaien maar zij beseffen het niet.


(13) En als er tot hen wordt gezegd: “Gelooft zoals


andere mensen geloven” zeggen zij: “Moeten wij


geloven zoals de dwazen hebben geloofd?” Waarlijk,


zij zijn de dwazen, maar zij weten het niet. (14) En als


ze gelovigen tegenkomen, zeggen zij: “Wij geloven,”


maar als zij alleen zijn met hun duivels zeggen zij:


“Waarlijk wij behoren bij jullie, waarlijk, wij spotten


slechts.” (15) Allah spot met hen en zal hen blindelings


in hun overtreding verder laten afdwalen. (16) Zij zijn


degenen die de Leiding voor de dwaling hebben


verruild: hun handel is dus zonder winst. En zij zijn niet


geleid. (17) Zij lijken op degenen die een vuur


Hoofdstuk soera 2 Al-Baqarah – De Koe Deel Guz 1


45


aansteken; als het dan rond om hen heen licht is, neemt


Allah hun licht weg en laat hen in het donker achter. Zij


kunnen (dus) niet zien. (18) Zij zijn doof, stom en blind


en keren dus niet terug. (19) Of als de regenbui uit de


hemel waarin duisternis, donder en bliksem is. Zij


stoppen hun vingers in hun oren om de donderslag niet


te horen, omdat zij bang zijn voor de dood. Maar Allah


omsluit altijd de ongelovigen. (20) De bliksem


verblindt hen haast, als het voor hen flitst dan lopen zij


erin en als het donker is, staan ze stil. En als Allah het


gewild had, had Hij hun gehoor en gezicht weg kunnen


nemen. Allah heeft beslist macht over alle zaken. (21)


O Mensheid! Aanbidt jullie Heer Die jullie en degenen


vóór jullie geschapen heeft, zodat jullie godvrezend


worden. (22) Degene die de aarde als rustplaats voor


jullie gemaakt heeft, en de hemel tot een gewelf, en


regen van de hemel naar beneden stuurt waarmee Hij


vruchten voor jullie als levensonderhoud heeft


voortgebracht. Ken daarom geen deelgenoten toe aan


Allah terwijl jullie (het) weten. (23) En als jullie


twijfelen over hetgeen Wij hebben neergezonden aan


Onze dienaar, maak dan een soerah van gelijk niveau


en roep je getuigen op naast Allah, als jullie


waarachtigen zijn. (24) Maar als jullie dat niet kunnen


doen, en jullie kunnen dat nooit doen, vrees dan het


vuur dat door een brandstof gevoed wordt dat uit


mensen en stenen bestaat, zij is gereed gemaakt voor de


ongelovigen. (25) En breng degenen die geloven en


goede daden verrichten (en hierin standvastig blijven)


blijde tijding , dat er voor hen tuinen zullen zijn waar


rivieren onderdoor stromen. Elke keer als zij daarvan


fruit ontvangen zullen zij zeggen: “Zie hier hetgeen ons


reeds voorheen werd gegeven” en het soortgelijke zal


Hoofdstuk soera 2 Al-Baqarah – De Koe Deel Guz 1


46


hun gegeven worden en zij zullen daar reine


echtgenoten hebben en zij zullen daar voor altijd


verblijven. (26) Waarlijk, Allah acht het niet beneden


zich, om een mug tot gelijkenis te stellen, of iets dat


nietiger is dan dat. En voor degenen die geloven is dit


de Waarheid van hun Heer, maar de ongelovigen


zeggen: “Wat bedoelde Allah met deze parabel?” Hij


(Allah) liet er velen mee dwalen en Hij leidt er velen


mee. En Hij misleidt slechts degenen die niet aan Zijn


gehoorzaamheid beantwoorden. (27) Degenen die het


Verbond met Allah verbreken nadat zij het zijn


aangegaan en losbreken wat Allah bevolen heeft te


verbinden en misdaden plegen op aarde: zij zijn het die


de verliezers zijn. (28) Hoe kunnen jullie niet in Allah


geloven! Terwijl jullie levenloos waren en Hij jullie het


leven heeft gegeven. Toen gaf Hij jullie de dood en


opnieuw bracht Hij jullie tot leven en tot Hem zullen


jullie terugkeren. (29) Hij is Degene Die voor jullie


alles geschapen heeft wat op aarde is. Toen reikte Hij


over de hemel en maakte zeven hemelen en Hij is de


Kenner van alle zaken. (30) En (gedenk) toen jullie


Heer tegen de Engelen zei: “Ik zal op de aarde een


gevolmachtigde aanstellen” Zij zeiden: “Zult U daar


iemand plaatsen die misdaden pleegt en bloed laat


vloeien terwijl wij U verheerlijken, U prijzen en danken


en U heiligen?” Hij (Allah) zei: “Voorwaar, Ik weet


wat jullie niet weten.” (31) En Hij onderwees Adam de


namen van alle dingen en toen liet Hij deze aan de


Engelen zien en zei: “Vertel Mij hiervan de namen, als


jullie waarachtig zijn.” (32) Zij (de Engelen) zeiden:


