Artikelen




Hoofdstuk soera 6 Al-An’ām – Het Vee Deel Guz 8


179


gemaakt - duivels van onder de mensen en de djinn, zij


fluisteren elkaar fraaie woorden in om (de mensen) te


misleiden. Als jullie Heer het gewild had dan zouden


zij dit niet gedaan hebben, laat hen dus met rust met


hun bedenksels. (113) Zodat de harten van degenen die


niet in het Hiernamaals geloven ertoe neigen en zodat


zij hier genoegen aan mogen beleven en zodat zij


verrichten wat zij (de Satans) verrichten. (114) Zeg (O


Mohammed): “Zal ik een andere rechter dan Allah


zoeken terwijl Hij het is Die het Boek (de Koran) tot


hen heeft neergezonden als een uiteenzetting?” En


degenen die Wij de Schrift hebben gegeven, weten dat


het van jullie Heer in Waarheid geopenbaard is. Behoor


dus niet tot degenen die twijfelen. (115) En het Woord


van jullie Heer is in waarheid en rechtvaardigheid


vervuld. Niemand kan Zijn woorden veranderen. En Hij


is de Alhorende, de Alwetende. (116) En als je de


meesten van degenen die op aarde (zijn) gehoorzamen,


zullen zij je ver van Allah’s Pad laten afdwalen. Zij


volgen niets anders dan gissingen en zij doen niets


anders dan liegen. (117) Waarlijk, jouw Heer! Hij is het


Die het beste weet wie van Zijn Weg afdwaalt, en Hij


weet het beste wie de rechtgeleiden zijn. (118) Eet dus


van dat (vlees) waarover Allah’s Naam uitgesproken is,


als jullie in Zijn Verzen geloven. (119) En wat is er met


jullie, dat jullie niet eten van het voedsel waarover


Allah’s Naam uitgeroepen is, terwijl Hij jullie


nauwkeurig heeft uitgelegd wat verboden voor jullie is,


behalve dat waar jullie toe gedwongen zijn uit


noodzaak? En zeker, velen leiden (de mensheid) op een


dwaalspoor door hun eigen wens en door gebrek aan


kennis. Zeker, jullie Heer kent de overtreders het beste.


(120) En laat de openlijke en de verborgen zonden


Hoofdstuk soera 6 Al-An’ām – Het Vee Deel Guz 8


180


achterwege. Waarlijk, degenen die zonden begaan


zullen vergolden worden voor datgene wat zij deden.


(121) Eet niet van dat waarover Allah’s Naam niet


uitgesproken is, dit is zeker een zonde. Zeker, de


duivels fluisteren hun vrienden in om met jullie te


argumenteren. En als jullie hen hadden gehoorzaamd


(door met hen in te stemmen) dan zouden jullie zeker


tot de polytheïsten behoren. (122) Wij hebben degene


die dood was het leven gegeven en hebben voor hem


het licht aangestoken, waardoor hij onder de mensen


kan lopen; is hij te vergelijken met hem die in de


duisternissen verkeert,was waar hij nooit uit kan


komen? Zo wordt voor de ongelovigen


schoonschijnend gemaakt wat zij plachten te doen.


(123) En zo hebben Wij in iedere stad haar grootste


misdadigers geplaatst om samen te zweren. Maar zij


zweren niet samen, behalve tegen zichzelf, terwijl zij


het niet beseffen. (124) En als tot hen een Teken komt,


zeggen zij: “Wij zullen niet geloven tot wij hetzelfde


ontvangen als de Boodschappers van Allah ontvangen


hebben.” Allah weet het beste aan wie Hij Zijn


Boodschap geeft. Bij Allah zullen degenen die


misdaden pleegden door kleinering en een zware


bestraffing getroffen worden vanwege hun


samenzweringen. (125) En wie wil dat Allah hem leidt,


diens borst opent Hij voor de Islam; en wie Hij wenst te


doen dwalen, diens borst maakt Hij nauw en beklemd


alsof hij (op een hoge berg) naar de hemel klimt. Zo


werpt Allah de toorn over degenen die niet geloven.


(126). En dit is het Pad van jullie Heer, een recht Pad.