“Verheerlijkt bent U, wij hebben geen kennis behalve


van wat U ons onderwezen heeft. U bent de Alwetende,


de Alwijze.” (33) Hij zei: “O Adam, vertel hun de


Hoofdstuk soera 2 Al-Baqarah – De Koe Deel Guz 1


47


namen.” En toen hij hun de namen had verteld, zei Hij:


“Heb Ik je niet verteld dat Ik het onzichtbare in de


hemelen en op de aarde ken en dat Ik weet wat je


onthult en wat je verborgen houdt?” (34) En toen Wij


tot de Engelen zeiden: “Buig (jullie hoofden) voor


Adam, (uit respect)!” Toen bogen zij allen (het hoofd),


behalve Iblies (Satan). Hij weigerde hoogmoedig


(omdat hij zichzelf beter vond dan Adam) en werd zo


één van de (ongehoorzame) ongelovigen. (35) En Wij


zeiden: “O Adam! Verblijf tezamen met jouw vrouw in


het Paradijs en eet beiden vrijelijk met plezier en genot


van de zaken daarvan zoals jullie willen, maar kom niet


bij deze boom of jullie beiden zullen tot de zondaren


behoren.” (36) Toen misleidde de Satan hen met die


boom, hij deed hen weggaan van de plaats (het


Paradijs) waar zij zich bevonden. Wij zeiden: “Daalt af,


een deel van jullie zal een vijand voor de ander zijn. Op


de aarde zal een verblijfplaats en genieting voor jullie


zijn, tot een bepaald tijdstip (de dood).” (37) Toen


ontving Adam van zijn Heer (nieuwe) woorden. Daarop


aanvaardde Hij zijn berouw. Waarlijk, Hij is Degene


Die vergeeft, de Genadevolle. (38) Wij zeiden: “ Daalt


allen af uit haar (het Paradijs), en als er van Mij leiding


tot jullie komt; wie dan Mijn leiding volgen; zij zullen


niet vrezen, noch zullen zij bedroefd zijn. (39) Maar


degenen die niet geloven en onze Tekenen loochenen,


dat zijn de bewoners van het Vuur, zij zullen daarin


voor altijd verblijven. (40) O Kinderen van Israël!


Gedenk Mijn gunst die Ik jullie gegeven hebt, en vervul


(jullie verplichtingen) voor Mijn verbond (met jullie)


dan houdt Ik Mij aan het verbond met jullie. En vrees


geen ander dan Mij. (41) En geloof in wat Ik heb


neergezonden (de Koran), als bevestiging wat bij jullie


Hoofdstuk soera 2 Al-Baqarah – De Koe Deel Guz 1


48


is (de Thora en de Psalmen) en wees niet de eersten die


dat niet geloven en verruil Mijn verzen niet voor een


klein bedrag en vrees daarom alleen Mij. (42) En


vermeng de Waarheid niet met de leugen, en verberg de


Waarheid ook niet terwijl jullie (de Waarheid) kennen.


(43) En verricht de gebeden correct en geef zakaat en


buig met degenen die buigen. (44) Jullie gebieden


vroomheid en rechtvaardigheid en dat alle daden voor


de gehoorzaamheid van Allah zijn van de mensen maar


jullie vergeten het zelf, terwijl jullie de Geschriften


reciteren. Hebben jullie dan geen verstand? (45) En


vraag hulp en (het vermogen om) geduld (op te brengen


in en om) het gebed (door de lusten en verlangens van


het ego te bedwingen). En voorzeker, dit (gebed) is


bijzonder zwaar en moeilijk behalve voor de


khaashi’ien (de onderdanigen; de ware gelovigen in


Allah: zij die Allah onvoorwaardelijk gehoorzamen, zij


die Allah’s bestraffing vrezen, zij die in Allah’s


beloften en waarschuwingen geloven aangaande het


Paradijs en de Hel). (46) (Zij zijn degenen) die er zeker


van zijn dat zij hun Heer zullen ontmoeten en dat zij tot


Hem zullen terugkeren. (47) O Kinderen van Israël!


Gedenk Mijn gunst die Ik jullie heb geschonken en dat


Ik u boven de volkeren verhief. (48) En vrees de Dag


(van het Oordeel) waarop geen ziel een andere ziel


ergens in kan bijstaan, en er geen voorspraak van haar


aanvaard wordt en er geen losprijs van haar


aangenomen wordt en zij niet geholpen worden. (49)


En (gedenkt) toen Wij jullie van de mensen van de


Farao redden, die jullie vreselijke martelingen


oplegden, jullie zonen vermoorden en jullie vrouwen


spaarden, verlosten, en daarin was een machtig vonnis


van jullie Heer. (50) En (gedenk) toen Wij de zee voor


Hoofdstuk soera 2 Al-Baqarah – De Koe Deel Guz 1


49


jullie splitsten waarop Wij jullie redden en de mensen


van de Farao lieten verdrinken, terwijl jullie toekeken.


(51) En (gedenk) toen Wij voor Mozes veertig nachten


hadden aangewezen en dat jullie een kalf namen (ter


aanbidding) en jullie zalimoen (overtreders) werden.


(52) Daarna vergaven Wij jullie zodat jullie dankbaar


zouden zijn. (53) En (gedenk) toen Wij Mozes de


geschriften gaven en het onderscheid (tussen goed en


kwaad) zodat jullie rechtgeleid zijn. (54) En (gedenk)


toen Mozes tegen zijn mensen zei: “O mijn mensen!


Waarlijk, jullie hebben jezelf onrecht aangedaan door


het kalf te aanbidden. Keren jullie je dus in berouw tot


jullie Schepper en doodt uw eigen ik, dat is het beste


voor u in het oog van uw Schepper.” Toen accepteerde


Hij jullie berouw. Waarlijk, Hij is de Meest


Berouwaanvaardende, de Genadevolle. (55) En


(gedenk) toen jullie zeiden: “O Mozes! Wij zullen je


nooit geloven totdat wij Allah duidelijk zien.” Waarop


de bliksem jullie greep terwijl jullie toekeken. (56) En


Wij deden jullie na jullie dood opstaan, zodat jullie


dankbaar zouden zijn. (57) En Wij zorgden ervoor dat


de wolken schaduw voor je wierpen en de manna


(honingzoet voedsel) en de kwartels naar beneden


stuurden (zeggende): “Eet van de goede en wettige


zaken, waarin Wij jullie hebben voorzien.” En zij


hebben Ons geen onrecht aangedaan, maar zij hebben


zichzelf onrecht aangedaan. (58) En (gedenk) toen Wij


zeiden: “Ga deze stad binnen en eet daar met plezier en


genot zoveel als jullie willen en ga de poort binnen en


kniel neer en zeg: “Vergeef ons” en Wij zullen jullie


jullie zonden vergeven en zullen de (beloning) voor de


weldoeners doen toenemen.” (59) Maar degenen die


gezondigd hadden veranderden de woorden die ze


Hoofdstuk soera 2 Al-Baqarah – De Koe Deel Guz 1


50


tegen elkaar spraken, zodat Wij een bestraffing op de


zondaren van de hemel toezonden, want zij


rebelleerden tegen Allahs gehoorzaamheid. (60) En


(gedenk) toen Mozes water voor zijn mensen vroeg,


waarop Wij zeiden : “Sla met je staf op de rots.” Toen


ontsprongen daaruit twaalf bronnen. Iedere (groep)


mensen kende zijn plaats bij het water. Eet en drink van


wat Allah jullie heeft voorzien en handel niet verdorven


door ellende op de aarde te veroorzaken. (61) En


(gedenk) toen jullie zeiden: “O Mozes! Wij verdragen


het niet om maar één soort voedsel te eten. Vraag je


Heer daarom om voor ons voort te brengen wat op de


aarde groeit: haar kruiden, komkommers, graan,


knoflook, linzen en uien.” Hij zei: “Willen jullie dat


wat beter voor jullie is, inruilen voor wat minder is? Ga


naar wat voor stad dan ook en jullie zullen vinden wat


jullie willen!” En zij waren met vernedering en ellende


bedekt en zij riepen de toorn van Allah over zich af


omdat zij niet in de Tekenen geloofden, de profeten


valselijk omgebracht hadden, omdat zij ongehoorzaam


waren en de grenzen overschreden hadden. (62)


Waarlijk! Degenen die geloven en die van de Joden en


Christenen en Sabijnen zijn, die in Allah en de Laatste


Dag geloven en goede daden verrichten, zullen hun


beloning bij hun Heer hebben, bij hen zal geen angst


zijn, noch zullen zij bedroefd zijn. (63) En ( gedenk, o


Kinderen van Israël) toen Wij het verbond aangingen


en Wij boven jullie de berg Thoer lieten oprijzen


(zeggende): “Houdt jullie vast aan wat Wij jullie


gegeven hebben en gedenk wat er in staat. Hopelijk


zullen jullie Allah vrezen. (64) Hierna keerden jullie je


ervan af. Als Allah jullie geen gunst en genade verleend


had, dan zouden jullie zeker onder de verliezers zijn.