Wij hebben Onze openbaring uiteengezet voor een volk


dat zich laat vermanen. (127) Voor hen zal er een huis


van vrede zijn bij hun Heer. En Hij zal hun beschermer


Hoofdstuk soera 6 Al-An’ām – Het Vee Deel Guz 8


181


zijn vanwege wat zij doen. (128) En op de Dag


wanneer Hij hen (allen) zal verzamelen ( zal Hij


zeggen): “O, jullie gemeenschap van Djinns! Veel van


jullie hebben de mensen misleid.” En hun bondgenoten


van onder de mensen zullen zeggen: “Onze Heer! Wij


profiteerden van elkaar, maar nu hebben wij onze


voorgeschreven termijn bereikt, wat U ons heeft


voorgeschreven.” Hij zal zeggen: “Het Vuur zal jullie


verblijfplaats zijn en jullie zullen daarin voor altijd


verblijven, behalve als Allah het (anders) wil.” Zeker


jullie Heer is Alwijs, Alwetend. (129) Zo maken Wij de


onrechtvaardigen tot elkaars bondgenoten vanwege wat


zij verdienen. (130) O gemeenschap van Djinn en


mensen! Zijn er uit jullie eigen middens dan geen


Boodschappers tot jullie gekomen, die de Verzen (uit


Mijn boeken) aan jullie voordroegen? Werden jullie


dan niet gewaarschuwd voor jullie ontmoeting op de


aangezegde Dag (der Opstanding)? Zij zullen (toegeven


en) zeggen: “Wij getuigen tegen onszelf.” Voorzeker,


het was het wereldse leven dat hen heeft bedrogen en


zij zullen tegen zichzelf getuigen dat zij ongelovigen


waren. (131) Dit is omdat jullie Heer de (bevolking van


de) steden van de zondaren niet zal vernietigen en de


bewoners ervan zijn achtelozen. (132) Voor allen zullen


er graden (in de rangen) zijn voor wat zij gedaan


hebben. En jullie Heer is zich niet onbewust van wat zij


doen. (133) En jullie Heer is de Behoefteloze, vol


genade. Als Hij wil kan Hij jullie vernietigen en stelt


Hij na jullie als opvolgers aan wie Hij wil, zoals Hij


jullie heeft voortgebracht uit het nageslacht van een


ander volk. (134) Waarlijk, wat jullie beloofd is zal


zeker gebeuren en jullie kunnen het niet voorkomen.


(135) Zeg (O Mohammed): “O, mijn mensen! Werk op


Hoofdstuk soera 6 Al-An’ām – Het Vee Deel Guz 8


182


jullie manier, waarlijk, ik werk (ook) op mijn manier en


jullie zullen te weten komen, voor wie de uiteindelijke


opbrengst in het Hiernamaals gunstig is. Zeker, de


onrechtvaardigen zullen geen succes hebben. (136) En


zij kennen aan Allah een deel van het akkerland en het


vee toe, wat Hij geschapen heeft, en zij zeggen: “Dit is


voor Allah” volgens wat zij zich voorstellen en “dit is


voor onze afgoden.” Maar het deel van de afgoden


bereikt Allah niet, terwijl het deel van Allah de afgoden


wel bereikt. Kwaad is de manier waarop zij oordelen!


(137) En zo deden hun leiders het doden van hun


kinderen voor velen van de veelgodenaanbidders mooi


toeschijnen, om hen te vernietigen en om verwarring in


hun godsdienst te creëren. En als Allah het gewild had


zouden zij dat niet gedaan hebben. Laat hen dus met


hun bedenksels alleen. (138) En zij zeiden: “Dit vee en


deze oogst zijn verboden, niemand eet er van, behalve


wie wij willen.” En dat er bepaalde soorten vee zijn die


geen last mogen dragen of enig ander werk doen en vee


waarover de Naam van Allah niet wordt uitgesproken;


liegend over Hem (Allah). Hij zal hen vanwege hun


bedenksels vergelden. (139) En zij zeggen: “Wat in de


buiken van bepaalde soorten vee is, is alleen voor


mannen en verboden voor onze vrouwen, maar als het


dood geboren wordt, dan mogen zij (de mannen en de


vrouwen) daarin meedelen.” Hij zal hen voor hun


toekenning bestraffen. Waarlijk, Hij is Alwijs,


Alwetend. (140) Waarlijk, degenen die hun kinderen


hebben gedood uit dwaasheid, zonder kennis hebben


een groot verlies geleden en zij verklaarden voor


verboden wat Allah hun aan voorzieningen heeft


geschonken, als een verzinsel over Allah. Zij zijn


waarlijk afgedwaald en niet geleid. (141) En Hij is


Hoofdstuk soera 6 Al-An’ām – Het Vee Deel Guz 8


183


Degene Die de Tuinen doet ontstaan, gestutte en niet


gestutte, en de dadelpalm en oogsten waarvan de


vruchten verschillen in vorm en smaak, olijven en


granaatappels, gelijk en verschillend. Eet van haar fruit


als het vrucht draagt, maar betaal de prijs (de zakat) op


de oogstdag. Maar wees niet buitensporig. Waarlijk, Hij


houdt niet van de buitensporigen. (142) En Hij schiep


onder het vee lastdieren en slachtdieren. Eet van dat


waar Allah jullie mee voorzien heeft en volg niet de


voetstappen van Sheitan. Zeker, hij is voor jullie een


openlijke vijand. (143) Acht, in paren; van schapen


twee en van de geiten twee. Zeg (O Mohammed):


“Heeft Hij de twee mannelijke en de twee vrouwelijke


of die in de baarmoeder van de twee vrouwelijke zitten,


verboden? Informeer mij met kennis als jullie


waarachtig zijn.” (144) En van de kamelen twee en van


de koeien twee. Zeg: “Heeft Hij de twee mannelijke en


de twee vrouwelijke of die in de baarmoeder van de


twee vrouwelijke zitten, verboden? Of waren jullie


aanwezig toen Allah jullie zoiets verboden heeft? Wie


maakt er dan een grotere fout dan degene die leugens


over Allah verzint, om de mensheid zonder kennis te


laten dwalen. Zeker, Allah leidt de mensen niet die


onrechtvaardig zijn. (145) (O Mohammed, informeer


hen en) zeg: “Ik (als Boodschapper van Allah) kan in


de openbaringen niets terugvinden (aangaande de valse


verklaringen van de onwetende afgodendienaars)


waarin zij voedsel als haraam (verklaren). Behalve als


het gaat om (het kadaver van) een dood dier; of


stromend bloed; of varkensvlees dat zeer zeker onrein


is; of haraam vlees dat geslacht werd als offer (in de


naam van) een ander dan Allah. Maar al wie door


(hongers)nood wordt gedwongen (en hier toch met


Hoofdstuk soera 6 Al-An’ām – Het Vee Deel Guz 8


184


afkeer van moet eten) – zonder bewust ongehoorzaam


te willen zijn en de geldende grenzen niet overtreedt


(door slechts het minimum aan haraam voedsel tot zich


te nemen) – voor hen is jullie Heer de


Vergevingsgezinde, de meest Genadevolle. (146) En


voor de Joden verboden Wij alle (dieren) met


ongespleten hoeven, en Wij verboden hen het vet van


de koe en het schaap, behalve wat hun ruggen dragen,


het vet van de ingewanden of het vet dat aan het bot is


vergroeid. Zo vergolden Wij hen voor hun


opstandigheid. En waarlijk, Wij zijn waarachtig. (147)


Als zij jou voorliegen, moet je zeggen: “Jouw Heer is


de Eigenaar van een Grote Genade, en nooit zal Zijn


toorn zich afkeren van de mensen die misdadigers


zijn.” (148) Degenen die deelgenoten aan Allah


toekenden, zullen zeggen: “Als Allah het gewild had,


dan zouden wij geen deelgenoten aan Hem toekennen,


noch zouden onze vaders (dat doen), en wij zouden


niets (tegen Zijn wil) verboden hebben.” Op dezelfde


manier loochenen degenen die voor hen waren hen, tot


zij Onze wraak proefden. Zeg: “Hebben jullie enige


kennis? Breng het dan naar buiten voor Ons. Waarlijk,


jullie volgen niets dan gissingen en jullie doen niets


anders dan liegen.” (149) Zeg: “Bij Allah is het


volmaakte bewijs en argument en als Hij het zo gewild


had, had Hij waarlijk jullie allen geleid.” (150) Zeg (O


Mohammed): “Breng jullie getuigen naar voren,


degenen die kunnen getuigen dat Allah dit verboden


heeft.” Als zij getuigen, getuig dan niet met hen, noch


volg de boze neigingen van degenen die Onze Tekenen


verloochenen en evenmin degenen die niet in het


Hiernamaals geloven, terwijl zij deelgenoten toekennen


aan hun Heer. (151) Zeg: “Kom, ik zal reciteren wat


Hoofdstuk soera 6 Al-An’ām – Het Vee Deel Guz 8


185


jullie Heer voor jullie verboden heeft verklaard: dat


jullie iets als deelgenoot aan Hem toekennen. Wees


goed en plichtsgetrouw voor jullie ouders, doodt jullie


kinderen niet uit (angst voor) armoede – Wij voorzien


jullie en hen van levensonderhoud; kom niet in de buurt


van schandelijke zonde of dit nu openlijk gepleegd


wordt of in het verborgene; en doodt niet de ziel die


Allah verboden heeft verklaard, behalve voor een


rechtvaardige zaak. Dit heeft Hij jullie bevolen, zodat


jullie mogen begrijpen.” (152) En kom niet nader tot de


eigendommen van de wees, behalve om het te


verbeteren, tot hij de volwassen leeftijd heeft bereikt en


geef de volle maat en het volle gewicht met


rechtvaardigheid. Wij belasten niemand met meer dan


hij kan dragen. En als jullie (recht)spreken, wees dan


onpartijdig. Zelfs als er naaste verwanten bij betrokken


zijn, en vervul het verbond met Allah. Dat is hetgeen


Hij jullie beveelt, opdat jullie eraan worden herinnerd.


(153) En dat dit Mijn Pad is, een recht Pad. Volg het


dan en volg geen andere paden, want die zullen jullie


doen afsplitsen van Zijn Pad. Dit is wat Hij jullie heeft


opgedragen, opdat jullie godvrezend zullen worden.


(154) Toen, gaven Wij Mozes het Boek (de Thora) om


(Onze gunsten) voor degenen die het goede doen te


vervolmaken en om alle zaken nauwkeurig uit te leggen


en Leiding en Genade. Dat zij moge geloven in de


ontmoeting met hun Heer. (155) En dit is een Boek wat


Wij hebben neergezonden als een zegen, volg het


daarom en vrees Allah dat jullie de genade mogen


ontvangen. (156) Opdat jullie niet zullen zeggen: “Het


Boek is slechts aan twee volkeren (de Joden en de


Christenen) vόόr ons neergezonden en wij waren ons


niet bewust wat zij bestudeerden.” (157) Of dat jullie


Hoofdstuk soera 6 Al-An’ām – Het Vee Deel Guz 8


186


niet zullen zeggen: “Als het Boek maar aan ons was


neergezonden, dan waren wij zeker beter geleid dan


hen.” Dus nu is tot jullie een duidelijk bewijs gekomen


van jullie Heer, en een Leiding en een Genade. Wie


maakt er een grotere fout dan degene die de Tekenen


van Allah verwerpt en zich daarvan afkeert? Wij zullen


degenen die zich van Onze Tekenen afkeren vergelden


met een kwade bestraffing omdat zij zich (ervan)


afkeerden. (158) Wachten zij dan op iets anders dan dat


de Engelen tot hen zullen komen, of dat jullie Heer zal


komen, of dat een aantal van de Tekenen van jullie


Heer zal komen. De dag dat er wat Tekenen van jullie


Heer zullen verschijnen, zal het geloof van iemand niet


baten wanneer hij daarvόόr niet geloofde of niets goeds


verrichte toen hij geloofde. Zeg (O Mohammed):


“Wacht jullie! Wij wachten (ook).” (159) Waarlijk,


degenen die een scheiding in hun godsdienst maken en


het in sekten onderverdelen, (daar heb) jij niet de


minste zorgen over. Hun zaak ligt uitsluitend bij Allah,


Die zal hen vertellen wat zij gedaan hebben. (160)