Hoofdstuk soera 2 Al-Baqarah – De Koe Deel Guz 1


51


(65) En waarlijk, jullie kenden degenen onder jullie die


de regels van de Sabbath (de zaterdag) overtraden. Wij


zeiden tegen hen: “Weest verachte apen.” (66) Dus


hebben we deze bestraffing als een voorbeeld voor


henzelf gemaakt en voor de latere generatie een les


voor degenen die godvrezend zijn. (67) En (gedenk)


toen Mozes tegen zijn mensen zei: “Waarlijk Allah


heeft jullie bevolen dat jullie een koe moeten slachten.”


Zij zeiden: “Steek je de draak met ons?” Hij zei: “Ik


neem mijn toevlucht tot Allah om niet tot de


onwetenden te behoren.” (68) Zij zeiden: “Roep je Heer


voor ons aan, zodat Hij ons duidelijk maakt wat voor


een koe dit moet zijn.” Hij zei: “Waarlijk, het is een


koe die niet te oud of te jong moet zijn, maar van een


leeftijd daartussen, doe dus wat jullie bevolen is.” (69)


Zij zeiden: “Roep je Heer voor ons aan om


duidelijkheid te krijgen over haar kleur.” Hij zei: “Hij


zegt, het is een gele koe, helder van kleur, een plezier


voor de eigenaars.” (70) Zij zeiden: “Roep je Heer voor


ons aan om duidelijk te maken wat voor koe het moet


zijn. Waarlijk, voor ons zijn alle koeien gelijk. En


zeker, als Allah het wil, zullen wij juist worden geleid.”


(71) Hij (Mozes) zei: “Waarlijk, Hij zegt: “Het moet


een koe zijn die niet is afgericht om het land te ploegen


noch om de akkers te bevloeien, gaaf en vlekkeloos.”


Zij zeiden: “Nu heb je de waarheid gesproken.” Dus


slachtten zij haar hoewel zij het bijna niet hadden


gedaan. (72) En (gedenk) toen jullie een mens hadden


gedood en je een ander daarvoor beschuldigde. Maar


Allah liet alles zien wat jullie verborgen. (73) Toen


zeiden Wij: “ Slaat hem (de dode) met een deel van


haar (de koe). Zo brengt Allah de doden tot leven en


laat Hij jullie Zijn Tekenen zien, zodat jullie zullen


Hoofdstuk soera 2 Al-Baqarah – De Koe Deel Guz 1


52


begrijpen. (74) Daarna verhardden jullie harten zich en


werden als steen of nog harder. En waarlijk er zijn


stenen waaruit rivieren ontspringen en er zijn (stenen)


die splijten zodat het water over hen heen stroomt en


waarlijk, er zijn (stenen) die neervallen uit vrees voor


Allah. En Allah is niet onachtzaam over jullie daden.


(75) Verwachten jullie dat zij in jullie godsdienst zullen


geloven, ondanks het feit dat een deel van hen naar het


Woord van Allah luisterden en het dan veranderden,


nadat zij het hadden begrepen? (76) En als zij degenen


die geloven ontmoeten, zeggen zij: “Wij geloven,”


maar als zij onder elkaar zijn zeggen zij: “Zullen jullie


hen vertellen wat Allah aan jullie geopenbaard heeft


zodat zij met jullie zullen discussiëren voor jullie


Heer?” Hebben jullie dan geen verstand? (77) Weten zij


dan niet dat Allah weet wat zij verbergen en in de


openbaarheid brengen? (78) En er zijn ongeletterden


onder hen, die het Boek niet kennen, maar zij leggen


hun hoop in valse verlangens en zij doen niet anders


dan gissen. (79) Wee dan degenen die het Boek met


hun eigen handen schrijven en zeggen: “Dit is van


Allah,” om het voor een kleine prijs te verhandelen!


Wee dan hen voor wat hun handen geschreven hebben


en wee hen voor hetgeen zij verdienen. (80) En zij


zeggen: “Het vuur zal ons niet anders raken dan voor


een beperkt aantal dagen.” Zeg: “Heb je een verbond


met Allah gesloten, zodat Allah Zijn verbond niet zal


verbreken? Of zeggen jullie iets over Allah waar je


niets van af weet? (81) Voorzeker! Iedereen die het


kwaad verdient en waarvan de zonden hem omringt,


zullen de bewoners van het Vuur zijn; zij zullen daarin


voor altijd verblijven. (82) En degene die geloven en


goede daden verrichten, zij zullen de bewoners van het


Hoofdstuk soera 2 Al-Baqarah – De Koe Deel Guz 1


53


Paradijs zijn, zij zullen daarin voor altijd verblijven.


(83) En (gedenk) toen Wij een verbond met de


Kinderen van Israël sloten, zeggende: “Aanbid niemand


behalve Allah en wees plichtsgetrouw en goed voor de


ouders en verwanten en de wezen en de armen die


bedelen, en spreek goed tegen de mensen en verricht de


gebeden en geef zakaat. Vervolgens onttrokken jullie je


er aan, behalve slechts een paar van jullie, terwijl jullie


je afwendden. (84) En (gedenk) toen Wij het verbond


met jullie afsloten (zeggende): “Vergiet elkaars bloed


niet en verdrijf elkaar niet uit jullie woonplaatsen.