Iedereen die een goede daad verricht zal tien maal


daarvan de prijs krijgen en iedereen die een slechte


daad verricht zal slechts de vergelding van het


gelijkwaardige krijgen en hen zal geen onrecht


aangedaan worden. (161) Zeg: “Waarlijk, mijn Heer


heeft mij op het rechte Pad geleid, een juiste


godsdienst, de godsdienst van Ibrahim Hanifan en hij


was nooit onder degenen die anderen dan Allah


aanbaden.” (162) Zeg: “Waarlijk mijn gebed, mijn


offer, mijn leven en mijn dood zijn voor Allah, de Heer


der Werelden. (163) Hij heeft geen deelgenoten. En dit


is mij bevolen (te verkondigen) en ik ben de eerste van


de Moslims. (164) Zeg: “Zal ik een andere Heer zoeken


Hoofdstuk soera 6 Al-An’ām – Het Vee Deel Guz 8


187


dan Allah, terwijl Hij de Heer van alle zaken is? En


niemand bedrijft iets of het rust op hemzelf en geen


enkele drager zal een last van een ander dragen. Tot


jullie Heer is jullie terugkeer, dus Hij zal jullie vertellen


waarin jullie verschilden.” (165) En Hij is het Die u op


aarde als gevolmachtigden heeft aangesteld, en Hij


heeft sommigen van jullie in rang boven anderen


verheven, opdat Hij u met hetgeen Hij u heeft voorzien,


moge beproeven. Voorzeker, uw Heer is snel in het


straffen. Voorzeker, Hij is Vergevensgezind,


Genadevol.


Soerah 7 – Al-A’rāf (Mekkaans)


De Hoogten


In de naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle.


(1) Alif, Lām, Mīm, Sād. (2) (Dit is) een Boek wat aan


jou (Mohammed) neergezonden is, laat er daarom geen


bedruktheid in jouw borst zijn vanwege deze (Koran).


Het Boek is een waarschuwing en een overdenking


voor de gelovigen. (3) Volg dan hetgeen aan jullie is


neergezonden van jullie Heer en volg buiten Hem geen


leiders. Weinig is het dat jullie je laten vermanen. (4)


En een groot aantal steden vernietigden Wij. Onze


bestraffing kwam over hen gedurende de nacht, of


terwijl zij hun middagslaap deden. (5) En hun


smeekbede, toen Onze bestraffing tot hen kwam, was


slechts dat zij zeiden: “Waarlijk, wij waren


onrechtvaardigen.” (6) Dan zeker, zullen Wij die


(mensen) ondervragen aan wie (Profeten) gezonden


waren en waarlijk, Wij zullen de Boodschappers


ondervragen. (7) Dan zeker, Wij zullen hen (het hele


Hoofdstuk soera 7 Al-A’rāf – De Hoogten Deel Guz 8


188


verhaal) met kennis vertellen en Wij waren zeker niet


afwezig. (8) En het afwegen (van de daden) op de Dag


(van de Afrekening) zal de werkelijke (balans)


aangeven. De (ware) overwinnaars zijn zij van wie de


weegschaal (met hasanaat) zwaarder (door)weegt. (9)


En zij die een lichte schaal hebben (door zonden), dat


zijn de (ware) verliezers omdat zij Onze Verzen


plachten te ontkennen. (10) En zeker, Wij gaven jullie


gezag over de aarde en wezen voor jullie daarin


levensonderhoud aan. Weinig is de dank die jullie


geven. (11) En zeker, Wij hebben jullie geschapen en


hebben jullie vorm gegeven. Toen hebben Wij de


Engelen verteld: “Kniel neer voor Adam,” en zij


knielden neer, behalve Iblies: hij weigerde om één van


de knielenden te zijn. (12) Hij (Allah) zei: “Wat


weerhoud je ervan om te knielen wanneer Ik jou dat


beveel?” Iblies zei: “Ik ben beter dan hem. Mij heeft U


van vuur geschapen terwijl U hem van klei hebt


geschapen.” (13) Hij (Allah) zei: “Daal af uit dit


Paradijs, het is niet aan jou om hier hooghartig te zijn.


Ga weg, want jij bent iemand die vernederd en


verworpen is.” (14) Hij (Iblies) zei: “Geef mij uitstel tot


de Dag waarop zij allen herrijzen.” (15) Hij (Allah) zei:


“Jij bent één van degenen die uitstel heeft gekregen (tot


aan de eerste bazuinstoot).” (16) Hij (Iblies) zei: “En


omdat U mij hebt doen dwalen, zal ik hen (de kinderen


van Adam) belemmeren op het rechte Pad (dat naar U


leidt). (17) Vervolgens benader ik hen langs voor en


langs achter, van links en van rechts.*5F


6 En de meesten


*6 Volgens Ibn ‘Abbaas is het voor Iblies onmogelijk om de mens langs boven te


benaderen omdat niets of niemand zich tussen een dienaar en Allah’s genade kan


plaatsen.


Hoofdstuk soera 7 Al-A’rāf – De Hoogten Deel Guz 8


189


van hen zult U niet als dankbare (gelovigen)


ontmoeten.” (18) Hij (Allah) zei (tegen Iblies): “Verlaat


dit (Paradijs) verworpen en uitgebannen. Wie van (de


mensheid) jou volgt, daar zal Ik zeker de Hel mee


vullen.” (19) “En, O Adam! Woon met je vrouw in het


Paradijs en eet wat jullie beiden wensen, maar nader


niet deze boom, want anders zullen jullie beiden tot de


onrechtvaardigen behoren.” (20) Toen fluisterde Satan


hen beiden gedachten in om datgene wat van hun


geslachtsdelen (eerder) verborgen was te onthullen. En


hij zei: “Jullie Heer heeft jullie deze boom slechts


verboden omdat jullie anders Engelen worden, of dat


jullie tot de onsterfelijken zullen behoren.” (21) En hij


(Satan) zwoer hen bij Allah: “Waarlijk, ik ben slechts


jullie oprechte adviseur.” (22) Waarlijk, hij bedroog


hen door misleiding. Toen zij van (de vruchten van) de


boom geproefd hadden, werd hun schaamte zichtbaar


en zij begonnen zich te bedekken met de aaneengeregen


bladeren van het Paradijs. En hun Heer riep hen


(zeggende): “Heb Ik jullie die boom niet verboden en


jullie verteld: “Waarlijk, Satan is een openlijke vijand


voor jullie?” (23) Zij zeiden: “O Heer, wij hebben


onszelf onrecht aangedaan. Als U ons niet vergeeft en


ons Uw genade niet schenkt, dan zullen wij zeker tot de


verliezers behoren.” (24) Hij (Allah) zei: “Daal af,


jullie zijn elkaars vijanden. Op aarde zal er een


woonplaats voor jullie zijn en genieting voor een zekere


tijd.” (25) Hij zei: “Daarop zullen jullie leven en daarop


zullen jullie sterven en daaruit zullen jullie tevoorschijn


worden gebracht.” (26) O, Kinderen van Adam! Wij


hebben jullie kleding gegeven, zodat jullie jezelf


kunnen bedekken en versieren. Maar de kleding van de


rechtvaardigheid is beter. Dit is onder de Tekenen van


Hoofdstuk soera 7 Al-A’rāf – De Hoogten Deel Guz 8


190


Allah, dat zij het overdenken. (27) O Kinderen van


Adam! Laat Satan jullie niet bedriegen (door hem te


volgen) want hij heeft ervoor gezorgd dat jullie ouders


het Paradijs moesten verlaten en hij heeft hen van hun


kleding ontdaan om hun geslachtsdelen te tonen.


Waarlijk, hij (de duivel) en zijn aanhangers zien jullie


van waar jullie hen niet zien. Waarlijk, Wij hebben de


duivels aangesteld als helpers (en zielsverwanten) van


de ongelovigen. (28) En als zij een kwade daad begaan


zeggen zij: “Onze vaders hebben het ook gedaan en


Allah heeft het ons bevolen.” Zeg (O Mohammed):


“Neen, Allah beveelt nooit een kwade daad.” Zeggen


jullie iets van Allah waar jullie geen weet van hebben?”


(29) Zeg: “Mijn Heer heeft rechtvaardigheid bevolen en


(zegt) dat jullie slechts Hem moeten aankijken in elke


plaats van aanbidding, in gebeden en slechts Hem


aanroepen en je godsdienst oprecht aan Hem wijden


door in de aanbidding Hem geen deelgenoten toe te


kennen en met de intentie dat jullie jullie daden slechts


voor Allah verrichten. Zoals Hij jullie de eerste keer


heeft geschapen, zo zullen jullie terugkeren. (30) Er is


een groep die Hij geleid heeft en een groep die het


verdiend dwalend te zijn (omdat) zij zeker de duivels


als bondgenoten hebben genomen in plaats van Allah


en dachten dat zij geleid waren. (31) O Kinderen van


Adam, kleedt jullie goed en mooi voor het gebed (en bij


de rondgang van de Ka’ba). En eet en drink (wat jullie


maar willen), maar verspil niet door buitensporigheid.


Voorzeker, Hij houdt niet van de verkwisters. (32) Zeg


(O Mohammed): “Wie heeft de versiering met kleding,


door Allah gegeven, en wat Hij voor Zijn slaven


gemaakt heeft en het goede van het eten, verboden


verklaard?” Zeg: “Dit is op de Dag der Opstanding


Hoofdstuk soera 7 Al-A’rāf – De Hoogten Deel Guz 8


191


uitsluitend voor degenen die geloofden tijdens het


wereldse leven.” Dus leggen Wij de islamitische wetten


precies uit voor de mensen die kennis hebben.” (33)


Zeg: “(Mijn Heer heeft slechts de zedeloosheden


verboden, wat er openlijk van is en wat er verborgen is,


en de zonde; en de overtreding zonder recht; en dat


jullie Allah deelgenoten (in de aanbidding) toekennen,


waarvoor Hij geen toestemming heeft gegeven en


zaken over Allah zeggen waar jullie geen kennis over


hebben.” (34) En elk volk heeft zijn aangewezen tijd:


als die tijd is aangebroken, dan kunnen zij het geen


moment uitstellen noch vervroegen. (35) O, Kinderen


van Adam! Als er Boodschappers tot jullie komen


vanuit jullie midden, voor jullie Mijn verzen reciterend,


dan zal voor ieder die vroom en rechtvaardig wordt


geen vrees zijn, noch zullen zij bedroefd zijn. (36)


Maar degenen die Onze Tekenen verwerpen en hen


arrogant behandelen, zij zullen de bewoners van het


Hellevuur zijn en zij zullen daarin voor altijd


verblijven. (37) Wie is er onrechtvaardiger dan degenen


die een leugen over Allah hebben verzonnen of die Zijn


tekenen verwerpen? Zij zijn degenen die door hun


aandeel in het Boek (der beslissingen) getroffen


worden, tot Onze boodschappers tot hen komen en hun


ziel nemen, zij (de Engelen) zullen zeggen: “Waar zijn


degenen die jullie gewoonlijk naast Allah aanriepen.”