Daarop bevestigden jullie (dat) en jullie getuigden


(daarvan). (85) Daarna zijn jullie (Joden) degenen


geworden die elkaar doden en een deel van jullie (eigen


volk) uit jullie woonplaatsen verdrijven, jullie steunen


elkaar in zondigheid en vijandschap. En wanneer zij


(andere Joden) als gevangenen tot jullie komen, dan


kopen jullie hen vrij, hoewel hun uitbanning voor jullie


verboden was. Geloven jullie dan in een deel van de


geschriften en verwerpen jullie de rest? Er is geen


beloning voor wie van jullie zo handelen, behalve


schande in het leven van deze wereld en op de Dag der


Opstanding zullen zij de zwaarste bestraffing


toegewezen krijgen. En Allah is zich niet onachtzaam


van wat jullie doen. (86) Zij zijn degenen die het


Hiernamaals voor het aardse leven hebben verruild.


Hun bestraffing zal niet verlicht worden, noch zullen zij


geholpen worden. (87) En voorzeker, Wij gaven Mozes


het Boek en lieten na hem een aantal Boodschappers


komen. En Wij gaven Jezus, de zoon van Maria


duidelijke Tekenen en Wij versterkten hem met de


heilige Geest (Djibriel/Gabriël). Is het dan zo dat


telkens wanneer er een Boodschapper tot jullie kwam


Hoofdstuk soera 2 Al-Baqarah – De Koe Deel Guz 1


54


met iets wat jullie niet wensten, jullie arrogant werden


en jullie een aantal van hen loochenden en een aantal


doodden? (88) En zij zeggen: “Onze harten zijn


bedekt.” Nee, Allah heeft jullie voor jullie ongeloof


vervloekt, zo weinig is het dat zij geloven. (89) En


wanneer er een Boek van Allah tot hen komt,


bevestigend wat zich bij hen bevindt, terwijl zij


daarvoor om hulp hadden gevraagd tegen degenen die


niet geloven: toen dan tot hen datgene kwam wat zij


herkenden, geloofden zij er niet in. De vloek van Allah


rust daarom op de ongelovigen. (90) Hoe slecht is het,


want zij hebben zichzelf verkocht, dat zij ongelovig


zijn in wat Allah geopenbaard heeft, uit afgunst dat


Allah Zijn gunst neerzendt tot wie Hij wil van Zijn


dienaren. Zij hebben zo dus de toorn over zichzelf


afgeroepen. En voor de ongelovigen is er een


vernederende bestraffing. (91) En als er tegen hen


gezegd wordt: “Geloof in wat Allah aan jullie neer


heeft gezonden,” zeggen zij, “wij geloven in wat aan


ons is neergezonden.” En zij zijn ongelovig aan wat


daarna is gekomen terwijl dat de Waarheid is, wat


bevestigt wat reeds bij hen is. Zeg: “Waarom hebben


jullie al eerder de Profeten van Allah gedood, als jullie


echt gelovigen waren?” (92) En waarlijk Mozes kwam


tot jullie met duidelijke bewijzen, maar jullie aanbaden


het kalf nadat hij vertrokken was, en jullie waren


onrechtvaardigen. (93) En (gedenkt) toen Wij het


verbond met jullie afsloten en Wij de berg Thoer boven


jullie verhieven (zeggende): “Houd je stevig vast aan


wat Wij jullie gegeven hebben en luister (naar Ons


Woord). Zij zeiden: “Wij hebben gehoord en waren


ongehoorzaam.” En hun harten (namen) de aanbidding


van het kalf (op) vanwege hun ongeloof. Zeg: “Slecht is


Hoofdstuk soera 2 Al-Baqarah – De Koe Deel Guz 1


55


het waartoe jullie (vervalste) geloof jullie oproept, als


jullie gelovigen zijn.” (94) Zeg tegen (hen): “Als de


laatste verblijfplaats in het Hierrnamaals bij Allah


alleen maar voor jullie is en niet voor anderen van de


mensheid, verlang dan naar de dood als jullie


waarachtig zijn.” (95) Maar zij zullen er (de dood)


nooit naar verlangen vanwege wat hun handen vooruit


hebben gestuurd. En Allah is zich goed bewust van de


onrechtvaardigen. (96) En waarlijk, jullie zullen


ontdekken dat zij het meest begerig zijn naar het


(wereldse) leven, meer nog dan degenen die


deelgenoten (aan Allah) toekennen. Ieder van hen


wenste dat zij een leven van duizend jaar gegeven zou


worden. Maar de gave van zo’n leven redt hen niet het


minste van de bestraffing. En Allah ziet alles wat zij


doen. (97) Zeg: “Iedereen die een vijand van Gabriël is,


waarlijk hij heeft hem (de Koran) in jouw hart


neergezonden, met toestemming van Allah, als een


bevestiging van wat er vόόr geopenbaard was en als


leiding en goed nieuws voor de gelovigen. (98)