Zij zullen antwoorden: “Zij zijn verdwenen en hebben


ons verlaten.” En zij zullen tegen zichzelf getuigen dat


zij ongelovigen waren. (38) (Op de Dag der


Opstanding) zegt (Allah): “Treedt toe tot de volkeren


van Djinn en mensen die (reeds zijn heengegaan en)


jullie zijn voorgegaan in de Hel.” Telkens wanneer een


nieuw volk naar binnen gaat, vervloekt het zijn


Hoofdstuk soera 7 Al-A’rāf – De Hoogten Deel Guz 8


192


broedervolk (dat voor hen ging), tot zij allen tezamen in


het Vuur zijn. De laatste van hen zal over de eerste


zeggen: “Onze Heer! Deze heeft ons misleid, geef hem


een dubbele bestraffing van het Vuur.” Hij zal zeggen:


”Voor ieder van jullie is er een dubbele (bestraffing),


maar jullie weten het niet.” (39) De eerste van hen zal


tegen de laatste van hen zeggen: “Jullie waren niet


beter dan ons, proef dus de bestraffing die jullie


verdienen.” (40) Waarlijk, degenen die Onze Tekenen


naast zich neer leggen en ze met arrogantie behandelen,


voor hen zullen de poorten van de hemel zich niet


openen en zij zullen het Paradijs niet binnengaan tot de


kameel door het oog van de naald gaat. Zo vergelden


Wij de misdadigers. (41) Er zal een bed van Hellevuur


zijn en zij worden met het (Hellevuur) bedekt. Zo


vergelden Wij de onrechtvaardigen. (42) En degenen


die geloven en goede daden verrichten: Wij belasten


niemand (van hen) boven zijn vermogen, zij zijn de


bewoners van het Paradijs. Zij zullen daarin eeuwig


verblijven. (43) En Wij zullen uit hun harten gevoelens


van haat en pijn verwijderen; rivieren stromen onder


het Paradijs. En zij zullen zeggen: “Alle lof en dank is


aan Allah, Die ons hiertoe geleid heeft, nooit hadden


wij de Leiding kunnen vinden, ware het niet dat Allah


ons geleid heeft! Waarlijk, de Boodschappers van Onze


Heer zijn met de Waarheid gekomen.” En er zal tot hen


geroepen worden: “Dit is het Paradijs, dat jullie hebben


geërfd wegens wat jullie plachten te doen.” (44) En de


bewoners van het Paradijs zullen tegen de bewoners


van het Vuur roepen: “Wij hebben zeker ontdekt dat het


waar is wat onze Heer ons beloofd heeft; hebben jullie


ook ontdekt dat het waar is wat jullie Heer jullie


beloofd heeft?” Zij zullen zeggen: “Ja” Dan zal een


Hoofdstuk soera 7 Al-A’rāf – De Hoogten Deel Guz 8


193


roeper tussen hen verklaren: “De vloek van Allah is


over de onrechtvaardigen.” (45) Zij zijn degenen die


(de mens) op het Pad van Allah hinderen en die wensen


dat hij krom was. En zij geloven niet in het


Hiernamaals. (46) En tussen hen zal een afscheiding


zijn en op de hoge muren zullen mensen zijn, die allen


zullen herkennen door hun kenmerken. Zij roepen naar


de bewoners van het Paradijs: “Vrede zij met jullie!” en


op die tijd zijn zij het Paradijs nog niet binnengegaan,


maar zij hopen zeker daar naar binnen te gaan. (47) En


als hun ogen zich tot de bewoners van het Vuur richten,


zullen zij zeggen: ”Onze Heer! Zet ons niet bij de


mensen die onrechtvaardig zijn.” (48) En als de mensen


van de muur de mensen herkennen aan hun kenmerken


roepen zij: “Jullie grote getale noch jullie arrogantie


waren jullie tot nut” (49) (Zij die op de muren zitten


zeggen:) “Zijn dit (de gelovigen) degenen waarvan


jullie zwoeren dat Allah hen nooit genade zou tonen?


(Let op! Er is tegen hen gezegd): “Ga het Paradijs


binnen, geen angst zal jullie treffen noch zullen jullie


bedroefd zijn.” (50) En de bewoners van het Vuur


zullen tegen de bewoners van het Paradijs roepen: “Giet


over ons wat water of iets waarmee Allah jullie


voorzien heeft.” Zij zullen zeggen “Beiden heeft Allah


voor de ongelovigen verboden.” (51) (Zij zijn) Degenen


die hun godsdienst als plezier en vermaak


beschouwden, en degenen die bedrogen zijn door het


wereldse leven. Dus op deze dag zullen Wij hen


vergeten, zoals zij de ontmoeting op deze dag vergaten


en omdat zij Onze Tekenen verwierpen. (52) Zeker,


Wij hebben tot hen een Boek gebracht, wat Wij


nauwkeurig met kennis uitlegden: als Leiding en als


een Genade voor de mensen die geloven. (53) Wachten


Hoofdstuk soera 7 Al-A’rāf – De Hoogten Deel Guz 8


194


zij alleen maar op de uiteindelijke vervulling van de


gebeurtenis? Op de Dag dat de gebeurtenis uiteindelijk


vervuld is, zullen degenen die het vroeger negeerden


zeggen: “Waarlijk, de Boodschappers van Onze Heer


kwamen tot ons met de Waarheid: zijn er nu


bemiddelaars voor ons, zodat zij kunnen bemiddelen?


Of kunnen wij (naar de aarde) teruggestuurd worden,


zodat wij daden kunnen verrichten anders dan de daden


die wij deden?” Waarlijk, zij hebben zichzelf verloren


en datgene wat zij verzonnen is van hen verdwenen.