Iedereen die een vijand van Allah, Zijn Engelen, Zijn


Boodschappers en van (Zijn Engelen) Gabriël en


Michaël is, waarlijk, Allah is een vijand voor de


ongelovigen. (99) En waarlijk, Wij hebben aan jullie


duidelijke Tekenen gezonden en niemand is daar


ongelovig aan behalve de verdorvenen. (100) Is het niet


het geval dat elke keer wanneer Wij een verbond


afsluiten een deel van hen het terzijde gooit? Nee! De


Waarheid geloven de meesten van hen niet. (101) En


toen er een Boodschapper van Allah (Mohammed) tot


hen kwam, bevestigend van wat zij (reeds) bezaten (aan


kennis), wierp een groep van degenen aan wie de


Schrift (de Thora) gegeven was, het boek van Allah


Hoofdstuk soera 2 Al-Baqarah – De Koe Deel Guz 1


56


achter hun ruggen. Alsof zij (de Waarheid) niet kenden!


(102) Zij volgden wat de duivels voorlazen in de


regeringstijd van Soelayman. Soelayman was niet


ongelovig, maar de duivels waren ongelovig, zij


onderwezen de mensen tovenarij (Sihr) en wat was


neergezonden te Babel (Sawaad of het platteland van


Irak) aan de twee Engelen Hārōet en Mārōet. Geen van


beide (Engelen) gaven onderricht, zonder dat zij zeiden:


“Wij zijn slechts een beproeving (van Allah voor de


mens), dus wees niet ongelovig.” Zo leerden zij van


hen (tovenarij) dat wat een scheiding veroorzaakte


tussen een man en zijn echtgenote. Maar hiermee


(‘sihr’) konden zij (de tovenaars) niemand schade


berokkenen, tenzij met Allah’s toestemming. (In feite)


leerden zij slechts datgene wat hun schade kan


toebrengen (in het Hiernamaals) en dat (zwarte magie)


hen van generlei voordeel kan zijn. En waarlijk, zij


wisten dat de bedrijvers (van ‘sihr’) geen aandeel zullen


hebben in (de tuinen van het Paradijs in) het


Hiernamaals (doordat ze ‘sihr’ verkozen boven het


Boek van Allah). En slecht is het waarvoor zij hun


zielen (aan de duivel) verkochten. Hadden zij het maar


geweten. (103) En als zij hadden geloofd en (Allah)


hadden gevreesd, dan zou de beloning van hun Heer


veel beter zijn, als zij het maar wisten! (104) O jullie


die geloven! Zeg niet “Houd rekening met ons” maar


zeg “Laat ons begrijpen en hoor.” En voor de


ongelovigen is er een pijnlijke bestraffing. (105) De


ongelovigen onder de mensen van het Boek en de


veelgodenaanbidders wensen niet dat jullie iets goeds


van jullie Heer neergezonden krijgen. Maar Allah kiest


voor Zijn genade wie Hij wil. En Allah is de Bezitter


van grote Genade. (106) Van elk Vers dat Wij teniet


Hoofdstuk soera 2 Al-Baqarah – De Koe Deel Guz 1


57


doen of doen vergeten: Wij brengen er iets beters voor


in de plaats. Weten jullie niet dat Allah in staat is om


alles te doen? (107) Weten jullie niet dat het Allah is,


Die het domein van de hemelen en de aarde bezit? En


naast Allah hebben jullie geen voogd of helper. (108)


Of willen jullie je Boodschapper ondervragen zoals


Mozes hiervoor ondervraagd is? En degene die het


geloof in ongeloof verandert, is waarlijk van het Rechte


Pad afgedwaald. (109) Veel mensen van het Boek


wensen dat zij jullie tot het ongeloof kunnen brengen


nadat jullie geloofd hebben, uit afgunst die onder hen


leeft, zelfs nadat de Waarheid hen duidelijk geworden


is. Maar vergeef hen en let er niet op totdat Allah Zijn


bevelen geeft. Waarlijk, Allah is tot alles in staat. (110)


En onderhoudt de gebeden en geef zakaat en het goede


dat jullie naar voren sturen voor jullie zelf, zullen jullie


bij Allah vinden. Voorwaar Allah is de Alziende van


wat jullie doen. (111) En zij zeggen: “Niemand zal het


Paradijs binnentreden behalve wie Jood of Christen


was.” Dat zijn hun eigen wensen. Zeg: “Geef bewijs als


jullie waarachtig zijn.” (112) Inderdaad! Eénieder die


(zichzelf) in volle overgave aan Allah onderwerpt en


een moehsin is, zal zijn beloning bij zijn Heer


aantreffen. Zij zullen niet vrezen noch zullen zij


bedroefd zijn. (113) De Joden zeggen dat de Christenen


niets volgen en de Christenen zeggen dat de Joden niets


volgen hoewel zij de geschriften reciteren. Hetzelfde


zeggen (de heidenen), die het niet weten. Allah zal op


de Dag der Opstanding onder hen oordelen over


datgene waarin zij van mening verschillen. (114) En


wie is er onrechtvaardiger dan degenen die verbieden


dat Allah’s Naam verheerlijkt en genoemd wordt in


Allah’s moskeeën en deze trachten te vernietigen? Zij


Hoofdstuk soera 2 Al-Baqarah – De Koe Deel Guz 1


58


behoren deze niet binnen te gaan, behalve als


vrezenden. Er is schande over hen in deze wereld en zij


zullen een grote bestraffing krijgen in het Hiernamaals.


(115) En aan Allah behoort het Oosten en het Westen,


dus waar jullie je ook wenden, daar is het Aangezicht


van Allah. Allah is Alomvattend, Alwetend. (116) En


zij zeggen: “Allah heeft een zoon gekregen.


Verheerlijkt is Hij. Nee! Aan Hem behoort alles wat er


in de hemelen en op de aarde is en allen onderwerpen


zich in gehoorzaamheid aan Hem. (117) Als de


Voortbrenger van de hemelen en de aarde tot iets


besluit, zegt Hij slechts: “Wees” en het is. (118) En


degenen die geen kennis hebben zeggen: “Waarom


spreekt Allah niet tot ons of waarom komt er geen


teken tot ons?” Zo spraken ook degenen die vόόr hen


waren. Hun harten zijn hetzelfde, Wij hebben beslist de


Tekenen duidelijk gemaakt aan een overtuigd volk.


(119) Waarlijk, Wij hebben jou (Mohammed) met de


Waarheid gestuurd, als een brenger van goed nieuws en


als een waarschuwer. En jij zult niet ondervraagd


worden over de bewoners van het laaiende vuur. (120)


En de de Joden en de Christenen zullen nooit behagen


in jou vinden, totdat je hun godsdienst zal volgen. Zeg:


“Waarlijk de Leiding van Allah, is de enige leiding. En


als jij hun wensen volgt, nadat de kennis tot jou is


gekomen, dan zal er voor jou tegen Allah noch een


‘beschermer’ noch een ‘helper’ zijn. (121) Degenen aan


wie Wij het Boek hebben gegeven, reciteren het zoals


het gereciteerd behoort te worden. Zij zijn degenen die


erin geloven. En degenen die er niet in geloven, dat zijn


degenen die de verliezers zijn. (122) O Kinderen van


Israël, gedenk Mijn gunst die Ik jullie heb verleend en


dat Ik aan jullie boven alle wereldwezens de voorkeur


Hoofdstuk soera 2 Al-Baqarah – De Koe Deel Guz 1


59


gaf. (123) En vrees de Dag (des Oordeels) waarop geen


mens iets voor een ander kan betekenen en er geen


losprijs van haar aanvaard zal worden en geen


voorspraak zal hem baten. En hulp (tegen de


bestraffing) zal er nooit komen. (124) En (gedenk) dat


de Heer van Abraham hem met enige bevelen


beproefde, welke hij vervulde. Hij (Allah) zei (tot


hem): “Waarlijk, Ik zal jou voor de mensheid tot een


leider maken.” Abraham zei: “En ook van mijn


nageslacht?” Allah zei: “Mijn verbond (profeetschap)