(54) Waarlijk, jullie Heer is Allah, Die de hemelen en


de aarde in zes dagen heeft geschapen. Vervolgens


zetelde Hij zich op de Troon. Hij bedekt de nacht met


de dag, die hem snel opvolgt en (Hij schiep) de zon, de


maan en de sterren, zijn onderworpen aan Zijn bevel.


Zeker, aan Hem is de schepping en het bevel. Gezegend


zij Allah de Heer der Werelden. (55) Roep jullie Heer


aan in nederigheid en (met) zachtheid. Hij houdt niet


van de overtreders. (56) En sticht geen onheil op aarde,


nadat het geordend is en roep Hem met angst en hoop


aan. Zeker, Allah’s genade is dichtbij (en binnen


handbereik van) de weldoeners (die hun best doen in


het zuiveren van hun intenties en daden). (57) En Hij is


Degene Die de winden zendt als aankondigers van


goede berichten, voorafgaand aan Zijn Barmhartigheid


(regen). Zodat wanneer zij de zware wolken hebben


opgeheven, Wij die naar een dorre streek drijven,


waarna Wij daaruit water doen neerdalen, waarmee Wij


dan allerlei soorten vruchten voortbrengen. Zo wekken


Wij de doden op. Hopelijk laten jullie je vermanen.


(58) De plantengroei van een goed land komt voort


door de toestemming van zijn Heer. En datgene wat


slecht is (onvruchtbaar), brengt niets anders voort dan


Hoofdstuk soera 7 Al-A’rāf – De Hoogten Deel Guz 8


195


een geringe hoeveelheid. Zo leggen Wij de Tekenen uit


voor de mensen die dankbaar zijn. (59) Voorwaar, Wij


hebben Noah naar zijn volk gestuurd en hij zei: “O,


mijn volk! Aanbidt Allah! Jullie hebben geen andere


god behalve Hem. Zeker, ik vrees voor jullie de


bestraffing van de grote dag!” (60) De leiders van zijn


volk zeiden: “Waarlijk, wij zien jou in grote dwaling.”


(61) (Noah) zei: “O, mijn volk! Ik verkeer niet in


dwaling, maar ik ben een Boodschapper van de Heer


van de wereldwezens! (62) Ik verkondig aan jullie de


Boodschappen van mijn Heer en geef jullie het


oprechte advies. En ik weet van Allah wat jullie niet


weten. (63) Zijn jullie niet verbaasd dat er van jullie


Heer een Vermaning is gekomen door een man uit


jullie midden? Dat hij jullie kan waarschuwen, opdat


jullie Allah vrezen en dat jullie genade mogen


ontvangen. (64) Maar zij negeerden hem, waarna Wij


hem redden en degenen die met hem waren in het


schip. En Wij verdronken degenen die Onze Tekenen


negeerden. Zij waren zeker een blind volk. (65) En tot


(het volk van) ‘Ad (stuurden Wij) hun broeder Hoed.


Hij zei: “O, mijn volk! Aanbidt Allah! Jullie hebben


geen andere god dan Hem. Zullen jullie (Allah) niet


vrezen?” (66) De leiders van degenen die onder zijn


volk ongelovig waren, zeiden: “Waarlijk, wij zien jou


in dwaasheid en waarlijk, wij denken dat jij één van de


leugenaars bent.” (67) (Hoed) zei: “O, mijn mensen! Er


is geen dwaasheid in mij, maar ik ben een


Boodschapper van de Heer der Werelden. (68) Ik


verkondig jullie de Boodschappen van Mijn Heer en ik


ben een betrouwbare raadgever voor jullie.” (69) Zijn


jullie niet verbaasd dat er van jullie Heer een


vermaning is gekomen door een man uit jullie midden,


Hoofdstuk soera 7 Al-A’rāf – De Hoogten Deel Guz 8


196


om jullie te vermanen? En gedenk dat Hij jullie tot de


opvolgers van het volk van Noah heeft gemaakt en


jullie rijkelijk in kracht heeft laten toenemen. Gedenk


dus de gunsten van Allah, zodat jullie mogen slagen.


(70) Zij zeiden: “Jij bent tot ons gekomen, zodat wij


alleen Allah zouden aanbidden en zouden verzaken wat


onze voorouders aanbaden? Breng ons datgene


waarmee je ons bedreigd hebt, als je waarachtig bent.”


(71) (Hoed) zei: “Bestraffing en de toorn van jullie


Heer is reeds over jullie gekomen. Redetwisten jullie


maar met mij over de namen die jullie hebben genoemd


– jullie en jullie vaderen, zonder gezag van Allah?


Wacht dan, ik ben onder jullie ook wachtend.” (72) Dus


hebben Wij hem (Hoed) gered en degenen die bij hem


waren door een genade van Ons en Wij hebben de


wortels afgesneden van degenen die Onze Tekenen


negeerden en zij waren geen gelovigen. (73) En tot het


(volk van) Thamoed (stuurden Wij) hun broeder Shālih


(met het woord van tawhied). (In oprechtheid) zei hij:


“O, mijn volk! Aanbidt Allah (alléén), (want) er is voor


jullie geen andere god dan Hij. Voorwaar, er is tot jullie


een duidelijk Teken van jullie Heer gekomen (dat niets


of niemand recht heeft op jullie aanbidding dan Allah).


(Als bewijs van zijn profeetschap deed Allah een


vrouwtjeskameel verschijnen van tussen de rotsen).