omvat de onrechtplegers niet. (125) En (gedenk) dat


Wij het Huis (de Ka’ba in Mekka) tot een plaats van


toevlucht en tot een veilige plaats gemaakt hebben. En


neem voor jouw (mensen) de plek van Abraham als een


gebedsplaats en Wij hebben Abraham en Ismaël


bevolen dat zij Mijn huis moeten reinigen voor degenen


die daar om heen lopen of daar verblijven of daar


buigen en neerknielen. (126) En (gedenk) toen


Abraham bad: “Mijn Heer, maak van deze stad een


veilige plaats en voorzie haar bevolking, die in Allah en


de Laatste Dag geloven, van vruchten.” Hij


antwoordde: “De ongelovigen zal Ik een tijdje


tevredenheid geven en dan zal Ik hen aan de bestraffing


van de Hel onderwerpen, en dat is zeker de ergste


bestemming.” (127) En (gedenk) toen Abraham en (zijn


zoon Ismaël) de funderingen van het huis (de Ka’ba in


Mekka) legden (zeggende): “Onze Heer, accepteer


(deze dienst) van ons. Waarlijk! U bent de Alhorende,


de Alwetende. (128) Onze Heer! En laat ons aan U


onderwerpen en ons nageslacht een natie van degenen


zijn die zich aan U onderwerpen en onderwijs ons de


rituelen van de Hadj en accepteer ons berouw. Waarlijk


U bent de Meest Berouwaanvaardende, de


Hoofdstuk soera 2 Al-Baqarah – De Koe Deel Guz 1


60


Genadevolle. (129) Onze Heer! Stuur onder hen een


Boodschapper van hun (eigen volk), die hun Uw verzen


zal reciteren en hen in het Boek (de Koran) en volledige


kennis van de islamitische wet en jurisprudentie zal


onderrichten en hen reinigt. Waarlijk! U bent de


Almachtige, de Alwijze. (130) En wie keert zich af van


de godsdienst van Abraham, anders dan wie zichzelf


voor de gek houdt? Waarlijk, Wij hebben hem in deze


wereld uitgekozen en waarlijk, in het Hiernamaals zal


hij onder de rechtvaardigen zijn. (131) Toen zijn Heer


tegen hem zei: “Onderwerp jezelf (aan Mij)!” zei hij:


“Ik heb mij onderworpen aan de Heer der Werelden.”


(132) En dit was door Abraham aan zijn zonen


opgelegd (en dat deed) Jacob (ook, zeggende): “O mijn


zonen! Allah heeft voor jullie de ware godsdienst


uitgekozen en sterf niet tenzij je moslim bent.” (133) Of


waren jullie getuigen toen Jacob de dood nabij was?


Toen hij tegen zijn zonen zei: “Wat zullen jullie na mij


aanbidden?” Zij zeiden: “Wij zullen jouw God


aanbidden, de God van jouw vaderen, Abraham, Ismaël


en Isaac, Eén God en aan Hem onderwerpen wij ons.”


(134) Dat was een natie die nu uitgestorven is. Zij


zullen de beloning krijgen van wat zij verdiend hebben


en jullie van wat jullie verdiend hebben. En jullie zullen


niet ondervraagd worden over wat zij gewoonlijk


deden. (135) En zij zeggen: “Wordt Jood of Christen,


dan zullen jullie geleid zijn.” Zeg: “Nee (wij volgen) de


godsdienst van Abraham, die ‘Hanifan’ (rechtzinnig)


was en hij was nooit onder degenen die deelgenoten


aan Allah toekenden!” (136) Zeg: “Wij geloven in


Allah en datgene wat Hij aan ons neergezonden heeft


en dat wat aan Abraham, Ismael, Isaac en de stammen


is gegeven en dat wat aan Mozes gegeven is en aan


Hoofdstuk soera 2 Al-Baqarah – De Koe Deel Guz 1


61


Jezus, en dat wat er is gegeven van hun Heer aan de


Profeten. Wij maken geen onderscheid tussen hen en


aan Hem hebben wij ons onderworpen.” (137) En als


zij (de mensen van het boek, zowel de Joden als de


Christenen) geloven in hetzelfde als waarin jullie *0F


1


geloven, dan (pas) zijn zij rechtgeleid. Maar als zij zich


afwenden, dan zijn zij het die de vijandschap (jegens


jullie) verkeren. Allah (belooft) dat Hij voor jullie


voldoende zal zijn tegen hen (die zich vijandig


opstellen tegenover de waarheid waarmee Mohammed


is gekomen). En Hij is de Alhorende, de Alwetende.


(138) Neem de godsdienst van Allah en welke


godsdienst is beter dan die van Allah? En wij zijn Zijn


aanbidders. (139) Zeg: “Redetwisten jullie met ons over


Allah terwijl Hij onze Heer en jullie Heer is? En wij


zullen voor onze daden beloond worden en jullie voor


jullie daden. En wij zijn in onze aanbidding en


gehoorzaamheid voor Hem oprecht. (140) Of zeggen


jullie dat Abraham, Ismaël, Isaac, Jacob en de stammen


Joden en Christenen waren? Zeg: “Weten jullie het


beter of (weet) Allah (het beter)? En wie is


onrechtvaardiger dan degene die de getuigenis die hij


van Allah heeft gekregen verbergt? En Allah is niet


onachtzaam van wat jullie doen.” (141) Dat is een volk


dat uitgestorven is. Zij zullen de beloning krijgen die zij


verdienden, en jullie zullen krijgen wat jullie


verdienden. En jullie zullen niet ondervraagd worden


wat zij deden. ۞


*1 De verwijzing hier is naar de sahaabah (de metgezellen van de Profeet).


(142) De dwazen onder het volk zullen zeggen: “Wat


heeft hen zich doen afwenden van hun Qibla



Recente berichten

Zwangerschap en borst ...

Zwangerschap en borstvoeding tijdens de Ramadan

Een aantal regels ove ...

Een aantal regels over zedelijkheidsnormen bij een bezoek aan een zieke