Deze vrouwtjeskameel van Allah is een Teken voor


jullie (en zal als argumen voor of tegen jullie gebruikt


worden). Laat haar dus grazen (en drinken zoveel ze


maar wil) op Allah’s aarde (op de vastgelegde dagen).


Kwets haar niet (en maak het haar niet moeilijk), anders


zal jullie een pijnlijke bestraffing ten deel vallen. (74)


“En gedenk dat Hij jullie tot opvolgers aanstelde na (de


ondergang van) de ‘Ad en Hij jullie op aarde vestigde.


Hoofdstuk soera 7 Al-A’rāf – De Hoogten Deel Guz 8


197


En jullie bouwden voor jezelf paleizen op de vlakten en


groeven huizen uit de bergen. Overdenk dus de gunsten


van Allah en sticht geen onheil op aarde. (75) De


leiders van degenen die onder zijn mensen arrogant


waren, zeiden tot de nederigen onder hen die geloofden


”Weten jullie dat Shālih door zijn Heer gestuurd is?”


Zij zeiden: “Wij geloven inderdaad in datgene waarmee


hij gestuurd is.” (76) De arroganten zeiden: “Waarlijk,


wij geloven niet in datgene waar jullie in geloven.” (77)


Dus sneden zij de hielpezen van de vrouwtjeskameel


door en schaamteloos ontkenden zij het bevel van hun


Heer en zeiden: “O Shālih! Breng je bedreigingen als je


waarlijk één van de Boodschappers bent.” (78) Dus


greep de aardbeving hen en zij lagen uitgestrekt op de


grond in hun huizen. (79) Toen keerde hij zich van hen


af en zei: “O, mijn volk! Ik heb zeker de Boodschap


van mijn Heer aan jullie verkondigd en heb jullie een


goed advies gegeven maar jullie houden niet van goede


adviseurs.” (80) En (gedenk) Loeth, toen hij tegen zijn


volk zijn: “Plegen jullie de ergste zonden zoals geen


vόόr jullie van de wereldwezens gepleegd heeft?” (81)


Waarlijk, jullie oefenen jullie lusten op mannen uit in


plaats van vrouwen. Nee, jullie zijn het volk dat de


grenzen overschrijdt.” (82) En het antwoord van zijn


volk was slechts dat zij zeiden: “Verjaag hen (Loeth en


zijn volgelingen) uit jullie stad, dit zijn zeker mannen


die rein willen zijn!” (83) Toen redden Wij hem en zijn


gezin behalve zijn vrouw; zij was één van degenen die


achterbleef. (84) En Wij lieten regen (van stenen) op


hen neerdalen. Zie dan wat het einde van de


misdadigers was. (85) En tot (het volk van) Madyan


(stuurden Wij) hun broeder Shoe’aib. Hij zei: “O, mijn


volk! Aanbidt Allah, jullie hebben geen andere god dan


Hoofdstuk soera 7 Al-A’rāf – De Hoogten Deel Guz 8


198


Hem. Voorwaar er is tot jullie een duidelijk Teken van


jullie Heer gekomen; geef dus de volle maat en het


volle gewicht en benadeel de mensen niet met hun


zaken en sticht geen onheil op aarde nadat het geordend


is, dat is beter voor jullie als jullie gelovigen zijn.” (86)


En zit niet op iedere weg, terwijl jullie degenen die in


Hem geloven bedreigen en afhouden van het Pad van


Allah, wensend dat het krom was. En gedenk toen jullie


met weinigen waren en Hij jullie talrijk deed worden.


En zie hoe het einde van de verderfzaaiers was. (87) En


er is een gedeelte van jullie die gelooft in wat mij


gezonden is en een ander gedeelte gelooft niet, wees


dus geduldig tot Allah tussen jullie oordeelt en Hij is de


beste Beoordeler. ۞


(88) De leiders van degenen die arrogant onder hun


mensen waren zeiden: “Wij zullen je zeker uit onze


stad, verdrijven O, Shoe’aib en ook degenen die in jou


geloofden, tenzij jullie tot onze godsdienst terugkeren.”


Hij zei: “Ook al haten wij het!” (89) Wij zouden een


leugen over Allah hebben verzonnen als wij tot jullie


godsdienst zouden terugkeren, nadat Allah ons daarvan


gered heeft. En het is niet aan ons om terug te keren


tenzij Allah, onze Heer dat wil. Onze Heer omvat alle


zaken in Zijn kennis. In Allah leggen wij ons


vertrouwen. Onze Heer! Oordeel tussen ons en onze


mensen in waarheid, want U bent de Beste van de


Oordelaars. (90) De leiders van de ongelovigen onder


de mensen zeiden: “Als jullie Shoe’aib volgen, wees er


dan zeker van dat jullie verliezers zijn!” (91) Dus greep


een aardbeving hen en zij lagen dood uitgestrekt in hun


huizen. (92) Degenen die Shoe’aib negeerden werden


(zo vernietigd) alsof zij daar nooit gewoond hadden.


Degenen die Shoe’aib negeerden werden de verliezers.



Recente berichten

WIE HEEFT HET UNIVERS ...

WIE HEEFT HET UNIVERSUM GESCHAPEN? EN WIE HEEFT MIJ GESCHAPEN? EN WAAROM?

De Islam is de religi ...

De Islam is de religie van de Heer der Werelden

DE ISLAM IS DE RELIGI ...

DE ISLAM IS DE RELIGIE VAN DE HEER DER WERELDEN

EEN BOODSCHAP VAN EEN ...

EEN BOODSCHAP VAN EEN MOSLIMPREKER AAN EEN CHRISTEN